?Als twee acteurs elkaar niet kunnen luchten, begin ik er gewoon niet aan.? Dirk Roofthooft, Thaliaprijs ’96, wil geen vast gezelschap. Hij speelt in ?De wijze van zaal 7? en ?De keizer van het verlies?.

ENKELE seizoenen geleden speelde Dirk Roofthooft samen met de betreurde Dries Wieme en met Bea Rouffart ?De Opdracht? van Heiner Müller, in een regie van Jan Ritsema, bij het Kaaitheater. ?Telkens wanneer ik Dries Wieme, voor wie ik een enorme bewondering had, bezig zag, dacht ik : daar zit mijn toekomst ; ik ga tot mijn zestigste, zeventigste, of zolang ik leef, toneelspelen. Ik denk ook dat het zo zal zijn, maar soms maakt het mij bang dat ik nog dertig jaar moèt acteren. Dat vind ik zo’n ongelooflijk enge beleving van je leven. Maar ja, ik kan niks anders en ik zal alleen ophouden met acteren als ik uit de running ben, als ik de dingen die ik wil doen niet meer kàn doen. Als de teksten die ik dan moet spelen of de theatervormen waaraan ik meewerk, mij niet meer interesseren. Nee, dan stop ik.?

Heel even, vermoed ik, moet diezelfde gedachte bij hem opgekomen zijn in het begin van de jaren tachtig. Kakelvers van Studio Herman Teirlinck, lichting 1981, en na enkele prille engagementen bij het Nederlandse gezelschap De Appel en de Internationale Nieuwe Scène, kwam hij bij het NTG terecht. Uiteindelijk bleef hij er twee jaar, wat hij nu als een traumatische ervaring omschrijft. ?Daar zaten acteurs bijeen die noodgedwongen al 25 jaar samenzaten omwille van de sociale zekerheid of om werk te hebben, noem maar op maar die niet meer in elkaar geïnteresseerd waren. Het engagement van de vaste acteurs tegenover het project, tegenover elkaar, tegenover gastacteurs of gastregisseurs was soms onbestaande.?

?Ik heb absoluut geen zin dat heb ik daar voor het eerst ervaren om 25 jaar lang noodgedwongen met dezelfde acteurs door te brengen van wie enkele elkaar niet kunnen ruiken of zien. Als twee acteurs elkaar niet kunnen luchten en ik sta met die mensen in een productie, dan begin ik er gewoon niet aan. Want de hoge kwaliteit die ik bij elke productie nastreef, is dan al lang niet meer realiseerbaar.?

?Daarom ben ik absoluut niet ambitieus wat een theaterloopbaan betreft. Ik zit niet te plannen van ‘ik moet deze rol spelen en die tekst doen’, maar ik ben toch wel heel ambitieus ten opzichte van het project waaraan ik begin. Ik wil een zo hoog mogelijke kwaliteit kunnen nastreven. In vaste gezelschappen echter worden er constant compromissen gesloten omdat bepaalde mensen niet met elkaar kunnen leven en dus ook niet meer intens met elkaar willen omgaan tijdens repetities. En toch blijven ze maar van die stukken spelen waar ze in wezen niet zo door geïntrigeerd worden. Daar wil ik niks mee te maken hebben. Liever geen werk dan zulke dingen te doen. Ik vind eigenlijk en veel mensen zullen mij dit niet in dank afnemen dat een acteur geen vast contract moet hebben. Als iedereen zou worden geëngageerd per project, dan zou de kwaliteit ervan met rasse schreden vooruitgaan.?

OPENHEID.

?Als ik in een productie stap, is het voor mij belangrijk behalve de tekst dan om te weten met wie ik zal gaan werken. Dan ga ik, als een BOB-er bijna, onderzoeken of iedereen wel met elkaar wil werken. Ik maak er geen punt van als een andere acteur niet met mij wil werken. We zijn niet allemaal verliefd op dezelfde vrouw, dat is maar normaal. Als ik ook maar voel dat iemand niet echt het engagement heeft tegenover een andere acteur, dan meld ik dat of ik stap uit het project.?

