De eerste weken na de tsunami’s was alles gericht op overleven. Maar nu volgt de aandacht voor de overlevenden. Uit alle windrichtingen stromen psychische hulpverleners toe. Ze krijgen vrij spel om te experimenteren met de slachtoffers. Bericht uit Banda Atjeh.

Hassan zit op de stoep voor een huis dwangmatig aan zijn tenen te pulken. Hij kijkt op en glimlacht zenuwachtig, maar vriendelijk. ‘Kom zitten’, zegt hij dringend. ‘Weet je dat ze nog steeds lijken van onder de brokstukken halen?’ Het is waar. Voor degenen die de stad direct na de ramp hebben gezien, is het nu een wereld van verschil. In veel wijken is het puin geruimd en zijn de meeste wegen weer begaanbaar. De stoffelijke overschotten die overal op straat lagen, zijn merendeels weggehaald en begraven. Desondanks worden ruim zes weken na de tsunami’s nog dagelijks honderden lichamen geborgen uit de platgeslagen gebouwen.

Hassan verloor zijn vrouw en vier kinderen in de tsunami’s. Zoals velen heeft hij hun lichamen niet teruggevonden. Hij kan niet verdragen dat hij zijn gezin niet kon begraven. Maar vooral de gedachte dat er misschien toch nog iemand in leven is, blijft hem achtervolgen. ‘Hij gaat er met de dag op achteruit’, zegt zijn zus, die nieuwsgierig uit het huis te voorschijn is gekomen. Elke dag wordt hij magerder en wordt zijn gezicht zwarter’, meldt ze waar hij bij zit. ‘En hij wordt zo gauw boos. Ik weet me geen raad met hem sinds hij hier is ingetrokken. Hij zou weer aan het werk moeten, als afleiding.’

Een kennis uit Medan belde Hassan kort geleden op met de boodschap dat zijn tienjarige dochter waarschijnlijk nog in leven is. Hij had van een orang pintar (een ziener) gehoord dat Hassans dochter was meegenomen door een blanke man. De vrees dat veel kinderen van Atjeh in de chaotische omstandigheden na de tsunami’s door mensensmokkelaars of adoptiebureaus worden weggehaald, is groot. Hassan is radeloos. Het bericht heeft hem hoop gegeven, maar tegelijk vreest hij dat zijn dochter in de handen van criminelen is gevallen.

‘Ik ben niet het type dat geloof hecht aan de inzichten van zieners. Maar ik moet alles aangrijpen. Ik vergeef het mezelf nooit als ik niet tot het uiterste zou gaan’, zegt Hassan. De boodschap van de waarzegger is zijn laatste strohalm. Maar hij weet niet waar hij moet zoeken. Zijn zus ziet lijdzaam toe hoe hij eraan ten onder gaat. ‘Ze geven hem valse hoop. Ik heb die kennis gebeld en gezegd dat hij Hassan niet meer mag lastigvallen.’

Teuku Affan, de ziener in Turam, heeft het druk. Halverwege een berg buiten Banda Atjeh komen mensen van heinde en verre naar zijn ‘ praktek‘. Hij ontvangt ze in een kale schuur naast zijn woonhuis. ‘Ik ben overal in gespecialiseerd’, zegt de waarzegger. ‘Hoofdpijn, botbreuken, impotentie en mentale problemen. Ik ben slechts een boodschapper van een hogere macht’, legt hij uit te midden van een dertigtal hoopvolle bezoekers die geknield op de grond zitten.

Verschillende mensen komen bij hem met foto’s van vermiste familieleden. Zo ook de moeder en broer van Muhammad Riza (19). Ze zijn drie dagen geleden met de boot overgekomen van het eiland Pulau Weh ten noorden van Atjeh. Het tweetal neemt respectvol plaats voor Teuku Affan en vraagt hem of hij weet waar Muhammad zou kunnen zijn. De ziener bestudeert de foto aandachtig. Dan pakt hij een fles water, steekt zijn kris erin en blaast over de flessenhals. Hij sluit zijn ogen en lijkt in een trance te raken. Er volgt een stilte van een halve minuut. ‘Hij is nog in leven’, verklaart Teuku Affan plotseling met een indringende blik. ‘U moet zoeken in de plaats Slimu’, zegt hij.

Zijn bezoekers schuiven wat geld onder de mat waar de ziener op zit en verlaten de schuur met bedrukte gezichten. ‘Twee dagen eerder zijn we ook al bij hem geweest. Zijn boodschap heeft toen niets opgebracht’, zegt de broer van Muhammad. ‘Maar volgens Teuku Affan is hij in de tussentijd al weer ergens anders heen gegaan. We weten niet of het iets oplevert, maar we moeten het proberen. Mijn moeder kan niet rusten totdat ze zeker weet dat mijn broer nog leeft of niet’, vertelt hij. Ze stappen in een auto en gaan weer op zoek.

