Het wonderjaar 1938. Elsschot schrijft Het Been, Kloos sluit zijn doos, en in het theater worden twee powervrouwen geboren. Een gesprek met Eva Bal en Chris Lomme, ondanks alles meisjes voor het leven.

Ze zijn oorlogskinderen. De ene groeide op met gevluchte Joodse kinderen in de Haagse kelder, de andere in de beschermende welvaart van het Kortrijkse bourgeoisiemilieu. De Nederlandse Eva Bal, née Eva Gerretsen, werd van thuis uit gestimuleerd om haar eigen weg te gaan in het theater. Lomme moest thuis vertrekken om van theater haar beroep te kunnen maken.

Vijftig jaar later turen ze samen naar een groot appartementsblok waar slechts één lichtje brandt. Achter dat verlichte raam kijkt een silhouet de nacht in. Dat beeld is het uitgangspunt van Het verdriet aan de overkant, een productie van de Gentse Kopergietery, waarvoor de jonge auteur Jan Sobrie – genomineerd voor de Vlaamse Cultuurprijs Jeugdtheater – de tekst schrijft.

Dames, de vraag is wat risqué maar toch: zit u weleens voor het raam?

ChrisLomme: No way!

EvaBal: O ja! Als kind zat ik dolgraag op de verwarming vlak bij het raam. Dan keek ik naar buiten. Achter me hoorde ik de stem van mijn moeder en de geluiden uit de keuken. Voor me zag ik de besneeuwde tuin met de vogeltjes. Achter die tuin reed tram 2, en er trippelde een vrouw in een kokerjurkje voorbij. Ik overzag de wereld van achter glas zonder dat ik me opgesloten voelde. Ik was zowel deel van de wereld achter me als van de wereld voor me. Ik kon elke wereld in- of uitstappen. Nu doe ik dat nog. Als we aan zee logeren, sta ik soms in het midden van de nacht op en ga bij het raam zitten. Dan luister ik naar de wind en voel me zowel in als uit de zee.

Dat gevoel zoekt u ook als theatermaakster, niet?

Bal: (knikt)Als zesjarige zat ik in een klas waar een opgezette meeuw met uitgespreide vleugels stond. Op een dag verstopte ik me tijdens de speeltijd achter die meeuw. Toen de kinderen terug de klas binnenkwamen, begon de meeuw te spreken. Hij vertelde over wat hij allemaal zag als hij boven de wereld vloog en hoe hij dan weer naar beneden suisde om deel uit te maken van dat leven. Om er zich vervolgens weer van los te maken.

Dat perspectief zoek ik ook in het theater. Werelden creëren is de essentie van mijn theatertaal. En ik wil in en uit die werelden kunnen vliegen. Daarom werd ik regisseur en geen actrice. Zelfs tijdens een opvoering zit ik het liefste op de allerlaatste rij. Van daaruit kan ik niet alleen het spel maar ook het publiek gadeslaan.

Mevrouw Lomme, u lijkt mij veeleer een vrouw van de actie.

Lomme: Dat is mijn aard. Als kind was ik een echte wildebras. Ik probeerde alles wat niet mocht. Ik wou alleen maar fantaseren, spelen en dansen. Studeren interesseerde me toen nog niet zo erg, de jongens des te meer. En het theater! Ik acteerde graag en veel in het amateurtheater. Zowel in het Frans, bij La Jeune Garde catholique, als in het Nederlands. Zo speelde ik Antigone, naar wie het toenmalige amateurgezelschap West-Vlaams Teater Antigone (nu Theater Antigone, nvdr) in Kortrijk is genoemd. Het gezelschap is in 1956 mede door mijn ouders opgericht.

Uw ouders gaven u het theater met de paplepel in?

Lomme: Dat kun je wel zeggen. Thuis bespeelde iedereen een instrument, en mijn ouders stonden ongelooflijk veel op de planken. Maar ze wilden niet dat ik van theater mijn beroep zou maken. Terwijl ik van niets anders droomde! Dus ging ik in Brussel studeren, en ik vond er de vrijheid.

