Engagement en passie zijn voor regisseur Ivo Van Hove de sleutels om mooi theater te maken met artistieke verwanten. Een gesprek met de man die de komende jaren het Holland Festival zal leiden.

Zeven jaar geleden trok Ivo Van Hove naar Eindhoven om er op vraag van Eric Antonis, de toenmalige intendant, het kersverse Zuidelijk Toneel te leiden. Sindsdien heeft de Vlaamse regisseur er vanuit de provincie het stoffige grotezaaltheater in de Nederlanden nieuw leven ingeblazen, een reanimatie die met vaste regelmaat ook in Vlaanderen kon worden gevolgd. Maar haast alle producties van Het Zuidelijk Toneel zijn doordacht verrassend en aanstekelijk fris, wat opnieuw op rekening van intendant Van Hove moet worden geschreven. Dat ?veldwerk? was het Holland Festival, het kunstenfestival dat dit jaar zijn 50ste verjaardag viert, evenmin ontgaan. Enkele maanden geleden werd bekend dat de Vlaming de leiding van de volgende festivaledities op zich zal nemen.

Het beloven dus drukke jaren te worden voor Ivo Van Hove, want naast het Holland Festival blijft hij regisseur en intendant in Eindhoven. Daar is nog werk aan de winkel, zegt hij, en bovendien staat hij er voor het programma van het Holland Festival niet alleen voor. Maar vooraleer het zover is, gaat hij begin juni ?Koppen? regisseren. Daarvoor vertrekt Van Hove van het filmscenario dat John Cassavetes, zowat de geestelijke vader van de Amerikaanse independent cinema, in 1965 voor de film ?Faces? schreef. Gerardjan Rijnders, beter bekend als de voorman van Toneelgroep Amsterdam en zelf een begenadigd toneelschrijver, staat in voor de Nederlandse vertaling, terwijl de Nederlandse componist Harry de Wit een jachtige muziekscore schrijft. Van Hoves vaste vormgever Jan Versweyveld ontwerpt een ruimte waarin de grens tussen publiek en spelers vervaagt.

Dat belooft spannend werk te worden, zoals Van Hove de voorbije zeven jaar in Eindhoven maakte.

Is het ?project? Het Zuidelijk Toneel zo goed als voltooid of zijn er nog toekomstplannen ?

IVO VAN HOVE : Mijn indruk is dat het nog maar pas begonnen is. We zijn in Eindhoven van wal gestoken met wat ik een kerngroep noem, ondertussen heet dat al een ?ensemble?. Het volstaat niet om een aantal acteurs te implanteren, je moet ook de verbinding maken met het hele bedrijf. Dat is naar mijn gevoel maar net aan de gang. Omdat Het Zuidelijk Toneel ondertussen zo geëvolueerd is, ook in kwantatieve zin, verhuizen we deze zomer naar andere gebouwen, met grotere repetitieruimten waarin we de grotezaalproducties eindelijk in betere omstandigheden kunnen monteren. En die dingen bieden voor mij naar de toekomst toe nieuw materiaal.

Bovendien ben ik niet zo iemand van nieuw, nieuwer, nieuwst. Je kunt jezelf niet om de haverklap vernieuwen, dat is onmogelijk. Dat heb ik ook nooit nagestreefd of gedaan. Ik moet me wel altijd goed voelen in de dingen die ik doe. Zo ben ik bij Het Zuidelijk begonnen in een ad hoc-sfeer daar voelde ik me goed in en geleidelijk aan heb ik dat laten evolueren naar wat het nu is. Ik weet nog niet wat de volgende logische stap zal zijn, maar nu is het goed en ook van zichzelf zal er wel iets anders uit groeien. Want ik ben een echte theater maker pur sang : ik maak heel graag toneel. Voor mij is het een beetje zoals dagboeken schrijven ; achteraf bekeken kan ik altijd goed zien uit welke periode van mijn leven het stamt. Voor mij heeft het daarom niet alleen met vormvernieuwing, spelvernieuwing of iets dergelijks te maken, maar ook met mijn manier van leven, van zijn.