Overgeleverd aan de goden

Atjeh is een mijnenveld van psychische trauma’s. Langs de noord- en westkust van de Indonesische provincie op het eiland Sumatra heeft vrijwel iedereen familieleden verloren. Het geschatte dodental is intussen opgelopen tot meer dan tweehonderdduizend. Meer dan vierhonderdduizend mensen zijn ontheemd en in kampen ondergebracht.

In het opvangkamp Lambhuk bij de moskee van Ule Kareng is er alle reden om in een diepe depressie weg te zakken. Het regenwater van de afgelopen drie dagen heeft een groot deel van de schamele tenten blank gezet. De muggen zijn een constante plaag. Ranzige etensresten liggen te rotten in de modder. Toch blijkt die ellende niet meteen uit de houding van de meeste mensen. Buitenlandse bezoekers worden vrolijk onthaald. Kinderen springen in het rond. Vrouwen komen hun tenten uit om op de foto te gaan.

Maar Sudirman lijkt wel te zijn veranderd. Vier dagen na de ramp zat hij nog vol energie. Ook hij heeft zijn vrouw en kinderen verloren. Hij sprak er toen nog openlijk over en liet zijn emoties de vrije loop. Maar nu is hij terneergeslagen en hij praat moeizaam. Elke dag gaat hij terug naar Alunaga, waar ooit zijn vissersdorp stond. Alles werd door de muur van water weggevaagd. In de afgelopen week heeft hij op de betonnen fundering een schamel huis gebouwd met materialen uit het puin. ‘Ik zou daar het liefst zo snel mogelijk intrekken, maar er is niets te doen’, zegt hij.

Sudirman realiseert zich dat hij waarschijnlijk nog maandenlang in het opvangkamp moet leven. Bovendien heeft hij in de krant gelezen dat de autoriteiten niet willen dat de vissers terugkeren naar Alunaga. ‘Dat besef maakt hem depressief’, zegt een vriend die met hem in dezelfde tent is ondergebracht. ‘Eerst was hij verdrietig, maar nu zit hij echt in de put. Hij trekt zich ’s avonds stil terug en gaat ’s nachts vaak buiten ronddwalen.’

‘Veel mensen voelen zich onzeker en aan de goden overgeleverd’, verklaart Tricia Matthews van de International Catholic Migration Commission (ICMC). Die niet-gouvernementele organisatie was de afgelopen twee jaar al actief in Atjeh. Ze leverde bijstand aan slachtoffers van martelingen. ICMC heeft zeven psychologen uit Jogjakarta gehaald om getraumatiseerde slachtoffers van de tsunami’s te behandelen.

‘De Atjehers hangen niet graag af van anderen. Dat ligt niet in hun aard’, meent Matthews. ‘Het is ongelooflijk om te zien hoe de mensen hier zichzelf in deze extreme omstandigheden weten te redden’, zegt ze. ‘Hun weerbaarheid of natural coping skill blijkt bijzonder goed.’ Matthews vermoedt dat het te maken heeft met de ervaringen gedurende het bloedige conflict dat de Indonesische strijdkrachten al jarenlang tegen de rebellen van de Beweging Vrij Atjeh (GAM) uitvechten. ‘Ze zijn gewend aan trauma’s, maar dit is natuurlijk toch anders.’

‘Er is geen quick fix (snelle oplossing). We zitten hier voor een langere termijn. Maar het is wel van belang dat we zo snel mogelijk in actie komen’, zegt Matthews. ‘Veel mensen hebben psychotraumatische symptomen, maar ontkennen dat ze mentale problemen hebben. Dat ze moeilijk ademen, buikpijn hebben of last hebben van jeukende uitslag, wijten ze aan fysieke omstandigheden. Maar in werkelijkheid wordt dat allemaal veroorzaakt door depressie.’

ICMC bezoekt de kampen en legt in groepssessies met de ontheemde Atjehers uit wat een psychisch trauma eigenlijk inhoudt. ‘We benadrukken dat het volkomen normaal is dat ze in de knoop zitten, dat het begrijpelijk is dat ze niet kunnen slapen of eten. We hopen dat mensen zich daarin zullen herkennen, en ons toestaan hen te helpen’, aldus Matthews. Om het vertrouwen te winnen, zorgt ICMC voor afleiding in de kampen. ‘De mensen hebben behoefte aan recreatie, zoals sport en muziek. Daarnaast organiseren we bijeenkomsten waarin uit de koran wordt gelezen.’

