Sinds het voetbalcontract weer bij de VRT belandde, wordt de competitie op een indringende manier in de huiskamer gebracht. Dat slaat duidelijk aan bij het publiek. Ook Frank Raes, commentator en op zondagavond presentator van een voetbaltalkshow, constateert een hernieuwd enthousiasme.

Nooit pakte de VRT uit met zo’n verpletterend voetbalaanbod als dit seizoen. Een programma op vrijdag- en zaterdagavond, een livewedstrijd op zondagavond om zes uur, een talkshow op de late zondagavond, en een voetbalmagazine op maandagavond. Zelfs voetbalfanaten hebben het moeilijk om het tempo te volgen. Sinds VTM de voetbalrechten na elf jaar kwijtspeelde aan Belgacom, dat op zijn beurt met betaaltelevisie begon en een overeenkomst maakte met de VRT, is er sprake van een echte grondverschuiving.

Maar terwijl velen voor overkill vreesden, blijkt de televisie voor een nieuwe wind te zorgen. Na jaren van zwartgalligheid hangt er weer een sfeer van positivisme rond het voetbal, ook al blijven de Belgische clubs internationaal achterophinken. De kijkcijfers van de wedstrijden op zondagavond zijn verrassend hoog, en tonen dat de interesse vooral naar de nationale compe- titie uitgaat. Dat past ook in de manier waarop het voetbal wordt gebracht: de samenvattingen en reportages worden strak gepresenteerd, er zijn geen oeverloze en gortdroge analyses, vooral de kracht van het beeld moet spreken. En in het programma Studio 1 dat Frank Raes op zondagavond presenteert, gaat het om meningen en beschouwingen van kenners, en niet om het niveauloos gezwets van niet door kennis van zaken gehinderde BV’s.

Frank Raes is blij met deze ontwikkeling. De Antwerpenaar geldt al jaren als een van de meest competente mensen binnen de VRT. Raes kwam ooit als een soort schalkse ruiter de sportredactie van de VRT-radio binnengewandeld. Hij ontwikkelde zich in de loop van de jaren tot een subtiele en alerte interviewer, die zijn programma presenteert met de sérieux van een vijftiger. Dat geeft zijn talkshow klasse en uitstraling. Hij gaat de controverse niet uit de weg, maar hoeft niet koste wat het kost te scoren. Een voetbaltalk- show in zijn huidige vorm is hem dan ook op het lijf geschreven. Vorig seizoen was Raes in Sportweekend nog meer entertainer dan journalist, en leek de populistische format hem te remmen. Nu is hij helemaal opgefleurd. En hij is vooral blij met de manier waarop het voetbal in beeld wordt gebracht: minimaal zes camera’s zorgen ervoor dat niets de kijker ontgaat.

FRANK RAES: We willen een wedstrijd in al zijn facetten laten zien, en de mensen zo dicht mogelijk bij het veld brengen. Dus is het belangrijk om voldoende camera’s te gebruiken. Het voetbal in Engeland is jaren geprezen, alleen al voor de uitmuntende manier waarop die matchen in beeld werden gebracht. Als je dan een wedstrijd live ging bekijken, dacht je nadien: is het maar dat? In die zin kan televisie een belangrijke locomotief zijn voor de populariteit van een sport.

Bovendien kiezen we heel nadrukkelijk voor het beeld. Niet voor analisten die alles nog eens uitvoerig in de studio komen uitleggen. Voor mij is het best interessant als ze met pijltjes tonen hoe er gespeeld moet worden, maar de gemiddelde kijker vindt dat heel saai. Analisten vertragen de uitzending, de mensen willen beelden zien. We proberen in die programma’s ook een zeker evenwicht te steken, de laatste wedstrijd die we tonen, moet even boeiend zijn als de eerste. Vroeger werden de topwedstrijden goed gebracht, en op het einde kreeg je dan La Louvière-Moeskroen te zien, waarbij er één camera was gebruikt. Op die manier dooft een uitzending natuurlijk uit.

Veel afwisseling zit er ook in de talkshow die je presenteert.

RAES: Ook hier gebruiken we zoveel mogelijk beelden. Vervolgens gaan we met een paar mensen rond de tafel praten. In feite proberen we een soort opinieprogramma te maken. Het gaat om de meningen en de beschouwingen van de gasten, en die mogen best botsen. In feite zeggen wij wat op café verteld wordt, we gaan het niet te ver zoeken. We praten bijvoorbeeld over de attitude van Sergio Conceiçao op het veld, over de vraag of hij al dan niet terecht een gele kaart kreeg. Maar we gaan zijn manier van bewegen niet op een gedetailleerde manier ontleden.

