Na De Tijd “kiest” ook Het Zuidelijk Toneel voor “Bérénice” van Racine.

In ons taalgebied is Jean Racine niet bepaald een veelgespeeld toneelauteur. Zouden de lang uitgesponnen, maar wel erg poëtische alexandrijnen van de Franse classicist er wat mee te maken hebben dat zijn “Britannicus”, “Phèdre” of “Andromaque” in de Nederlanden nog nauwelijks de affiche halen? En zie, de wonderen zijn de wereld nog niet uit: terwijl De Tijd de laatste voorstellingen van “Bérénice” speelde, ging alweer een andere enscenering van hetzelfde stuk in première, dit keer bij Het Zuidelijk Toneel. Dat acteur Steven Van Watermeulen, die bij het Eindhovense ensemble een van de hoofdrollen vertolkt, enkele maanden eerder bij De Tijd mee tekende voor het scenografisch ontwerp is wel bijzonder toevallig. Terwijl Johan Van Assche, die de “Bérénice” van De Tijd regisseerde, wel vaker als acteur in de producties van Het Zuidelijk Toneel te zien is.

Een doorgestoken kaart? Het zal de theaterliefhebber worst wezen, want die krijgt op enkele maanden tijd twee verschillende benaderingen van eenzelfde stuk te zien die toch veel met elk gemeen hebben. Ter herinnering: “Bérénice” is een liefdestragedie met een politieke achtergrond, maar dan wel zonder lijken. De handeling is de eenvoud zelve: de pas gekroonde keizer Titus ziet onder druk van het Romeinse volk af van zijn huwelijk met de allochtone Bérénice. De stille aanbidder Antiochus, een vertrouweling uit de Klein-Aziatische heimat, ziet zijn kans schoon maar zal achter het net vissen. Zowel de Romeinse keizer, de Palestijnse koningin als Antiochus zullen hun gevoelens voor elkaar omwille van staatsplicht en vooral rede bedwingen. Tegelijkertijd is het verhaal een mooie illustratie van het rationele jansenisme van Port-Royal, waar Racine school liep, en het door strenge regels gebonden hof van Lodewijk XIV waarvoor de auteur zijn stukken schreef.

Met diezelfde materie hebben De Tijd en Het Zuidelijk Toneel erg verschillende dingen gedaan. Bij de eerste groep kiezen regisseur Johan Van Assche en zijn acteurs ( Warre Borgmans, Pierre Callens, Elsie de Brauw, Johan Van Lierde en Jeroen Willems) voor een ingetogen en afgemeten aanpak die de hardleerse, morele boodschap van het stuk in de verf zet. Het begint al bij de keuze van de vertaling: de vormgetrouwe, maar toch ontzettend soepele omzetting die Laurens Spoor in 1984 voor het Amsterdamse Publiekstheater maakte, en die versmaat (alexandrijnen) en rijm uit het origineel behoudt.

De acteurs springen trouwens vlotjes om met dat talige keurslijf, wat de botsing tussen ratio en gevoel pijnlijk (of soms ook grappig) voelbaar maakt. Toch dwingt het strikte taalkorset de acteurs tot een bijna verinnerlijkte speelstijl: weinig tonen en toch veel zeggen. De op het eerste gezicht kille en plechtige scenografie wijst in dezelfde richting: het centrale speelvlak is een granietzwarte tegelvloer met een hellend scherm erboven, waarop de belichting wazige schaduwen van de acteurs werpt.

Schaduwen spelen ook een rol bij de “Bérénice” van Het Zuidelijk Toneel. Hoge, witte doeken (een ontwerp van scenograaf Jean Kalman) vullen de speelruimte en veranderen bij elke nieuwe scène van positie. Niet alleen de schaduwen die de rondwandelende acteurs daarop gooien, maar ook het feit dat ze zich achter die doeken kunnen verstoppen, verhoogt het lichtjes paranoïde effect. Een sfeer waartoe ook de geluidsachtergrond van Marc Meulemans bijdraagt. Dit is de schone schijn van de hofhouding van een Romeins keizer, en zeker van Lodewijk XIV.

Die aandacht voor het uiterlijke en het vormelijke vinden we ook terug in de nieuwe, meer op dramatische interactie gerichte vertaling van dramaturge Janine Brogt (bekend van haar werk met regisseur Gerardjan Rijnders). Bij haar geen alexandrijnen maar “ritmisch proza”, zoals ze het zelf noemt, en de acteurs van Het Zuidelijk Toneel (hoofdrolspelers Bart Slegers, Chris Nietvelt en Steven Van Watermeulen op kop) lusten daar wel pap van. Net zoals de stille kracht van de acteurs bij De Tijd, zorgt hun extrovert uitvergrote speelstijl – een waarmerk van het Eindhovense ensemble – voor een valabele, eigentijdse invulling van een klassieker.

Voorstellingen van “Bérénice” door Het Zuidelijk Toneel tot 17/12. De “Phèdre” die de Zwitserse theater- en operaregisseur Luc Bondy vorig seizoen bij hetThéâtre Vidy in Lausanne ensceneerde, is op 18 en 19/12 in deSingel te gast.

Paul Verduyckt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content