Aan afleiding geen gebrek in een tent die voor de residentie van de gouverneur van Atjeh is opgetrokken. Vrijwilligers van het International Scientology Assist Team verschaffen hier zogenaamde nerve assist (zenuwbijstand) aan de bezoekers die op veldbedden liggen. ‘We hebben de afgelopen vier weken al meer dan 10.000 Atjehers behandeld en 3000 mensen getraind’, vertelt Nick Broadhurst, voorzitter van Scientology Asia-Pacific uit Australië.

‘Bij ongeveer iedereen hier is het zenuwstelsel geblokkeerd. Je moet je voorstellen dat mensen in een wasmachine vol bakstenen hebben vastgezeten. De zenuwbanen zijn daardoor knel komen te zitten.’ Wat eruitziet als een lichte massage, moet het zenuwstelsel weer ontspannen, zo blijkt. ‘De mensen worden behandeld totdat ze zich verlost voelen. Dat zien we aan hun reactie. Als de frons van hun gezicht verdwijnt, is het klaar’, aldus Broadhurst.

Vijf vrijwilligers stappen in een open busje om naar een opvangkamp te gaan voor behandelingen op locatie. Met hun felgele hemden waarop in het zwart ‘ Scientology Assist Team‘ staat gedrukt, zijn ze een bekende verschijning geworden in de stad. Sommige Atjehers zwaaien hen lachend toe.

Eenmaal aangekomen in het kamp op de terreinen van de staatstelevisie TVRI rollen ze op het gras zes matten uit. Over het omroepsysteem wordt hun aanwezigheid bekendgemaakt. Een vijftigjarige Amerikaanse man met korte broek, witte sokken en panamahoed neemt een kampbewoner bij de hand en laat hem op zijn rug liggen. Hij gaat gebukt over zijn eerste patiënt staan en begint zachtjes over diens borst en buik te vegen. Het schouwspel veroorzaakt heel wat hilariteit onder de toegestroomde kampbewoners.

Broadhurst ontkent dat de aanwezigheid van de Scientology Church in Atjeh misschien een tikkeltje ongepast is. ‘We hebben geen dubbele agenda. Onze organisatie overschrijdt de religieuze grenzen en niemand hoeft zich bij ons aan te sluiten. Zelfs islamitische schriftgeleerden zijn langsgekomen voor een nerve assist‘, zegt hij. ‘We blijven tot er niemand meer komt opdagen voor onze diensten. Voorlopig is daarvan nog geen sprake.’

Er zijn wel meer vreemde vogels in Atjeh neergestreken. In een grote zaal van het militaire opvangkamp Matai ligt een Atjeher op zijn buik. Zes grote zuignappen zijn op zijn rug vastgezet. Hij ligt daar al een halfuur voordat een oude Chinese man in een wit pak bij hem langskomt. Met harde bewegingen rukt hij de zuignappen van de patiënt af. Ronde rode vlekken blijven op het lichaam achter. ‘Zo verwijderen we de kwalijke elementen uit zijn lijf’, zegt de geneesheer voldaan. Een andere Chinees gebiedt de man te blijven liggen. Ongevraagd begint hij naalden in zijn benen en voeten te prikken. ‘Acupunctuur is goed om de spanning uit het onderlichaam weg te nemen’, vertelt hij zijn ietwat onwillige slachtoffer.

De geneesheren van Tionghoa, een organisatie uit de Chinese gemeenschap van verschillende gebieden in Indonesië, bieden hun traditionele behandelingsmethoden gretig aan. Op een tafel staan tal van traditionele Chinese medicijnen uitgestald. ‘We waren in eerste instantie bang om te komen, omdat we natuurlijk toch Chinees zijn’, zegt Sinshe A Bun. Chinezen liggen vaak slecht bij de inheemse bevolking van Indonesië. In Atjeh is het niet anders. Maar dat weerhoudt de Atjehers er niet van een scala aan behandelingsmethoden te ondergaan, getuige de lange rij wachtende kampbewoners.

‘We zijn blij dat de mensen ons vertrouwen’, zegt Teddy Tan. Hij overhandigt zijn naamkaartje. ‘ Supranatural & Chi-Kung Therapy‘ staat er met rood-gouden letters geschreven. ‘Ik behandel zonder medicijnen en zonder neveneffecten’, legt hij uit. Hij wil zijn methode wel even laten zien en plukt een wachtende uit de groep. De overrompelde patiënt gaat liggen en ondergaat een vorm van handoplegging. Teddy Tan spreekt enkele onverstaanbare woorden. Hij sluit af met een hoofdmassage. ‘Komt u morgen nog maar eens terug’, klinkt het uiteindelijk.