Mensen die bij ons komen werken, moeten er eveneens hun dagboek kunnen schrijven. Ik geef maar een voorbeeld : Steven Van Watermeulen ( vast acteur van het ensemble, PV) gaat volgend seizoen bij ons een klein project regisseren. Dat is een onderdeel van zijn dagboek. Ramsey Nasr heeft dat dit seizoen al kunnen doen. Op zijn verzoek hebben we dit jaar zijn ?Doorspeler? op de affiche gezet. Niet omdat het zo’n succesvolle monoloog was, maar omdat het net zoals zijn rol in ?Caligula? zijn dagboek is. Dàt wil Het Zuidelijk Toneel in de toekomst zijn.

Welk soort theater wil Het Zuidelijk Toneel dan maken ?

VAN HOVE : Dat is heel simpel en heel duidelijk : mooi en goed theater met artistieke verwanten. Toch hou ik niet zo van het idee van een familie. Daarover hebben we wel discussies binnen het ensemble. ?We moeten toch een familie vormen?, vonden bepaalde mensen. Maar familie, dat betekent dat er vanalles moèt, voor mij gaat dat te ver. Dat zoek ik niet in het toneel. Ik zoek artistieke verwanten en dat is toch iets anders. Met hen heb je een bepaalde verwantschap in een bepaald gebied, maar geen bloedband zoals je die met een familie hebt. Een band waar je niet van loskomt en die je ook niet loslaat. Trouwens, mijn stukken zijn bijna allemaal familiedrama’s (lacht).

Wat regisseurs betreft, zijn die verwanten de voorbije twee seizoenen aardig aangegroeid. Voordien was vooral Dora Van der Groen een vaste gast, sinds vorig seizoen zijn daar ook Pierre Audi, Peter Van Kraaij, de mensen van Cie. De Koe en Johan Simons van Hollandia bijgekomen.

VAN HOVE : Ja, ik sta er gelukkig niet alleen voor. Door een toeval regisseer ik dit seizoen behalve ?Koppen? ( dat op 7 juni op het Holland Festival in première gaat, PV) ook ?De Onbeminden?. Dat was een vervangproductie want normaal zou Dora Van der Groen ?Salomé? bij ons gedaan hebben, maar door allerlei omstandigheden ging dat niet door. Dat ik veel zou regisseren, is een beetje een misverstand. Misschien komt dat wel omdat ik zo’n bezig beestje ben op allerlei vlakken, waardoor de indruk ontstaat dat ik dag in dag uit regisseer. Ik heb het onlangs even nageteld : ik heb de voorbije vier jaar vijf stukken geregisseerd. Enkel voor het Zuidelijk weliswaar, want daarnaast heb ik een gastregie in Stuttgart gedaan en eentje in Hamburg. Maar goed, dat is eigenlijk niet zo veel, de meeste regisseurs maken twee tot drie producties per jaar. Met één stuk per jaar ben ik al best tevreden. Ik zoek het niet in de kwantiteit. Ik kan geen haastig werk afleveren, dan voel ik mij gewoon slecht.

Ik heb een fantastische dramaturg, Bart Van den Eynde, en samen bereiden we een stuk altijd grondig voor. Van ?De Onbeminden? dachten we dat het een eenvoudige voorbereiding zou vragen. Nu, we hebben nog nooit zo’n diepgravende, zo’n alomvattende voorbereiding gemaakt. Aan ?Rijkemanshuis? ( Van Hoves erg gelauwerde regie van het onspeelbaar geachte ?More Stately Mansions? van de Amerikaanse schrijver Eugene O’Neill, PV) indertijd met Erwin Jans als dramaturg nog, hebben we een jaar gewerkt.

Voor mij is dat een conditio sine qua non. Als je toneel ziet als een dagboek, dus als een oeuvre, dan interesseert het mij niet om een maakproduct, een vakkundig ding af te leveren. Vakmanschap moet hoor, vind ik en ik hoop dat ik dat ook bezit maar ik verveel mij als toeschouwer ontzettend bij voorstellingen die alleen maar vakkundig zijn. Ik heb liever een verminkte, een halfmislukte voorstelling die met passie, engagement en uit noodzaak gemaakt is, dan een vakkundig perfect in elkaar gedraaide voorstelling. Daar heb ik niets aan, daarvoor ga ik niet naar het toneel.

