Brussel 2000, en nog een fototentoonstelling over de stad.

Foto’s zijn relatief goedkoop. Voor hetzelfde geld kan men meer hangen. Andere kunstwerken zijn lastiger en duurder. En er is nog een voordeel: op foto’s zien we meestal nog dingen die we herkennen. Iets herkennen, is makkelijk en plezant. Het ontslaat ons van de drang om de betekenis te zoeken of zelfs om iets te accepteren. Meestal zijn foto’s gewoon oké. Ze zijn gewild. Zo komt het dat in het kader van Bruxelles/Brussel 2000 er opnieuw een fototentoonstelling is geopend, de vijfde inmiddels, en het is weer een grote.

Bruxelles/Brussel 2000 is zoals Brussel zelf; het marcheert niet goed. De tentoonstelling had vertraging, want het gebouw was niet klaar. Zelfs twee dagen na de opening was men er nog aan het schuren en het slijk van de trappen aan het dweilen (met veel te weinig water). Continu, want het stof van de werken zit overal, het vormt in combinatie met water een dikke slijkpap, en de bezoekers voor de tentoonstelling stappen erdoor, het is onvermijdelijk, en zo wordt het nooit schoon. De foto’s hangen op de vierde en vijfde verdieping en we zien geen lift, we verontschuldigen ons voor de vuile voeten bij de mannen met de zwabbers.

Het loont de moeite, want het is een prachtige tentoonstelling. Werk van 37 fotografen (of, om niemand te affronteren, kunstenaars die het medium fotografie gebruiken). Ze geven hun visie op het stadsleven, ze knipten er stukjes uit of creëerden uitdagende beelden die met de stad te maken hebben. Het zijn meestal foto’s, maar ook projecties, installaties en video’s. De foto’s zijn open en helder opgehangen, per fotograaf. En er is een circuit, er zit een lijn in deze expositie, die vertrekt bij het tot stand komen van het stadsweefsel over het onderzoek naar de grenzen tot de installatie Glooscap van Alain Bublex, een soort kaartsysteem uit de archieven, een stedelijke droom.

Midden het parcours, op de vierde verdieping, hangt een enorme foto. Twee meter hoog en vier meter lang. Het is het haakse beeld van een flatgebouw in Montparnasse met 1706 vensters. De foto is van Andreas Gursky en hij is in 1993 gemaakt. De foto is nu eigendom van de Deutsche Telekom Immobilien und Service Gmbh in Bonn. Ongeveer tweederde van de vensters is afgedekt met een gordijn, maar bij vele honderden vensters kunnen we nog binnenkijken, we zien er weinig, een schemerlamp, of een zetel, scheef, of een vaas met bloemen, een enkele keer ook een schildersezel, en op de zesde verdieping, niet ver van het midden ook ergens een oude man, met een lichtbruine pull, hij kijkt naar buiten, misschien ziet hij wel de fotograaf. Het beeld is vreselijk haaks, de hoeken vormen precies negentig graden. Beneden, op de grond, staan er wel enkele bomen een beetje scheef, maar het hindert niet, ze zijn namelijk zeer klein. De foto toont veel en weinig, hij toont vooral de oppervlakte en maakt de intimiteit van de oude man op de zesde verdieping belachelijk.

Brussel live

Het zijn meestal geen foto’s van Brussel, een enkele keer wel. De foto’s worden geacht de stad in vraag te stellen, de groei te evalueren, het gebeuren te beschouwen. De meeste foto’s zijn groot. Dat is nu zo, foto’s worden vaste, kleurige, scherpe kwaliteitsbeelden en ze concurreren op die manier met de vluchtige, onscherpe televisiebeelden. Als er dan toch kleine beelden zijn, dan vallen ze op. Zo is er een reeks van 10 kleine fotootjes, niet hoger dan een paar centimeter: People in Paris. Het zijn sterke uitvergrotingen van nietige mensen. Onscherpe, korrelige beelden van figuurtjes die van bovenuit gefotografeerd werden. Ze stappen en het is alsof ze tegen de grond kleven. De figuurtjes zijn onherkenbare mensen, voorbijgangers, ze krijgen gedurende een tiende van een seconde onze aandacht. Dit simpele werk van de Engelse fotograaf Don Brown is misschien wel vrijblijvend, maar het krijgt in deze constellatie meer dan gewone aandacht.

