In ‘De helaasheid der dingen’, zijn nieuwe autobiografische roman, geeft zwarte romanticus Dimitri Verhulst de diepste misère een gouden glans. Je zou voor minder een proletaar willen worden.

‘We schaamden ons, maar deden er niets aan.’ Dimitri Verhulst windt er in De helaasheid der dingen geen doekjes om. Misschien is het leven in de goot nog zo gek niet. Verhulst kan het weten en hij maakt er ook geen geheim van: hij werd als jonge tiener immers door de jeugdrechter in een vervangfamilie geplaatst, liep weg en kwam in een instelling terecht. Voor zijn moeder heeft hij geen goed woord over (‘loeders van moeders’) maar voor zijn grootmoeder des te meer. En de mannen? Zij drinken zich te pletter en maken van het leven een bizar feest zolang het duurt. Moraal van zijn politiek incorrecte verhaal: iedereen oefent zich in de ‘kunde van het kapotgaan’, alleen slagen sommigen daar beter in dan anderen.

Verhulst heeft in deze roman alle ingrediënten van zijn vroegere verhalenbundels en romans bij elkaar geshaket om het mythische Reetveerdegem van zijn jeugd voorgoed in de literaire annalen te schrijven. Reetveerdegem is de anus van Vlaanderen, een plaats waar alleen mislukkelingen wonen: ‘Het trof ons voor de zoveelste maal dat alles van schoonheid er wegging of kapot moest.’ En toch groeien er bloemen van een bijzondere schoonheid op deze mestvaalt. Neem nu het beter gesitueerde Brusselse nichtje van de jeugdige verteller die aanvankelijk met een zeker dedain neerkijkt op het proletarische milieu. Zij laat zich meetronen naar het plaatselijke café waar ze ten slotte helemaal uit de bol gaat en obscene liedjes begint mee te zingen.

Verhulst heeft een verteltoon die doet denken aan de jonge Herman Brusselmans en de jonge Gerard Reve, en ook Boontje is niet ver uit de buurt. Met een uitgestreken, clownesk gezicht bericht het ik-personage als een volleerde stand-upcomedian over de meest uitzinnige situaties. Soms gaat hij daarbij over de schreef en wordt het te grotesk, maar meestal weet hij de laconieke registratie van diepdroevige taferelen zo lang vol te houden tot de somberheid kantelt in luchtige, haast superieure vrolijkheid. Een beetje zoals bij de slapstickscènes in de stomme komische film van vroeger. Zo komt een van de mannen van het gezin Verhulst op het idee om een Tour de France voor drankorgels te organiseren. Noem het een ‘ganzenspel voor varkens’. Met namaakrenners wordt de Tour elke dag overgedaan, met dat verschil dat bij elke 5 kilometer een glas bier moet worden gehesen. Bij bergritten stijgt het alcoholische percentage van de dranken en wordt er wodka, whisky en cognac op het spel gezet. Grootmoeder is verguld dat een van haar zonen de ‘sportieve’ toer opgaat. Hij gaat immers dagelijks trainen, zoals hij haar verzekert. Hij krijgt zelfs een mooie koersfiets cadeau voor zoveel volgehouden ijver. Tot op een dag de politie ten huize Verhulst komt aankloppen, want haar zoon is met een delirium tremens in het ziekenhuis opgenomen, waarop zij: ‘Zijt ge daar nu weer met uw Latijn. Dat is altijd hetzelfde met u. Als gij per se Latijn wilt spreken, dan moet ge maar sigaren gaan roken met de pastoor.’ En ze gooide de deur dicht voor de neus van de politieman.

Dergelijke taferelen hebben een hoog Urbanus-gehalte. Urbanus sympathiseert eveneens met de Vlaamse underdog. Maar Verhulst kleedt hem ook uit, zoals in het geval van zijn moeder, die van het afpingelen bij alles en nog wat een echte levensstijl heeft gemaakt: ‘Een studerende gehandicapte bejaarde. Dat moest voor mijn moeder het ultieme zijn, mismaakt te zijn ter waarde van drie cumuleerbare kortingen.’ Soms suggereert hij een moment van verlossing, zoals die keer dat zijn vader een ontwenningskuur heeft gevolgd. Vader belooft zelfs te komen supporteren voor zoonlief tijdens het veldlopen. Hoe dat afloopt, valt enigszins te verwachten, maar toch niet helemaal. Het slot van de roman toont de verteller op zijn beurt als vader die er niets van bakt, want hij is al gescheiden nog voordat hij echt getrouwd was. Hij brengt zijn zoontje na het weekend naar zijn ex en wil toch nog een keer zijn ooms bezoeken. De kloof tussen vroeger en vandaag is onomkeerbaar. Hij probeert het ijs te breken, maar slaagt er niet in, tot zijn ooms dan maar zelf het initiatief nemen en het zoontje tegen de zin van zijn vader aan de gokautomaat zetten en een mazout (bier met cola) laten proeven. Resultaat: 1500 euro klaterende winst en een jongetje dat definitief de smaak te pakken heeft van het wilde, ongetemde leven.

Verhulst serveert zijn hilarische calvarietocht in twaalf staties. Over de gebeurtenissen zweeft de geest van de heilige Roy Orbison, die met een aandoenlijke cool de grootste smartlappen aannemelijk en populair wist te maken. Een van de aangrijpendste hoofdstukken in het boek heet ‘Alleen de allenen’, letterlijk vertaald naar Orbisons grootste platensucces, Only the lonely. De deurwaarder is zonet de televisie komen halen; de televisie, zo Verhulst, ‘open haard van de armen van geest’. Net op de avond dat crooner Orbison live te horen zou zijn geweest. Voordat de deurwaarder de tv buiten sleept, wordt ze nog afgestoft door grootmoeder. Daarom moet de familie op zoek naar een nieuwe televisie en kloppen ze noodgedwongen aan bij de armsten der armen. Ze komen terecht bij een Iraans gezin waar op de tonen van Orbison een knotsgekke party losbreekt. Bij wijze van cadeau geven ze hun gastheer een sanseveria en bij wijze van bedankje na de tv- en drinkavond, reciteert mevrouw Sawasj enkele versregels, waaronder het mysterieuze ‘onder water zijn alle lege flessen vol’. Papa Verhulst is diep onder de indruk van zoveel wijsheid en zo is het ook vaak met dit boek. Net wanneer je denkt dat Verhulst nu toch wel erg ver gaat in zijn verheerlijking van het miserabilisme, staat daar een zin te blinken die te denken geeft: ‘Herinnering is de troostende stuiptrek van een leven, een hogere soort van nageboorte.’ Zijn personages willen ‘Olympiërs zijn voor even’. Het pilsbier wordt dan nectar en de bloemkool ambrozijn. En de stemming zwaar poëtisch, zoals bij het betere drankfestijn. Ja, Verhulst lezen heeft duidelijk een stimulerende werking.

DIMITRI VERHULST, ‘DE HELAASHEID DER DINGEN’, UITGEVERIJ CONTACT, AMSTERDAM, 208 BLZ., A 18,90.

Dimitri Verhulst (33) is Aalstenaar, zoals zijn idool Louis Paul Boon. Zijn mythische Reetveerdegem is alleszins geënt op de carnavalstad en duikt al op in zijn debuut De kamer hiernaast (1999). In zes jaar tijd publiceerde hij twee romans: Niets, niemand en redelijk stil (2000) en De verveling van de keeper (2002), een dichtbundel Liefde, tenzij anders vermeld (2001) en twee reportageachtige boeken: Problemski Hotel (2003) en Dinsdagland (2004).

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content