De tweede Gouden Palm voor een Belgische film ging opnieuw naar de Waalse broeders Dardenne voor hun hartverscheurend sociaal drama ‘L’enfant’. De beste film heeft gewonnen.

Alhoewel L’enfant een van de weinige films was die op het jongste filmfestival van Cannes unaniem positief werd onthaald door kritiek en publiek, had niemand echt verwacht dat de gebroeders Dardenne weerom de hoogste onderscheiding zouden wegkapen. De regisseurs met twee Gouden Palmen op hun palmares zijn immers dun gezaaid. Francis Coppola kreeg het voor elkaar met The Conversation (1974) en Apocalypse Now (1979) , Bille August met Pelle de veroveraar (1988) en The Best Intentions (1992), Shohei Imamura met De Ballade van Narayma (1983) en The Eel (1997) en Emir Kusturica, die dit jaar voorzitter van de jury was, met Vader is op zakenreis (1985) en Underground (1995).

Deze tweede Palme d’Or voor Jean-Pierre en Luc Dardenne (na de overwinning in 1999 van Rosetta) is niet alleen een triomf voor de Luikse broers, maar ook voor de Waalse cinema. Die is in artistiek opzicht behoorlijk ambitieuzer dan de Vlaamse, waar het onnozel na-apen van Hollywoodformules of het beoefenen van oudewijvenkitsch de agenda bepaalt.

Met L’enfant (in het najaar in de Belgische bioscoop) leveren de Dardennes een nieuwe brok authentieke, uit het leven gegrepen cinema af, die zonder pathos of psychologie de filmkijker tot in het diepst van zijn hart beroert.

L’enfant is het verhaal van de twintigjarige kruimeldief Bruno, zijn achttienjarige vriendin Sonia, die van de uitkering leeft en van hun boreling Jimmy. Bruno wordt gespeeld door Jérémie Renier (24), de tiener uit La Promesse, de doorbraakfilm van de Dardennes. Sonia, die het zusje van Rosetta zou kunnen zijn en door Libération ‘une petite madone de la misère’werd genoemd, wordt gespeeld door de zeventienjarige debutante Déborah François, die nog op de middelbare school zit. Het enkelvoud van de filmtitel is bedrieglijk, want L’enfant zit vol kinderen. Er is niet alleen Jimmy, om wie alles draait, maar die we zelden in close-up te zien krijgen. Er zijn ook de schoolkinderen die voor hun chef Bruno uit stelen gaan. Er is de kleine jongen die hem bij een handtassenroof assisteert en na een lange, intense achtervolging per scooter in de Maas terechtkomt en bijna aan onderkoeling bezwijkt. Er zijn natuurlijk ook Bruno en Sonia die zich als echte kinderen gedragen, tot het ouderschap hen dwingt om hun leven anders in te richten. Sonia is de eerste die haar verantwoordelijkheid opneemt. Wanneer sjacheraar Bruno, voor wie alles handelswaar is en die altijd op zoek is naar geld, de baby verkoopt aan een duistere organisatie van trafikanten, stort Sonia’s wereld in en belandt ze in het ziekenhuis. Daarna probeert Bruno met de moed der wanhoop zijn onnoemelijke daad goed te maken, de brokken te lijmen, zich als een vader te gedragen. Daaruit groeit een beklemmende, eigentijdse variatie op het Schuld en Boete-motief (Dostojevski is de favoriete auteur van de broers).

Zonder echt van een happy end te durven gewagen, brengen de laatste scènes toch een vorm van verlossing. In het louterend shot waarin Bruno en Sonia elkaar omhelzen en in tranen uitbarsten, zou je een hommage kunnen zien aan de slotscène van Robert Bressons Pickpocket. De Dardenne-broers werken natuurlijk niet met cinefiele referenties, maar ze hanteren een stijl, of liever een methode van film maken waar ze halsstarrig aan vasthouden. Omdat ze uitgaan van de fysiek van de acteur om hun verhaal te vertellen, zit de nerveuze handcamera de protagonist dicht op de huid, volgt hem op de voet. Nooit krijgen we een totaalopname van een handeling of decor, want dat zou het intense meeleven met de personages verbreken. Er is geen ondersteunende of troostende muziek, wel een harde klankband die de schurende en beukende geluiden van de troosteloze omgeving uitvergroot. De montage is sec en zonder franje. De scènes volgen elkaar op in een dwingende verhalende logica, zonder een dood moment of een gratuite adempauze. Er zit geen spatje vet aan de vertelling. Alles is tot de essentie teruggebracht.