Een beetje zoals in het programma ‘Studio Voetbal’, dat iedere zondagavond op de NOS te zien is.

RAES: Inderdaad. Alleen hebben Nederlanders wat dat betreft natuurlijk een andere cultuur. Als je niets controversieels zegt, kom je dat programma niet in. Terwijl wij niet naar dat soort mensen zoeken. In Nederland is dat allemaal veel meer ontwikkeld. Ruud Gullit wordt daar afgemaakt, maar zit er de volgende week opnieuw, die trekt zich dat niet aan. Als Frédéric Herpoel bij ons bedankt voor de nationale ploeg, en Aad de Mos zegt dat Herpoel op zijn knieën naar Brussel zou moeten kruipen om in de nationale ploeg te mógen spelen, staat iedereen op zijn achterste poten. Dat is onze volksaard.

Vandaar ook dat er een scherpe ex-journalist als Jan Wauters werd aangetrokken. Alleen blijkt die nu een stuk milder.

RAES: Jan is enorm op zijn gemak, terwijl hij vroeger een stuk dynamiet was als hij onder stress stond. Hij lacht, maakt een grapje, is ontspannen. Maar hij zegt toch nog altijd waar het op staat. Als Aad de Mos plots Gert Verheyen begint te bewieroken, zal Wauters eraan herinneren dat het destijds De Mos was die Verheyen er bij Anderlecht uit gooide. Dat brengt pit in een uitzending.

Jammer genoeg vind je in België niet zoveel kenners die bijvoorbeeld durven zeggen dat Franky Vercauteren er niets van snapt, of dat Aimé Anthuenis dringend moet opstappen. Je hebt bij ons geen beroepsanalisten die je zwaar kunt betalen om hun mening over een wedstrijd te komen verkondigen. Dat is in Nederland wel het geval. Iemand als Wim Kieft was de bestbetaalde sportjournalist van Nederland. Alan Hansen wordt in Engeland betaald om keiharde meningen te ventileren, wat hij zegt moet raak zijn, kabbelen mag niet. Je moet die mensen natuurlijk ook vinden. Bij ons is Wim De Coninck de enige die in die richting gaat, maar hij schippert toch een beetje. Hij wil met iedereen door één deur kunnen.

We hebben in de uitzending ook Gunther Schepens, die tactisch sterk is, maar ook niet zal roepen dat ze bij AA Gent slecht bezig zijn, of dat er bij een andere club geklungeld wordt. Want Schepens wil misschien ooit ergens trainer worden. Tegelijkertijd vraag ik me af of het wel nodig is om mensen onderuit te halen zoals ze dat in Nederland doen. Kritische journalistiek kan ook een format worden. En bovendien is het niet eens zo moeilijk. Ik vind het zelfs gemakkelijker dan een boeiend stuk maken.

Opvallend is wel dat er mensen naar de studio komen die iets te vertellen hebben. De tijd van de BV’s en de banaliteiten is voorbij.

RAES: Dat is zo. We hebben al Erik Van Looy gehad en Rick de Leeuw, maar verder gaan we niet. Iemand als Van Looy neemt geen risico’s, die gaat als Antwerpfan niet vertellen dat Antwerp moet worden opgedoekt. Maar hij vergelijkt een trainer wel met een regisseur en kan vanuit die mening interessante stellingen poneren, want hij volgt het voetbal heel goed. En dat is de absolute voorwaarde: wie komt, moet echt iets van voetbal kennen.

Terwijl je vorige zomer tijdens de dagelijkse talkshow over de Tour constateerde dat kennis van de wielersport absoluut geen voorwaarde was om iets te komen vertellen.

RAES: Dat was een ander programma, bestemd voor een groter publiek. Bovendien is de Tour een hype die het wielrennen bijna overstijgt. Dat programma speelde daarop in. Maar ik denk niet dat je dat elke week met voetbal zou kunnen. Als niet-kenner kun je gemakkelijker een mening hebben over koers dan over voetbal.

Het is maar zoals je het bekijkt. Opvallend in het nieuwe voetbalaanbod is dat de wedstrijden op zondagavond goed scoren. Terwijl daar vooraf veel twijfels over bestonden.