Op zekere dag was ik op het juiste moment op de juiste plaats, en kreeg ik de rol van Marieke in Schipper naast Mathilde. Dat was mijn redding. De reeks betaalde mijn studie aan het Brusselse conservatorium. Later volgde ik ook privélessen bij Nand Buyl, en werd ik lid van het KVS-ensemble.

Was u daar gelukkig?

Lomme: Jazeker. Als jonge acteur is het een aanrader om in vast verband te kunnen werken. Dat is een godsgeschenk. Je hoeft alleen maar met theater bezig te zijn. Je kunt je volledig wijden aan de geplogenheden van het theater, de ontdekking van de filosofie van een huis, en de omgang met de ervaren acteurs. Maar na een tijdje moet je verder kunnen zoeken in andere theaters. Je moet nieuwe ideeën uitproberen. Ik heb vrijheid nodig, en daarom duurden die twintig jaar in de KVS me te lang. Maar ik was de vrouw van de directeur, en ik wou bij mijn man blijven.

Intussen trachtte ik wel een klein theater op te richten, een tweede KVS-plateau waar jonge Vlaamse auteurs zoals Johan Boone, René Verheezen en Rudi Geldof gespeeld zouden worden. Dat is jammerlijk mislukt.

Mevrouw Bal, in de tijd dat Chris Lomme in de KVS speelde, richtte u het Speeltheater op. Werd u ook grootgebracht met theater?

Bal: Theater was altijd aanwezig in ons gezin. Ik kom uit een artistiek en intellectueel milieu. Mijn moeder regisseerde soms en had zelf ook gespeeld. We hadden het niet breed. Maar het weinige geld dat mijn ouders bezaten, besteedden ze aan de ontplooiing van hun vijf kinderen. Telkens als ik naar het theater mocht, waande ik me in de zevende hemel. Ik trok mijn jurkje van tafzijde aan – dat ik deelde met mijn zus voor speciale gelegenheden -, en ik zette mijn vlecht hoog. Daar ging ik. Zodra ik op onze plaatsen in de nok van het theater zat, boog ik over het ijzeren hekje en werd ik werkelijk in die wondere wereld op de scène gezogen. Alles en iedereen kon me gestolen worden. Ik wist dat ik in die wereld wou leven. Dat was mijn wereld.

Enkele jaren later behoorde ik tot de eerste lichting studenten van Wanda Reumers Akademie voor Expressie door Woord en Gebaar in Utrecht (nu Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, nvdr). De nadruk lag op regie, spel én creëren met mensen. Ik zwierf van project naar project tot ik, dankzij August Bal die me eind jaren zestig naar Vlaanderen haalde, door het ministerie van Cultuur werd gevraagd om ‘nieuw bloed in het jeugdtheater’ te brengen. Ik werkte in gevestigde theaters zoals het Brussels Kamer Toneel, het Gentse Arca of de Beursschouwburg. Maar ik creëerde evengoed theater in fabrieken, psychiatrische inrichtingen, scholen… Uiteindelijk besloot ik om samen met onder anderen Raymond Bossaerts, Josse De Pauw en Frans Van der Aa in Gent het Speeltheater op te richten.

Waarom?

Bal: Al sinds mijn vijftiende droom ik van een huis waar je van theater, film of een concert kunt genieten. Een kunstenhuis waar kinderen ’s middags hun boterhammen opeten, theater beleven of zelf op de planken staan. Halverwege de jaren zeventig wou ik niet langer van het ene project naar het andere trekken. Ik wou een plek creëren waar ik samen met zielsverwanten aan een langer verhaal kon werken.

Waar komt uw sterke band met kinderen vandaan?

Bal: Ik hou van de moed die kinderen in zich dragen. Kinderen inspireren en helpen me in het creëren. Ze verrassen me vaak door een soort precisie waarmee ze dingen zeggen of naar de wereld kijken. Ze geven me de mogelijkheid om scherp, confronterend theater te maken waarin ze zichzelf ook herkennen.