Vrolijke begeleiding

Laetitia De Schoutheete kan zich flink boos maken om alle flauwekul die er in Atjeh wordt gepraktiseerd. De Belgische psychologe van Médecins sans Frontières (Artsen zonder Grenzen) is druk in de weer lokale medewerkers te instrueren. Zoals elke dag trekt ze morgen met mobiele klinieken per helikopter naar het rampgebied. Ze bezoekt de opvangkampen en de puskesmas, lokale hospitalen, om slachtoffers bij te staan.

‘De klassieke reactie is ontkenning. Dus we melden nooit dat we psychologen zijn die komen om de mensen van een trauma af te helpen’, legt ze uit. ‘We zeggen dat we zijn gekomen om te praten over wat ze hebben meegemaakt, want het belangrijkst is dat er iemand naar ze luistert. Daar worden ze mentaal sterker van. Maar de meeste slachtoffers kunnen hun verhaal aan niemand kwijt. Iedereen heeft hetzelfde meegemaakt, dus ze luisteren niet naar elkaar. Als er een zegt dat hij zijn vrouw is kwijtgeraakt, zal een ander vertellen dat hij al zijn kinderen heeft verloren. Iedereen wil alleen over zijn eigen ervaring praten.’

Maar ook de professionele hulpverleners uit het Westen gaan volgens De Schoutheete in de fout. ‘Ze spreken meteen van een Post-Traumatic Stress Disorder (PTSD), maar dat kan helemaal niet’, zegt ze. ‘Als daar al sprake van is, begint dat pas na drie maanden. Bovendien kan de diagnose pas na zes maanden worden gesteld. Artsen die het nu al over het PTSD hebben, zijn verkeerd bezig’, aldus de Belgische. ‘Maar ik weet wel hoe dat komt. Als je dat woord gebruikt, valt er uit de donorgemeenschap meer geld te halen. Maar we moeten juist zien te voorkomen dat het optreedt.’

Kinderen zitten te tekenen in een grote tent die door Unicef, het kinderfonds van de Verenigde Naties, is opgetrokken in het kamp van Darusalam. Vrijwilligers begeleiden hen zo vrolijk mogelijk. Geschat wordt dat zo’n 35.000 kinderen in Atjeh een of beide ouders kwijt raakten. ‘Het heeft natuurlijk een enorme impact op de gemoedstoestand’, zegt Shantha Bloemen van Unicef. ‘Sommige kinderen denken dat de tsunami’s specifiek op hen gericht waren, als bestraffing. Anderen voelen zich schuldig dat ze nog in leven zijn in tegenstelling tot hun ouders, broers en zussen’, aldus Bloemen.

‘Veel kinderen vinden het moeilijk om over de tsunami’s te praten. Door ze te laten tekenen geven we ze een andere mogelijkheid om zich te uiten’, legt ze uit. ‘Maar de meest getraumatiseerde kinderen kunnen we niet bereiken. Die kinderen zijn te bang, ze houden zich schuil en worden niet geholpen’, vermoedt Bloemen. ‘De beste therapie is dat ze weer naar school gaan en bij elkaar zijn.’

Het lot van de weeskinderen heeft ook de aandacht getrokken van het hoofd van een pesantren, de islamitische kostschool Dayah Riyadhusshalihin in het plaatsje Ateuk Angguk. In de ontvangstkamer heet Muhammad Daud Zamzami (70) een twaalftal onwennige vertegenwoordigers van christelijke hulporganisaties uit de Verenigde Staten welkom. Ze zijn gekomen om voeding, schriften, en vitaminen te overhandigen.

Maar Zamzami heeft meer behoefte aan geld. Hij heeft het plan opgevat om 200 weeskinderen aan te nemen in de pesantren. Waar hij ze zal onderbrengen, is een raadsel. De 153 leerlingen die hij nu heeft, leven in bijzonder schamele omstandigheden. Daarom zou Zamzami in totaal 885 miljoen roepia (100.000 euro) per jaar nodig hebben. Gevraagd hoe hij met mogelijke trauma’s van de kinderen omgaat, kijkt hij glazig voor zich uit. ‘Zodra ze hier zijn, knappen ze vanzelf weer op. We eten hier samen en we slapen samen. Zo krijgen ze het gevoel dat ze niet alleen zijn. Geloof me, ze zullen vanzelf weer lachen.’

Door Alexander Weissink

‘Ik ben niet het type dat geloof hecht aan de inzichten van zieners, maar ik moet alle aanwijzingen aangrijpen.’

‘Sommige kinderen denken dat de tsunami’s specifiek op hen gericht waren, als bestraffing.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content