RAES: Zes uur is een prachtig tijdstip, iedereen komt thuis, ook de mensen die ’s namiddags naar het voetbal zijn geweest. Bijna 900.000 toeschouwers voor Anderlecht-Club Brugge, dat is enorm. Zelfs naar een wedstrijd tussen AA Gent en FC Brussels keken op een dinsdagavond 380.000 mensen. Dan is de conclusie simpel: de nationale competitie blijft populair. Ook omdat de beelden goed zijn. Ik denk dat we met het uitzenden van die competitiematchen het voetbal een soort injectie geven, hoewel vooraf de vrees bestond dat de mensen zouden wegblijven uit de stadions. Door het allemaal goed te verpakken, promoot je juist het Belgisch voetbal, en lok je de mensen naar het stadion. Datzelfde geldt trouwens voor de matchen in de Champions League.

Dat de kwaliteit minder is en we internationaal niet meer meetellen, lijkt het enthousiasme niet te remmen.

RAES: Nee, want je ziet in België echt goeie matchen. Ik zeg trouwens altijd: het zijn de wedstrijden die je moet beoordelen, niet de voetballers. Er wordt altijd gesproken over de beste voetballer, maar nooit over de beste match.

Kanaal 2 heeft geprobeerd op zondagavond een topper uit de Engelse Premier League te programmeren tegenover een match uit de Belgische competitie. Maar er kijken zes keer meer mensen naar pakweg Lokeren-Lierse, dan naar de derby in Manchester.

RAES: Tja, de Belgische competitie is toch van hen. En Manchester United willen ze wel in de Champions League zien, maar niet in het Engelse kampioenschap. Dat heeft niets met de kwaliteit van de spelers te maken. Als ik vrij ben, wil ik ook wel eens naar een wedstrijd in provinciale gaan kijken.

Hoe heb je als pure voetbalman de periode ervaren dat het voetbalcontract bij VTM zat?

RAES: Ik kon daarmee leven, uiteindelijk kun je dat niet kiezen, dat wordt op een ander niveau beslist. En ik had natuurlijk de Champions League, dat we volgend seizoen kwijt zijn en dat ik enorm zal missen. Ook toen het Belgische voetbal bij VTM zat, ben ik naar Belgische wedstrijden gaan kijken. En ik probeerde al eens een training te volgen, dat is absoluut noodzakelijk om je een goed beeld te kunnen vormen. Je moet als voetbaljournalist matchen zien, en niet de meningen van anderen navertellen.

Sportjournalistiek is veel ‘naschrijverij’. Om te zien wat er op het veld gebeurt, moet je echt in het stadion zitten. En ik moet zeggen: de Belgische competitie boeit me enorm. Ik zie spelers van wie ik denk: wat kunnen die allemaal? Grégory Christ of Fabien Camus bij Sporting Charleroi bijvoorbeeld. Of Jonathan Joseph-Augustin bij Beveren. Het niveau valt me mee. Natuurlijk wordt een ploeg als Beveren in de Uefa- cup weggespeeld door Stuttgart, maar als je die Ivorianen in de Belgische competitie ziet, dan is dat heel leuk. En naar Standard ga ik heel graag, dat leeft, dat bruist. Als je gelijkwaardige ploegen tegen elkaar zet, heb je altijd een boeiende strijd. Daarom ben ik niet zo’n voorstander van de voorrondes in de Champions League, een kleine ploeg tegen een grote, het is te geprogrammeerd.

Maar internationaal komen we tekort, dat blijkt ook in de Champions League.

RAES: Ik vind dat vreemd. Twee jaar geleden pakte Anderlecht nog zeven punten en Club Brugge acht, ze haalden bijna de tweede ronde. Nadien is er niets meer gebeurd. De kloof is vergroot. Betis Sevilla tikt Anderlecht op eigen veld weg, terwijl het in Spanje een heel gewone ploeg is. Anderlecht zit in een zware poule, dat is een excuus, maar het komt vooral fysiek tekort. Technisch zijn ze al minder, vorig seizoen zag je dat ze zelfs door Werder Bremen simpel werden weggezet. Soms kun je fysiek iets compenseren, maar als je ook daar nog de mindere bent, ga je ten onder.