Dat engagement probeer ik ook altijd van mijn acteurs te verkrijgen. Een heel goed maar niet evident voorbeeld was ?Caligula? ( het stuk van Albert Camus dat Van Hove vorig seizoen regisseerde, PV). Daar stonden veel acteurs (13 of 14) op de bühne en naast de protagonisten hadden de nevenrollen amper 10 tot 12 regels. De grootste nevenrol, die van Henk van Ulsen, telde er 28. Nu, die mensen zaten wel drie uur op het toneel, maar ze waren niet van de voorstelling weg te slaan. Henk van Ulsen, een man die al zoveel in zijn leven gedaan heeft, stond erop ook al zei ik hem dat het niet hoefde om elke repetitie bij te wonen. Dat soort van inzet is toch wat ik zoek.

U gaat binnenkort ?Rijkemanshuis?/?More Stately Mansions? ook in New York regisseren, bij de New York Theatre Workshop. Hoe verloopt dat ?

VAN HOVE : Ik ben ondertussen drie keer bij de mensen op bezoek geweest, heb hun voorstellingen gezien en heel veel met hun artistic director gesproken, want dat is toch altijd het belangrijkste voor mij. Jim Nicola heet hij, een ongelooflijke man met een ongelooflijk on-Amerikaanse blik op de dingen. Daar ben ik door gecharmeerd en voor hem ga ik echt door het vuur. De New York Theatre Workshop is vooral bekend geworden door de controversiële musical ?Rent?. Het is een typisch East Village gezelschap, dat sinds anderhalf jaar in de East 4th Street, recht tegenover het beruchte La Mama Theatre gevestigd is. Ze zijn, zoals dat heet, een off-broadway-gezelschap, wat onder andere te maken heeft met het feit dat er maximaal 250 toeschouwers in hun zaal kunnen.

Ze produceren maar dat is in heel Amerika eigenlijk voornamelijk nieuw werk van nieuwe schrijvers. Want het Amerikaanse theater is niet gebaseerd op regisseurs maar op schrijvers. Daarom zie je er vaak ook niet zo’n best theater, wat eveneens te maken heeft met de korte repetitieperiode. Ze hebben hooguit drie tot vier weken en verder dan het realisme kom je op die korte tijd niet.

Ik ben toch geschrokken van de situatie waarin het theater zich in New York bevindt. Leven van je theaterwerk is heel moeilijk, tenzij op Broadway of zo. In vergelijking daarmee bevinden we ons hier in een zeer comfortabele positie. In de VS gaat het volgens mij daarom ook de slechte richting uit. Het theater heeft er bijna geen kans van bestaan.

U gaat Eugene O’Neill als het ware in de hol van de leeuw regisseren.

VAN HOVE : Ja, er bestaat een hele, realistische opvoeringstraditie van O’Neill in de VS waar mijn voorstelling tegenin gaat. De Wooster Group overigens ook, het ijs is dus al gebroken. Zij spelen nu ?The Hairy Ape? ( een jaar geleden nog in Brussel te zien, PV), trouwens op Off-Broadway.

De voorbije jaren bent u echt wel verslingerd geraakt op het werk van Eugene O’Neill. In 1989 hebt u ?Rouw siert Elektra? geregisseerd en nadien volgden ?Het begeren onder de olmen? en ?Rijkemanshuis?. Wat spreekt u aan in die getormenteerde familiedrama’s ?

VAN HOVE : Dat gepassioneerde spreekt mij zeker aan. Maar wat mij in zijn teksten veel sterker trof, is de schriftuur. Die is met name heel ?primair? : er is haast nooit een subtekst, alles staat in de tekst. Als er staat ?ik wil je morgen graag ontmoeten?, dan is het woordje morgen au sérieux te nemen, evenals het woordje graag en ontmoeten. Dan betekent ontmoeten niet liefhebben of graag evenmin liever niet, zoals het bijvoorbeeld bij Tsjechov het geval is. Het is haast kinderlijk zoals O’Neill schrijft en daar hou ik ontzettend van. Het bezit een heel grote kinderlijke authenticiteit. Maar het beeld dat ontstaat in die grote epossen van hem, dat is natuurlijk ontzettend rijk doordat alles voortdurend kantelt en tegenover elkaar komt te staan. Dat is het soort schriftuur waar ik enorm van hou.