?Toch zijn er enkele uitzonderingen van goed en langdurig ensemblewerk de razend interessante samenwerking van Pol Dehert en Herman Gilis bij het Arca Theater in het midden van de jaren tachtig bijvoorbeeld maar er zijn heel weinig vaste gezelschappen waar dat kan. Waar ze de moed hebben om als het op is, als mensen op elkaar uitgekeken zijn, het ook af te blazen. Het is ook geen schande dat het uit is tussen twee mensen of tussen twintig mensen.?

?Ik heb ook hetzelfde gevoel bij aanbiedingen die ik nu krijg. Als iemand mij vraagt voor een project dat ik binnen twee, drie jaar zal spelen, dan zeg ik altijd : ‘In principe wil ik meedoen, want ik ben geïnteresseerd in jou en jij in mij. Maar wie zegt dat wij binnen twee jaar nog in elkaar geïnteresseerd zijn ? ‘ We zijn dan geëvolueerd en ik zal nooit iemand aan zijn belofte houden zo van : ‘jij hebt mij beloofd dat ik in die film mee mocht spelen’ als die man of vrouw van mening verandert en intussen een interessantere acteur heeft gevonden. Het is dat gebrek aan openheid dat ik enorm mis in een vast gezelschap of structuur.?

Om die redenen is Dirk Roofthooft sindsdien gaan freelancen. Bij het RVT, de voorloper van het huidige Theater Zuidpool, stond hij onder andere in het memorabele ?Alles Liebe?, de hilarische regie van Luk Perceval. Maar ook met Ivo Van Hove was hij aan de slag. In een recent verleden trad hij op in films en tv-series onder andere in ?Moeder, waarom leven wij ?? (VTM) en ?De partizanen? (BRTN-KRO) en werkte hij met erg verschillende theatermakers : Jan Lauwers, Jan Ritsema, Guy Cassiers, Theu Boermans, Jan Fabre en zelfs Wim Vandekeybus.

?Ik werk soms met regisseurs die elkaars werk niet goed vinden en dat vind ik maar goed ook. Daarom wil ik ook niet voortdurend met dezelfde mensen werken. Als ik, bijvoorbeeld, twee aanbiedingen krijg die artistiek even interessant zijn en met één van de twee heb ik al gewerkt, dan kies ik altijd voor diegene met wie ik nog niet heb gewerkt. Het is niet alleen een grotere uitdaging, maar ook minder gevaarlijk. Want als je altijd maar met dezelfde mensen gaat werken, die je bovendien waardeert en bewondert, dan bevestig je elkaar heel makkelijk in datgene waarin je goed bent. En dat vind ik zo voorspelbaar. Ik heb liever dat het een beetje moeilijker wordt gemaakt. Als een regisseur mij zegt, ‘Roofthooft, ik wil u wel maar dan niet om wat je bij deze of gene gedaan hebt, ik ga u eens voor het eerst ècht regisseren’, is dat natuurlijk een belediging voor de mensen met wie ik voordien heb gewerkt, maar desondanks vind ik het een echte uitdaging om met die man of vrouw te werken. Wat niet wil zeggen dat ik mij soms niet vergist heb. Dat ik dacht dat het wel wat zou worden, maar dat het toch nog misliep?.

CHEMIE.

Roofthoofts behoefte om voortdurend andere artistieke uitdagingen op te zoeken, heeft ook nadelen. ?Ik zit dit nu wel met veel trots te verkondigen, maar het is ook zo dat ik de Needcompany en Jan Lauwers bijvoorbeeld ontzettend mis. Het is van ?Invictos? ( dat in 1991 in première ging, red.) geleden dat ik nog met hen heb gewerkt. Door mijn eigen schuld of omdat ik niet vrij ben voor de periode van de aanbiedingen. Dat zal me ook met andere regisseurs overkomen. Dit seizoen ga ik bijvoorbeeld niet met Jan Ritsema werken ik vond van mezelf dat ik na een lange periode van samenwerken eens niet mee moest doen en dat voelt heel raar. Misschien zal het weer enkele jaren duren vooraleer we samen nog iets doen, maar ik zal mijn voortdurende nood aan afwisseling daarom niet betreuren. Ik ben een zwerver, ik ben heel nieuwsgierig naar dingen die ik niet ken. Ik weet niet of er een woord voor bestaat, maar ik ben het tegenovergestelde van een racist : ik vind het zo opwindend om andere rassen, andere mensen tegen te komen. Ik zou daar heel graag eens een voorstelling over willen maken. Ik begrijp het gewoon niet dat zoveel mensen angst hebben voor iemand of iets dat anders is dan henzelf.?

