‘Aan het zelfverklaarde klimaatrealisme is vaak niets realistisch’

‘Zelfs als we ons niet zo prettig voelen bij het hoge flowerpowergehalte van de klimaatbeweging, is niets ondernemen geen optie’, schrijft professor Jonathan Holslag (VUB).

Hebt u stilaan genoeg van de klimaatbetogingen? Van de doemberichten over stijgende zeespiegels, de relschoppers in Brussel, de studenten voor wie de optochten een vrolijk uitje naar de hoofdstad lijken? Om nog te zwijgen over de litanieën van Greta Thunberg. Nee, vrolijk wordt een mens daar niet van. Toch zou ik u willen voorstellen om eens na te denken. Over de vorm van het protest kun je discussiëren, en na een tijd begint elke klaagzang te vervelen, maar negeren mogen we deze kwestie niet.

Zelfs als je niet gelooft in klimaatopwarming blijven er redenen genoeg om wat aan de luchtvervuiling te doen. Denk maar aan fijnstof. Goed, er zitten een pak minder van die stofdeeltjes in de Vlaamse lucht dan in het verleden. Maar Vlaanderen blijft op dat vlak een van de meest vervuilde plekken in Europa. Jaarlijks sterven er ongeveer 12.000 mensen aan fijnstof. Ik probeer me dat voor te stellen: bijna mijn hele dorp. Of kijk naar de uitstoot van stikstofdioxide, die bij duizenden Vlaamse kinderen astma veroorzaakt.

Aan het zelfverklaarde klimaatrealisme is vaak niets realistisch.

Opnieuw: de situatie is vandaag vele malen beter dan vroeger. Maar kunnen we wegkijken? We hebben duizend keer meer kans om te sterven aan luchtvervuiling dan aan een terreuraanslag. En toch vinden we het normaal dat we voor dat tweede, mathematisch veel kleinere risico miljoenen betalen aan extra veiligheidsmaatregelen. En dat we als een kudde vee voor een metaaldetector staan aan te schuiven. We mogen de terreurdreiging niet minimaliseren, en we moeten blijven investeren in veiligheid. Maar dan mogen we ook de andere uitdaging niet minimaliseren.

Aan het zelfverklaarde klimaatrealisme – de neiging om te stellen dat we eerst naar onze economie moeten kijken – is vaak niets realistisch. Luchtvervuiling en vooral de gevolgen voor de gezondheid kosten België 8 miljard euro per jaar, of zo’n 700 euro per inwoner. En dan hebben we het nog niet over de miljarden aan ingevoerde brandstof. Met de nieuwe elektrische auto’s zullen we het verbruik grotendeels blijven verplaatsen van de auto naar gascentrales – en vooral de sjeiks in de Golf en het Kremlin slapend rijk blijven maken.

En wat te denken van de kostprijs van het wagenpark? Op twee landen na geeft België per hoofd het meeste uit aan auto’s en aan de diensten en producten die eraan gelinkt zijn. Die economische kostprijs wordt op termijn ondraagbaar. We voeren nu ook meer auto’s in dan we zelf maken. Het weegt op de gezinsbudgetten, op de overheidsbudgetten, op onze economie. En dat terwijl zo veel cruciale sectoren schreeuwen om investeringen. Het communisme is ooit kapotgegaan aan de misallocatie van welvaart. Ook onze economie lijdt onder excessieve uitgaven aan die ene component.

Je moet natuurlijk op je werk raken. De trein kost ook geld en rijdt steeds meer op elektriciteit uit gascentrales. Dat is een reden te meer om in het reine te komen met een ander fenomeen dat van weinig realisme getuigt: door de ruimtelijke versnippering is de afstand tussen de plaats waar we wonen en de plaats waar we werken te groot. Dat kost, andermaal, handenvol geld.

Strengere milieunormen zijn de enige manier om investeringen aan te moedigen in nieuwe industrie.

Er moet uiteraard ook werk zijn. Welnu, heel veel sectoren die hier bij ons veel banen creëren, smeken om strengere milieunormen. Die zijn de enige manier om investeringen aan te moedigen in nieuwe, hoogwaardige industrie. Maar in plaats van werk te maken van zo’n nieuwe industriële revolutie, blijven wij onze eigen industrie discrimineren en kapotmaken. We stellen ze bloot aan landen voor wie vervuiling een concurrentievoordeel is. We vinden het prima dat de Chinezen hun dumping voortzetten en stilaan de hele grondstoffensector domineren. En we geven geen piep terwijl de Amerikanen ons afhankelijk proberen te maken van hun schaliegas- en olie. Met economisch realisme heeft dat evenmin iets maken.

Kortom, zelfs als we ons niet zo prettig voelen bij het hoge flowerpowergehalte van de klimaatbeweging, is niets ondernemen geen optie. Cynisme is geen realisme. Realisme gaat om het behoud van economische slagkracht, van macht. De ambitie om een efficiëntere economie mogelijk te maken past daar perfect in. Als we niet geloven in abstracte CO2-reducties tegen pakweg 2050, laten we er dan naar streven om binnen die termijn minder uit te geven aan files – op zich heb ik niets tegen auto’s, maar ook met een Tesla sta je stil. Laten we wat hechtere dorpen en wijken ontwikkelen. Laten we onze industrie versterken. En laten we ermee stoppen geopolitieke rivalen rijk te maken. Dát zou pas realistisch zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content