De broers Dardenne groeiden op in Seraing, een voorstad van Luik die een kwarteeuw geleden dankzij de staalindustrie een welvarende regio was, maar nu ten prooi is gevallen aan werkloosheid en sociale verloedering. Jean-Pierre werd in 1951 geboren, Luc in 1954 als zonen van een industrieel tekenaar en een huismoeder die van operettezang droomde. Met vier kinderen (de broers hebben twee zussen) had het middenklassegezin het niet breed. Op zijn achttiende droomde Jean-Pierre van een carrière als acteur en verkaste hij naar Brussel.

Luc Dardenne: ‘Ik was vijftien, droomde van vrijheid, wou weg uit ons dorp. Voor mij was Brussel de wijde wereld. Twee jaar later was Jean-Pierre assistent van de Franse filmer Armand Gatti en bracht ik hem met mijn bromfiets zijn schone was. Ik zag dat ze met een vijftiental mannen en vrouwen eenzelfde huis bewoonden. Voor een jongen van mijn leeftijd was dat de absolute vrijheid. Op een dag heb ik tegen mijn ouders gezegd dat ik ook in Brussel bleef. Ik mocht ook bij Gatti komen werken: hij had de uitstraling van een Mexicaanse generaal en gaf ons titels voor functies die niet eens bestonden. Hij had Che Guevara gekend, had Mao Zedong ontmoet, was als weerstander gevangengezet. Hij leerde ons Antonio Gramsci en Rosa Luxemburg lezen. Dat was in de vroege jaren zeventig. Toen hij een stuk ging opvoeren in Duitsland, zijn wij gebleven en hebben we portretten gedraaid van landbouwers. Terwijl we ook nog allerlei klussen klaarden, kochten we een videocamera van 100.000 frank, een forse som in die tijd. Jean-Pierre stond achter de camera, ik deed het geluid. Ik was 20, hij 23. Ik studeerde ondertussen filosofie, en we gingen ook werken in de arbeiderswijken van Seraing.’

In 1975 richtten de broers de productiemaatschappij Dérives op, die sindsdien een zestigtal documentaires produceerde. Hun overstap naar de fictiefilm verliep niet rimpelloos. In 1987 werd hun speelfilmdebuut vertoond in de sectie Perspectives du Cinéma Français op het festival van Cannes. Falsch bleek meteen een valse start. De broers drapeerden deze toneelverfilming met een maniëristische stijl. Ze maakten nog één film die ze nu verloochenen ( Je pense à vous, uit 1992 ) vooraleer ze met La Promesse opnieuw van nul begonnen en de vrijheid terugvonden van hun prille videodocumentaires. La Promesse werd in 1996 de revelatie van de Quinzaine des réalisateurs, een niet-competitief onderdeel van het festival van Cannes. Met deze morele fabel over een tiener die in opstand komt tegen zijn vader die de miserie van illegale immigranten exploiteert, vonden de Dardennes hun nieuwe postneorealistische stijl: streng in hun formele keuzes, meedogend en genereus in hun observatie van de marginalen en kanslozen in een harteloze maatschappij.

Met hun daaropvolgende film, Rosetta, namen ze voor het eerst deel aan de competitie in Cannes. Behalve de Gouden Palm won Emilie Dequenne de prijs van beste actrice voor haar onthutsend portret van een radeloos meisje dat met haar drankzuchtige moeder op een camping woont en wanhopig op zoek is naar werk. Drie jaar later waren ze terug op de Croisette, met het magnifieke verzoeningsdrama Le Fils (1999). En werd Olivier Gourmet uitgeroepen tot beste acteur voor zijn fantastische vertolking van een gebroken vader die de dood van zijn zoontje niet kan verwerken en geobsedeerd geraakt door de nieuwe leerling in zijn timmerwerkplaats. Met L’enfant, hun derde film op rij die geselecteerd werd voor het hoofdprogramma van Cannes, maakten de Dardennes misschien wel hun sterkste film. Hun ascetische manier van filmen sluit perfect aan bij de minimalistische trend van deze 58e festivaleditie. Maar wat de uitgezuiverde kunst van de gebroeders Dardenne zo uniek maakt, is dat hun films even meeslepend en aangrijpend zijn als de spannendste thriller.

Patrick Duynslaegher

Hun ascetische manier van filmen sluit perfect aan bij de minimalistische trend van deze festival-editie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content