Op de specifieke vraag waarom hij graag met bovengenoemde regisseurs werkt, weet hij niet onmiddellijk een antwoord. ?Ik weet dat ik heel graag met die mensen heb gewerkt, maar ik ben erg bang daarom heb ik ook een hemelse schrik van interviews dat hetgene wat ik over hun werk en onze samenwerking vertel veel minder rijk is dan de redenen waarom ze zo interessant zijn. Bovendien zit mijn hoofd zo vol van het werk waarmee ik nu bezig ben ( zijn vertolking in ?Pietje de leugenaar?, de nieuwe film van Frank Van Passel, red.) en dat walst over al het vorige werk heen.?

Vergelijk het met een diepe ervaring, zegt hij : ?Ik wil die dan zo goed mogelijk beleven en ga ze dan niet uitleggen of beschrijven. Als ik die ervaring voel, kan ik ze uitdrukken, al spelende bijvoorbeeld, maar zodra ik ze ga uitleggen voel ik ze bijna niet meer. Daarom schrijf ik ook nooit brieven ; ik kan namelijk nooit zo snel schrijven als ik denk of spreek. Meestal stuur ik cassettes op omdat ik heel erg bang ben dat ik mezelf al schrijvende manipuleer.?

?Dat is net het moeilijke met theater : ik weet perfect waarom ik bepaalde dingen doe, maar als ik ze uitleg zijn ze minder rijk dan op het moment dat ik ze doe. Als mensen dat zouden voelen, dan zouden ook theaterrecensies niet meer nodig zijn. Als je daarvoor naar het theater zou gaan, om die eenmalige belevenis mee te maken, dàt zou mooi zijn.? Na wat aandringen : ?Er moet een soort van chemie zijn met de persoon in kwestie, anders begin ik er niet aan. Ik moet absoluut gebiologeerd zijn door hem en zijn werk. Ook van belang is de tekst, of het nu om film of theater gaat. Als de tekst mij niet aanspreekt, dan doe ik het niet. Het is spijtig als een bepaalde regisseur met wie ik heel graag zou willen werken, aan komt zetten met een Pinter of een Molière bijvoorbeeld. Hun teksten hebben waarschijnlijk hun kwaliteiten, maar ze prikkelen mij niet. Het is mij ook al regelmatig gevraagd om Oedipus of Hamlet te spelen, ik lees die stukken dan wel maar ze raken me niet genoeg om tegenover die regisseur een totaal engagement te kunnen garanderen. Oudgriekse drama’s, daar heb ik ook altijd problemen mee. Ik heb nog nooit een opvoering gezien waar het koor goed fungeert of een deus ex machina afdoende wordt verantwoord.?

SOLOWERK.

Heeft hij het dan moeilijk met mythologische personages of irreële geestesverschijningen ? ?Nee, ik ben, bijvoorbeeld, een ongelooflijke Heiner Müller-freak. Ook van ?Kopnaad? van Stefan Hertmans slaat mijn hoofd op hol. Bij de meest moeilijke teksten is mijn fantasie soms niet te houden. Dat verwijt krijg ik toch vaak, dat ik moeilijke teksten speel. Ik moet ze regelmatig verdedigen : waarom nu diè tekst, waarom ?Kopnaad? zo moeilijk, waarom ?De keizer van het verlies? ? En in tegenstelling tot Vlaanderen wordt ?De wijze van zaal 7? van Hans Aarsman in Nederland af en toe aangevallen. De tekst van Fabre van buiten leren, dat was een avontuur. Dat gaat zo diep, een onwaarschijnlijk intense ervaring was dat.?