Om een tegenstelling te gebruiken : die van Tennessee Williams bijvoorbeeld spreekt mij minder aan. Maar ik heb wel ?A streetcar named desire? gedaan omdat er mij iets anders aantrok. Daar vond ik een wereldvisie die ik één keer wilde schilderen, maar waar ik mij niet voortdurend in wil onderdompelen. Want het is de meest negatieve wereldvisie die ik ooit in een toneelstuk heb teruggevonden. Williams poneert daarin volgens mij dat mensen niet tot elkaar kunnen komen. De totale onmogelijkheid van de toekomst. Van Tennessee Williams zie ik mij niet zo snel drie toneelstukken ensceneren.

Ondertussen hebt u naast het petje van regisseur en intendant van Het Zuidelijk Toneel, zopas ook de festivalleiding van het Holland Festival op u genomen. Wordt dat niet teveel voor één man ?

VAN HOVE : Heel vroeg al, toen ik een broekje was, heb ik op school geleerd om de beschikbare tijd in te delen, zodat je voldoende vrije tijd had. Dat was de bedoeling : niet zozeer om te werken, maar wel om veel vrije tijd over te houden. Dat tweede aspect vond ik natuurlijk fantastisch en daar heb ik geleerd op een heel gedoseerde manier met mijn energie om te springen.

Ten tweede zou ik heel ongelukkig worden als ik alleen maar zou regisseren. Mijn kop zou uiteenbarsten denk ik, en zoiets merk ik bij veel regisseurs rondom mij. Ze raken overgeconcentreerd op hun materie, bijgevolg word je gespannen en verlies je je greep op de zaak. Als ik ’s morgens op mijn bureau kom, hou ik mij met zakelijke dingen bezig. En als om 11 uur de repetities beginnen en ik van de trap af naar de repetitieruimte loop, draai ik gewoon een knop om. In het repetitielokaal denk ik geen seconde aan de problems die op mijn bureau liggen, en evenmin aan het Holland Festival en wat ik daar ga programmeren. Ik kan heel goed inzoomen op een bepaalde materie en die daarna weer loslaten, zonder ze te vergeten. En daarnaast werk ik nu natuurlijk zeven dagen op zeven.

Bovendien ben ik een vrij eclectisch iemand, een veelvraat : ik hou van het werk van Dora Van der Groen, van Ger Thijs die bij ons gewerkt heeft, van die heel rationele Peter Van Kraaij en, daartegenover, die ?boer? van een Johan Simons. Het is net om die reden en omwille van mijn werk bij Het Zuidelijk Toneel, als regisseur maar ook als directeur, dat het Holland Festival mij gevraagd heeft. Als regisseur bijvoorbeeld maak ik geen theater vanuit een bepaalde, eenduidige visie. Het heeft natuurlijk ook een aantal oppervlakkige redenen dat een voorstelling als ?Caligula? er totaal anders uitziet als ?De tramlijn die verlangen heet? of ?Splendid’s? ( de op Jean Genets tekst gebaseerde productie uit 1994, PV). ?Splendid’s? is een performance, ?Tramlijn? is een grote gepassioneerde, met bloed, zweet en tranen gespeelde voorstelling, en ?Caligula? is een heel cerebrale productie met veel moderne technologie. Ik kan bijvoorbeeld zowel van U2 genieten als van Jos Van Immerseel die Bach speelt.

Zo wil ik ook het festival maken, vanuit een persoonlijke visie. Het hoeven niet per se de tien beste producties te zijn die in de wereld te zien zijn. Neen, eclectisch. Een kleine miezerige performance tegenover Peter Zadek met een fenomenaal mooie voorstelling in de Amsterdamse Stadsschouwburg bijvoorbeeld. Achteraf zal daar wel een lijn in te herkennen zijn, zoals dat ook nu bij Het Zuidelijk Toneel het geval is.

Paul Verduyckt

Het Holland Festival loopt van 31/5 tot 30/6 en bevat onder meer werk van Mats Ek en Bob Wilson, Mauricio Kagel, Stefan Wolpe, Frans Brüggen en Matthijs Vermeulen. Inlichtingen en programma : 0031-20-621.12.11.

Ivo Van Hove : Ik ben een echte theatermaker pur sang, voor mij is het een beetje zoals dagboeken schrijven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content