Lomme: Ik hou van hun authenticiteit. Spelen is zo authentiek mogelijk zijn. En kinderen zijn daarin het meest veeleisende en het meest dankbare publiek. Ze doorzien elke leugen.

Kinderlijkheid is ook het geheim van jullie samenwerking.

Bal: Chris en ik zijn generatiegenoten, maar we kwamen elkaar tot voor kort enkel op premières en vernissages tegen. Tot Chris me plots vertelde dat ze graag met me wou samenwerken. Mijn eerste reactie was dat zoiets echt niets voor haar was. De vedette Chris Lomme, die grandeur uitstraalt, hoeft toch niet elke ochtend voor dag en dauw uit bed te rollen om ergens in een kille theaterzaal voor een groep half doorregende, lawaaierige kinderen te spelen? Maar ze bleef aandringen.

Lomme: Ik bewonder Eva en wou dolgraag eens met haar werken. Ik ben constant op zoek naar manieren om te evolueren, om mezelf en mijn spel te veranderen en te verbeteren. Eva geeft acteurs het vertrouwen om te groeien. Ze weet hoe ze ons kan prikkelen. Je voelt hoe je spel al improviserend rijker en authentieker wordt.

Bal: We hebben toen rustig de tijd genomen om elkaar te leren kennen. Langzaam kon ik door dat prachtige vernis en het magische craquelé heen kijken. En ik zag veel meer dan een elegante diva. Achter dat laagje vernis schuilt een kwajongen, een brutaaltje of beter nog: een authentieke vrouw die heel grappig kan zijn en die heel lief is maar verrassend bijtend uit de hoek kan komen. Dat raakt en ontroert me. Er schuilt iets kinderlijks in haar.

Toen stierf Nand Buyl en haalde de realiteit het theater in.

Bal: Maar Chris maakte geen bezwaar. Integendeel. Voor haar staat theater los van het verlies van haar man. Nand leeft op een andere manier verder.

Lomme: Ik vlucht nooit. Ook niet voor pijn. Ik hou van confrontaties. Met energie, mijn hart, mijn nieren en mijn ziel gooi ik me in die confrontaties. En ik vecht tot ik krijg wat ik wil. Zo blijf ik gelukkig.

Ook in de gedaante van olijke oma?

Lomme: Mijn personage, Liliane Thienpont, is een fantastische fantaste die onbekommerd in haar eigen, klankrijke verbeeldingswereld leeft, waarin ze haar buurmeisje zal verwelkomen.

Een klankrijke verbeeldingswereld dan nog.

Bal: Met Het verdriet aan de overkant wil ik een voorstelling maken voor iedereen vanaf negen jaar waarin de klank een prominente rol speelt en toch verweven is met het spel, het licht en de taal. De rol van de muziek is in zekere mate vergelijkbaar met de rol van de geluiden in Alfred Hitchcocks Rear Window uit 1954. In die film zit een fotograaf met een gebroken been in zijn rolstoel, hij staart wat door het raam van zijn appartement. Hij ziet hoe er in het flatgebouw aan de overkant van de straat een moord gebeurt. Hij is dan ook de kroongetuige in het oplossen van die moord. Dat soort spanning streef ik ook na in Het verdriet aan de overkant. In plaats van een moord wordt hier de levensvraag van een opgroeiend meisje opgelost.

Mevrouw Lomme, ook in uw leven neemt het creëren van verhalen een steeds prominentere plaats in. Sinds kort schrijft u ook Nederlandstalige verhalen.

Lomme: In het schrijven vind ik de rust om te vertellen over verlies en vreugde. Schrijven helpt me graven in mijn ziel. Ik schreef een verhaal over de dood van mijn moeder. Dat speel ik ook in mijn poëzieprogramma. Maar er komt meer. Later. Als de tijd er rijp voor is.

INFO: www.kopergietery.be

DOOR ELS VANSTEENBERGHE / foto dimitri van zeebroeck

‘Al sinds mijn vijftiende wou ik een kunstenhuis waar kinderen ’s middags hun boterhammen konden opeten en tegelijk theater beleven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content