De tentoonstelling heeft plaats in het hoofdcentrum van de Bruxelles/Brussel 2000-organisatie. Vroeger was het gebouw het warenhuis voor huishoudtoestellen Vanderborght aan de uitgang van de Sint-Hubertusgalerij. De verdiepingen zijn gebouwd rond een centrale open ruimte en binnenin zijn er ramen tot op de grond. Zo kunnen we naar de andere bezoekers kijken. Aan de zijkant zijn er ramen naar de straat. Vandaaruit zien we dan de Arenbergstraat en de uitgang van de galerij, en boven de huizen de skyline van Brussel en dichterbij een dakterras met witte plastic stoelen. Ik zie hoe de bezoekers van de tentoonstelling tussendoor ook door het raam kijken. Brussel heeft veel verdoken hoeken, plaatsen waar het uiteindelijk goed is om te leven, vanwaaruit men ver kan kijken, boven het gedruis. De mensen van het dakterras kunnen gratis een stuk van de tentoonstelling zien en de bezoekers van de tentoonstelling betaalden 250 frank om de foto’s te zien en ook Brussel, live.

Gênant scherp Antwerpen

De foto die John Davies maakte bij de hoek van de Minderbroedersrui in Antwerpen is enigszins onbetamelijk. Het is weliswaar een zwart-witfoto, maar hij is zeer herkenbaar en van een gênante scherpte. Het is een foto uit 1991 en de grond is nat. De slordig geklede man met zijn tas zou een bekende kunnen zijn, een Antwerpenaar met een snor, en de twee langharige figuren die de straat oversteken waren destijds misschien studenten aan de nabijgelegen Academie voor Schone Kunsten. Het lijkt onbetamelijk om tussen de grote beelden over het leven in New York en Tokio ook nog een ordinaire scherpe foto te zien van een kruispunt in Antwerpen. Meestal fotografeerde John Davies vanop hoge gebouwen en kwamen de mensen klein en overzichtelijk in beeld. Bij deze foto mikte hij vanuit een laag standpunt en van dichtbij. Op die manier worden de mensen echte mensen en vrezen we op den duur iemand te herkennen, dat zou de privacy schaden. Dit is toch een belangrijk gegeven bij het leven in de stad, dat al die mensen ervoor zorgen dat we niet herkend worden, dat we in de veelheid kunnen doen wat we willen doen, dat we naar keuze onszelf kunnen zijn of eenzaam.

De tentoonstelling toont het werk van bekende fotografen. Het zijn meestal heren en ze gaan bewust met het beeld om, vakbekwaam, vaak met grote technische camera’s, maar ook een beetje boven de hoofden. Terwijl fotografie eigenlijk het medium is van de intimiteit, zien we hier vooral de monumentale afstandelijke visie, ver van de persoonlijke beleving. De foto’s vormen samen een stad in de stad. De gehele expositie kunnen we beschouwen als een installatie van een macrostad, met verschillende naast elkaar getoonde prikkels, met roepende en vragende beelden. Daarbij werd ik bijzonder getroffen door het werk van Philip-Lorca Dicorcia. Het is een Amerikaanse fotograaf (hij woont in New York) die gebruikmakend van een of andere reflectie mensen uit de massa ‘licht’. Deze mensen zijn dan even anders dan de andere, maar ze gedragen zich zoals mensen zich in de grote massa gedragen, neutraal, ongenaakbaar, als met een masker. Dit is perfect het beeld zoals we het herkennen van de tochten langs de mensen, de vluchtige blikken, de bescherming van zichzelf, de gesloten manier van kijken.

Op dit moment lopen er vier grote fototentoonstellingen over Brussel en de stad. In het culturele centrum van Wallonië en het Brusselse Gewest, de Botanique, is er een heerlijke overzichtstentoonstelling met het werk van zeer veel fotografen die ooit Brussel hebben vastgelegd. Er zijn oude beelden, van halfweg de vorige eeuw tot de nieuwe combinaties van nu. Deze expositie is drievoudig het zien waard.

In de Karthuizersstraat is er een kleinere expositie met het werk van Christian Meynen die al fotograferend het verloop van de Zenne volgde. En in de IJskelders van Sint-Gillis, aan de gelijknamige straat, is er de combinatie van hedendaagse fotografen die Brussel als onderwerp hadden en op die manier hun eigen visie geven op deze stad.

Het valt op dat we bij al die tentoonstellingen vaak verschillend werk van dezelfde fotografen zien. Ook dat is een verschijnsel. De galeriefotografen zijn echte gespecialiseerde professionelen geworden, ook technisch, ze leveren deugdelijk en groot werk, ze organiseren het op tijd en hebben elk hun eigen specialiteit. In feite berust hun werk een beetje op marktonderzoek, ze weten hoe ze in de golven van de mode hun eigen territorium kunnen afbakenen en bekend worden binnen hun genre. Men zou het eigenheid kunnen noemen, of een eigen stijl, maar vaak is het bedachtzaamheid, berekening en gelukkig ook een beetje toeval.

‘Uitnodiging aan de Stad Centrum Brussel 2000’, Schildknaapstraat 50, 1000 Brussel. Van dinsdag tot zondag van 11 tot 19, donderdag tot 21 uur. Nog tot 4 juni.

Johan De Vos

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content