Met die twee monologen, ?De wijze van zaal 7? en ?De keizer van het verlies?, heeft hij zich op het einde van het vorige seizoen laten opmerken. Door zijn werk in andere producties was het onderhand wel duidelijk wat een veelzijdig, ironisch en exuberant acteur Roofthooft eigenlijk is, maar met het verbluffende solowerk viel er echt niet meer naast te kijken. Of het nu om een eenvoudige maar ook buitenissige museumsuppoost (?De wijze van zaal 7?) ging, of om een trieste clown-kunstenaar (?De keizer van het verlies?), telkens zag de toeschouwer een man aan het werk die ter plekke de kunst van het (toneel)spel leek uit te vinden en toch, wars van technische kneepjes, zichzelf bleef. Het nieuws van de Thalia-theaterprijs, die hem op 27 september in deSingel zal worden uitgereikt, kwam dus niet als een complete verrassing. Acteren is voor hem immers veel meer dan een rol spelen.

?Ik vind het een zeer nauwe benadering van theater als je je alleen met je rol bezighoudt, alleen die Hamlet of die Oedipus te willen spelen. Theater is veel meer dan alleen maar heel virtuoos een rol spelen. Als de kleur van de rol groen is, dan is groen maar een deel van het schilderij. Je moet je dienstbaar stellen ten opzichte van het hele stuk, de hele productie. Dat beseffen veel te weinig acteurs. Ik kan doodongelukkig zijn over een verknoeide scène waar ik zelf misschien niet eens in meespeel. Ook al gaat het om een piepkleine scène, de kans is groot dat ik er mijn slaap voor laat en lig te tobben hoe ze morgen beter kan.?

?Ik kan ook enorm bemoeizuchtig zijn. Ik steek mijn neus in alle aspecten van een productie en dat heeft mij in het verleden ook wat vijanden opgeleverd. Ik ben blij dat ik de voorbije jaren regisseurs heb gevonden die dat debat met mij durven aangaan. Tijdens die dialoog komt je rol sowieso naar boven en kom je als acteur iets meer te weten over de droom van die regisseur met betrekking tot het stuk.?

?Ik ga steeds uit van het stuk en hoe het zich ontwikkelt. Als je daar oog voor hebt, dan komt de invulling van je rol wel vanzelf. Toegegeven, dat is heel moeilijk : een acteur zet zich omwille van ijdelheid of haast vaak vòòr de tekst. Dan slagen muzikanten volgens mij er veel beter in om dat soort van valkuilen te vermijden. Eerst hoort de toeschouwer de hele muziek die ontroert, pas later valt zijn oog op het instrument en in een volgende fase gaat zijn aandacht naar de uitvoerder.?

Hetzelfde streeft Roofthooft na met het muziektheaterproject dat hij in februari volgend jaar bij de Vooruit zal doen. De muziek wordt geschreven door Henry Threadgill, de Amerikaanse jazzcomponist die hij in 1994 tijdens het werk aan ?Philoktes-Variaties?, het artistieke testament van Wooster-Group-lid Ron Vawter, bij Kaaitheater leerde kennen en met wie hij bevriend raakte. Hun gemeenschappelijke fascinatie voor de teksten van de Caraïbisch-Amerikaanse Nobelprijswinnaar Derek Walcott vormt de basis van het gezamenlijke werkstuk. Muziektheater om nu al naar uit te kijken.

Paul Verduyckt

?De keizer van het verlies? is nog te zien op 27, 28, 29/9 en 1/10 in deSingel (Antwerpen). ?De wijze van zaal 7? staat op 3/10 in Aalst (Netwerk), 4/10 in Waregem (De Schakel), 11 en 12/10 in Brugge (De Werf), 15/10 in Maasmechelen (C.C.), 17/10 in Geel (De Werft), 22/10 in Brussel (PSK), 9/11 in Kortrijk (Limelight) en 28-29/1/’97 in Leuven (Stuc).

Dirk Roofthooft : Ik vind dat een acteur geen vast contract moet hebben.

Ik moet absoluut gebiologeerd zijn door de regisseur en zijn werk.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content