Cultuur op de VRT, dat was tot nu toe vis noch vlees, wit noch zwart, kant noch wal. …

Afgelopen daarmee ! Voorbij, die trieste periode van zalven en strijken, van rechtpraten wat krom is. Met de intrede van onze chef-boeken is de VRT een nieuwe en onontgonnen weg ingeslagen op het klaverblad van de moderne televisie. Wat Big Brother was voor de wereld van het licht amusement, is Trommels en Trompetten voor die van het zware: een baanbrekende verruiming.

U hebt natuurlijk ook gekeken, vorige zaterdag, naar de eerste en we mogen rustig nu al zeggen ‘historische’ aflevering van deze culturele personalityshow, opgebouwd rond de inspirerende figuur van Marc Reynebeau. Die in een niet zo lang verleden zowel door Birgit Van Mol als door de vrouwen van Weekend Knack werd uitgeroepen tot meest sexy man van Vlaanderen.

Dat die van Weekend niet beter uit hun ogen zien, moeten ze zelf weten. Maar dat van Birgit Van Mol stak. En niet alleen bij uw dienaar. Sommige cheffen en redacteurs van dit blad lieten zich van ontgoocheling helemaal gaan, schoren zich niet meer, wasten zich niet meer, en kieperden hun zalfjes en poedertjes in de vuilnisbak. Anderen daarentegen probeerden het tij nog te keren, meden calorierijk voedsel en drank, en wendden zich vertwijfeld tot visagist, manicurist en pedicurist, een enkeling tot een epidermist. De uitkomst was in alle gevallen hetzelfde: de ster van onze chef-boeken op de schaal van Casanova steeg nog ettelijke niveaus. En de afgunst op de redactie eveneens.

‘Ge weet veel en ge formuleert niet al te slecht,’ sneerde onze chef-Wetstraat een keer, nadat Reynebeau tijdens een discussie weer de enige bleek te zijn die met kennis van zaken sprak, ‘maar het is zo jammer dat ge het niet op papier krijgt.’

Ook dat verwijt was ongegrond. Het volstaat het verslag over 1302 van onze chef-boeken naast dat van Hendrik Conscience te leggen, en het is snel duidelijk wie zijn volk leerde lezen.

Reynebeau beleeft een periode in zijn bestaan waarin alles hem meezit. En van die uitzonderlijke golf van voorspoed maakt hij niet alleen ten volle gebruik, hij geniet er ook ten volle van. Wij hebben vorige week zijn e-mailbox gekraakt en wat daarin rondzwerft aan vrouwelijke fanmail houdt u niet voor mogelijk. Vele met foto’s. Dat wij een in erotisch opzicht veeleer terughoudend volk zouden zijn, is hierbij voorgoed weerlegd.

Dat zoveel succes zou uitmonden in een eigen show op televisie, lag in de lijn der verwachtingen. Dat die over cultuur zou gaan evenzeer. En terwijl ze vroeger op de VRT in dat domein de kool en de geit spaarden, en zelfs de grootste klungelaar met een vorm van respect behandelden, is daarvan met het aantrekken van onze chef-boeken geen sprake meer. Een gunstige wind heeft de ‘pilootaflevering’ op ons bureau doen belanden en wie die ziet, wrijft zich de ogen uit.

De eerste gast was een Franse balletvirtuoos. Dat wil zeggen: eerst kwam de begintune. Een klassiek geschoold presentator zegt dan: ‘Welkom dames en heren bij een nieuwe aflevering van tralalie of tralala.’ Reynebeau beperkte die conformistische plichtpleging tot het strikte minimum, en viel abrupt met de deur in huis: ‘Dag. Deze kerel hier beweert dat hij kan dansen, maar geloof me: een kudde olifanten in een moeras beweegt zich eleganter. Had ik een motoriek als hij, ik schreef me in voor de Paralympics. Ge ziet van hier dat ik met hem een gesprek zal hebben. En ook niet met mijn tweede gast, die in zijn vak zo mogelijk nóg slechter is.’

Die tweede genodigde was een bekend schrijver, die op verzoek van de redactie zijn vrije zaterdagnamiddag had opgeofferd om te figureren in een uitzending die toch niet in de ether zou gaan. ‘Mocht ik zo gebrekkelijk schrijven als gij’, richtte Reynebeau zich slechts vijf seconden tot zijn bezoeker, ‘dan zouden er van mijn Klauwen van de Leeuw niet veel exemplaren verkocht zijn vrees ik. En dat brengt mij bij het eigenlijke onderwerp van deze aflevering: mijn werk over Paul van Ostaijen.’

Waarna een half uur citaten volgden, KNOTS BOEM PAUKENSLAG, en van alles waarvan behalve Reynebeau zelf niemand een jota begreep. Als uitsmijter had de producer in een creatief moment een aardig ideetje bedacht: een amateurschilder kwam zijn mooiste doek tonen. Reynebeau zat een poosje verbouwereerd te staren naar het klodderwerk dat voor zijn ogen ontrold werd, keek de auteur ervan ongelovig aan, en sprak toen de vernietigende woorden: ‘Als ik het goed begrijp, hebt gij een pot verf ondersteboven gehouden, en zijn deze vreemde lijnen op het doek gespat? Een originele techniek, maar helaas zonder resultaat. U kijker, zie ik graag volgende week terug, want dan zal ik voorlezen uit mijn boek over koningin Elisabeth. Doeij.’

Christina von Wackerbarth en Bert De Graeve trokken wit weg toen ze op maandagochtend de proefuitzending in de videorecorder duwden. Om nog iets te veranderen, was het helaas te laat. Het voorjaarsoffensief van de openbare omroep was al overal aangekondigd, met en inclusief trommels en trompetten, en op datzelfde moment gaf elders in het omroepcentrum Reynebeau een persconferentie.

‘Cultuur wordt in mijn show breed opgevat’, blafte hij tot de verschrikte mediajournalisten voor wie hij voordien zijn neus ophaalde. ‘Ik zal me niet beperken tot literatuur en beeldende kunst, verre van. Ik zal ook geregeld aandacht besteden aan populaire genres als architectuur en filosofie.’

Bij Endemol werd een uur na de eerste echte uitzending van vorige zaterdag crisisvergadering gehouden. Hoe hadden ze dit natuurtalent laten ontsnappen? ‘Mijne heren,’ sprak John De Mol, ‘wij hebben hier te maken met de Ron Brandsteder van de intellectuelen. Ik stuur ons Linda erop af.’

Kunt u een beetje schrijven en kent u iets van boeken, richt dan een kort briefje naar Rik van Cauwelaert, directeur-hoofdredacteur Knack.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content