Veel heeft ook te maken met het evenwicht in een ploeg. In het middenveld van Anderlecht heb je Yves Vanderhaeghe, Pär Zetterberg en eigenlijk ook Christian Wilhelmsson, al loopt die een beetje rechts vooraan. Vander- haeghe verdedigt wel maar loopt niet, en Zetterberg en Wilhelmsson hebben geen recupererend vermogen. Vooraan heeft Mbo Mpenza dat ook niet, en dan zit je nog met Vanden Borre, die altijd van zijn positie wegloopt. Die balans klopt niet. Vooraan heb je niemand die kan koppen, en achteraan is er te weinig kracht, zeker als Vincent Kompany niet meedoet. Club Brugge is fysiek altijd sterker geweest dan Anderlecht, maar als ze op het middenveld spelen met Sven Vermant, Ivan Leko en Gaetan Englebert, moeten ze er toch ook Philippe Clement naast zetten, of ze wegen te licht. En vooraan en in het middenveld is er bij Club te weinig snelheid. Dat heeft Anderlecht dan weer wel. Alleen valt dat op internationaal niveau niet op. Daar zijn alle ploegen snel, en ze kunnen zowel lopen als voetballen. Ik vind dat Anderlecht veel meer naar balans moet streven. Als je Zetterberg en Walter Baseggio hebt, waarom koop je dan nog eens Marius Mitu, die dan niet mag spelen?

Misschien moet je Anthony Vanden Borre op de plaats van Vanderhaeghe zetten?

RAES: Dat zou kunnen. Vanden Borre is een uitstekende voetballer, ik heb hem op training al dingen zien doen die je niet voor mogelijk houdt. Hij duikt constant op in de zestien meter, waar Vanderhaeghe al járen niet meer komt. Maar ik zou vooral Vincent Kompany graag op het middenveld zien spelen. Hij heeft een enorm schot, een onvoorstelbare power, hij is soepel en snel, alleen tactisch moet hij wat bijschaven. En hij moet hard trainen en hopen dat zijn lijf het houdt. Het is geen goed teken als je al op je negentiende een soort hernia hebt. Misschien heeft hij op jonge leeftijd te veel powertraining gedaan, ik weet het niet.

Ook Club Brugge is niet overtuigend aan het seizoen begonnen.

RAES: Die gaan er wel doorkomen, er moeten nog veel spelers uit blessure terugkeren. Ze moeten wel hun kern wat uitdunnen. En ze hebben een goeie keeper in de gang staan. Stijn Stijnen is misschien wel de beste van België, nog beter dan Silvio Proto. Het is correct van Jan Ceulemans dat hij een keuze maakt, maar in het belang van het Belgisch voetbal zou Stijnen moeten keepen. Je kunt voor de nationale ploeg beter over én Stijnen én Proto beschikken, anders moet je weer naar Herpoel grijpen als er iemand geblesseerd is. Bij de volgende bondscoach zal hij zijn selectie niet meer weigeren, Herpoel. Hij is wel goed voor de Belgische competitie, maar internationaal… dat is toch iets anders.

Bij de nationale ploeg wordt het straks herbeginnen.

RAES: Talent hebben we nog altijd genoeg. Ook in derde klasse. Kijk naar Hakim Bouchouari bij Lokeren, of François Sterchele bij Sporting Charleroi, die doen goed mee. Maar dan zie je dat een club als Lierse voor Oost-Europeanen kiest. Daar moeten andere belangen spelen. Zoals bij Beveren, maar daar zijn ze tenminste duidelijk voor iedereen. Al die buitenlanders die gekocht worden, wie profiteert daarvan? Kijk naar Germinal Beerschot, ze hebben al 27 spelers opgesteld, want ze zijn allemaal even goed of even slecht. Ze geven jongeren de kans niet te groeien, ze gooien ze voor de leeuwen en drie weken later zitten ze niet eens meer op de bank. Vorig seizoen hebben ze het gered door hun fysiek en hun loopvermogen, ze wonnen daarmee zelfs de beker. Conditioneel waren ze onder trainer Marc Brys echt in orde.

Het blijft je blijkbaar allemaal boeien.

RAES: Absoluut. Daarom ben ik ook altijd een man van het veld geweest, een andere functie heeft me nooit geïnteresseerd. Als je een redactie leidt, doe je aan management, dat is een andere job. Ik geef graag commentaar. Als je dan ook nog een talkshow mag presenteren…

Interviewen is iets wat je graag doet.

RAES: Absoluut. Daarom heb ik ook graag een programma als Niet te wissen gepresenteerd, waarin sportfiguren de beelden kozen die ze opnieuw wilden zien. Als mensen kunnen praten over wat ze kennen en graag zien, is dat altijd goed. Als je daarenboven sterke figuren kiest, kun je geen zwakke televisie maken.

Door Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content