Het wettelijk pensioen houdt steeds minder ouderen uit de armoede. Alleen een verhoging van de minima zal daar weinig aan verhelpen.

door Patrick Martens

‘Pensioenen moeten niet alleen armoede bij gepensioneerden voorkomen, ze moeten mensen ook in staat stellen na pensionering tot op zekere hoogte de levensstandaard te behouden die ze tijdens hun beroepsloopbaan genoten hebben.’ Dat schrijven Bea Cantillon (Universiteit Antwerpen) en twee andere academici in het jongste nummer van het Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid. Uit hun bijdrage blijkt dat die dubbele ambitie niet gerealiseerd wordt. Integendeel, met de inkomenssituatie van veel gepensioneerden gaat het van kwaad naar erger.

Om het tij te doen keren, zwaait minister van Pensioenen Marie Arena (PS) – ze beschikt in 2008 over een totaal pensioenbudget van 30 miljard euro (werknemers, zelfstandigen, ambtenaren, sociale bijstand) – met een povere beleidsnota van amper vijf bladzijden. Daarin worden pensioenverhogingen voor niet eens 95 miljoen euro aangekondigd. Er is intussen geen lid van de regeringsmeerderheid dat zichzelf nog niet op de borst geklopt heeft voor dit koopkrachtgebaar richting gepensioneerden.

Deze inspanning verbleekt bij de vaststellingen van Cantillon en haar collega’s. Om te oordelen over de effecten van het Generatiepact van 2005 (met onder meer een pensioenbonus voor wie langer werkt en een procedure om de uitkeringen welvaartsvast te maken), is het volgens hen te vroeg. Maar dat pact kan onmogelijk al ‘de sluipende verlaging’ van de wettelijke pensioenen hebben rechtgezet. Niet alleen zijn die pensioenen van de laagste in de geïndustrialiseerde landen, volgens prognoses van het Federaal Planbureau zullen ze ook steeds meer achterop raken bij het inkomen van mensen die werken. Nu al is daardoor een kwart van de 65-plussers arm. Tegen 2020 dreigt meer dan 40 procent van de 75-plussers in de armoede verzeild te raken. Een corrigerende sociale bijstandsingreep (de zogeheten Inkomensgarantie voor Ouderen) doet het pensioenstelsel bovendien mee evolueren naar een lage basisuitkering voor iedereen. ‘Als Achilles sneller loopt dan de schildpad, dan haalt Achilles op een gegeven moment de schildpad bij’, aldus Cantillon en co.

Uit hun berekeningen blijkt eveneens dat de huidige bijdragen voor een aanvullend pensioen van de lagere en middeninkomens (via bedrijfs- en sectorale afspraken) te klein zijn om de levensstandaard van deze gepensioneerden betekenisvol te verbeteren. Nochtans kosten de aanvullende pensioenregelingen jaarlijks enkele miljarden aan de overheid, die volgens de drie academici ook zouden kunnen dienen voor een versterking van de eerste, wettelijke pensioenpijler. Minstens even onrustwekkend vinden ze dat de federale overheid er niet in slaagt om in de cruciale periode 2001-2010 genoeg te sparen om de kosten van de vergrijzing op te vangen. De jongste waarschuwing van de Hoge Raad van Financiën bevestigt dit alleen maar: als de regering-Leterme het geweer niet van schouder verandert, zal er tegen 2011 bijna 6 miljard euro te weinig opzijgelegd zijn.

‘De tijd om te handelen is beperkt’, besluiten Cantillon en co. Het enige antwoord van de regering tot nu toe is dat er dit najaar een ‘Nationale Conferentie voor de Pensioenen’ komt. Maar dan moet ze uiteraard eerst haar eigen deadline van 15 juli overleven. De schildpad houdt haar hart vast.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content