?Time Rocker? van Robert Wilson en Lou Reed is een reis door een imaginaire ruimte, soms ridicuul maar altijd de moeite waard.

HET prestigieuze Thalia theater in Hamburg leek dit seizoen in opperste schoonheid te zullen afsluiten. ?Time Rocker?, een rockopera van de Amerikaanse regisseur Robert Wilson en ?Rock-‘n-Roll Animal? Lou Reed, moest op alle fronten een voltreffer worden. Samen met Tom Waits stond Wilson al in voor een ander muziekspektakel dat het meest succesvolle project uit de geschiedenis van het Thalia werd : ?The Black Rider? uit 1990.

Deze keer pakte het enigszins anders uit. Na de première op 12 juni kreeg Wilson er in de Duitse pers van langs zoals nooit tevoren. ?De magie is weg?, ?kaviaarkunst?, ?dé bluf van het seizoen? : zo luidden enkele van de complimenten die hem ten deel vielen. Een hard en eenzijdig oordeel over een te lange en te decoratieve voorstelling, die bij momenten echter ook van een sprankelende eenvoud en ontzettende intensiteit is. Ondertussen lokt ?Time Rocker? volle zalen. ?Opera is niet enkel dat negentiende-eeuwse concept van mensen die het in onze instituties voor het zeggen hebben. Dit zou in Covent Garden of in de Met (in New York, red.) te zien moeten zijn. Mozart schreef muziek voor zijn tijd, dit is de muziek van onze tijd?, aldus Robert Wilson. Volgend seizoen reist de productie alleszins naar Parijs en Amsterdam. Lou Reed is het volmondig eens met zijn stads -en leeftijdsgenoot : ?Ik vind dit zo hedendaags en zo vanzelfsprekend. Ik begrijp niet dat niet meer mensen dit soort werk maken.?

Wilson houdt er een waanzinnige agenda op na. De nieuwe producties en hernemingen volgen elkaar in een razend tempo op. Zo opende ?Time Rocker? een vijftal weken na de première van Wilsons nieuwe enscenering van ?La Maladie de la Mort? van Marguerite Duras in Lausanne, met Michel Piccoli en Lucinda Childs. Tussendoor superviseert hij ook nog enkele hernemingen.

Twee zaken springen daarbij in het oog. Net zoals velen van zijn bekende landgenoten werkt Wilson haast uitsluitend in Europa : Parijs en Berlijn zijn z’n uitvalsbases bij uitstek. Zelfs naar Europese normen maakt hij dikwijls zeer dure voorstellingen, en Amerikaanse theaters hebben daar haast nooit de budgetten voor. Vorig seizoen kon hij voor het eerst sinds lang nog eens een stuk creëren in de V.S., in ?zijn? Texas nota bene. Niet toevallig ging het om ?Hamlet-a monologue?, een enigszins bescheidener soloproject.

DWANG.

Bovendien wordt Wilson geruggesteund door een uiterst efficiënt productiehuis met afdelingen in Parijs en New York dat er zo stilaan de stijl en de omvang van een behoorlijke ?multinational? op nahoudt. ?Tijd is geld? blijkt ook hier de gulden regel : Wilsons volgestouwde kalender is daarvan het tastbare bewijs. Je kan je afvragen of de artistieke en financiële motieven om aan een nieuw stuk te beginnen zo nu en dan niet gevaarlijk inwisselbaar worden.

De ene dure voorstelling na de andere maken, vereist inderdaad een uitgekiende organisatie. Maar het gevaar dat die organisatie op den duur ook de artistieke agenda gaat dicteren, is natuurlijk niet denkbeeldig. Om het met Heiner Müller, overigens een grote Wilson-fan, te zeggen : ?En het vreselijkste aan theater is de dwang, die natuurlijk een economische dwang is (…) ; is men regisseur en heeft men succes, dan verdient men veel geld en moet men natuurlijk veel geld blijven verdienen, zodat men de belastingen kan betalen. Dus maakt men tot acht ensceneringen per jaar. Dat houdt geen mens uit zonder aan creativiteit en innoveringszin in te boeten.?

Die economische dwang hoeft niet noodzakelijk de vorm van belastingdruk te hebben. Wilson investeert heel veel van zijn geld in het ?Watermill Center?, zijn internationaal kunstencentrum voor jonge mensen op Long Island, waar hij veel voorstellingen voorbereidt. De uitbouw van dat centrum is een erg nobel doel, maar een enigszins betwistbaar uitgangspunt voor een ?artistieke creatie?.

Maar laat het ons ook maar meteen over de andere kant van de medaille hebben : Wilson blijft erg begaan met zijn artistieke integriteit. Voor ?Time Rocker? heeft zijn productiemachine duidelijk weer op volle toeren gedraaid en het is indrukwekkend wat die dan tot stand kan brengen. Allicht is enkel Peter Brook er in dezelfde mate in geslaagd om werkomstandigheden te creëren waarin hij in grote mate zijn zin kan doen. Maar Brook koos natuurlijk een heel andere richting dan Wilson : weg van het repertoiretheater, met zijn eigen basis in Parijs waar hij enkel voorstellingen toont wanneer hij er de tijd rijp voor acht. Wilson bleef binnen dat ?commerciële? repertoiretheater werken, maar wist het op een ongekende manier naar zijn hand te zetten. De totstandkoming van ?Time Rocker? illustreert dat perfect. Het stuk werd in mekaar geknutseld in drie fasen gespreid over een jaar, weer gedemonteerd en ten slotte definitief vormgegeven.

De werkzaamheden startten in de loop van vorige zomer in het bewuste ?Watermill Center?. Wilson ging daar ?brainstormen? met Wolfgang Wiens huisdramaturg van het Thalia theater en ook een beetje Wilsons Europese alter-ego en Darryl Pinckney, de Afrikaans-Amerikaanse librettist van het project. Lou Reed had op dat moment enkel gezegd dat hij best wel eens iets met Wilson wilde doen, maar was verder nog niet bij de zaak betrokken. Het kwam er dan ook enkel op aan een dramaturgisch kader te ontwerpen : enkele lijnen waarrond Wilson kon beginnen denken zonder de hele zaak al definitief in een bepaalde richting te sturen.

WORKSHOP.

Wiens kwam toen met de behoorlijk obscure science-fiction roman ?The Time Machine? van de Engelse auteur H.G. Wells aanzetten. Die vertelt het verhaal van Doctor Procopius, die geheime ?plannen? koestert en plotseling verdwijnt. Zijn assistent Nick en Priscilla, de huisdame, worden ervan verdacht hem te hebben vermoord en ontvluchten de politie in een tijdmachine. In verleden en toekomst, langs de meest gekke locaties, gaan ze op zoek naar Procopius, maar de dokter blijft hen ontsnappen. Wilson was meteen gefascineerd. Geobsedeerd als hij is door tijd en ruimte, vond hij de idee van een reis in de tijd als rode draad doorheen de voorstelling erg inspirerend. Darryl Pinckney ging aan het werk, gaf een nog iets absurdere draai aan de tekst en had nog voor de eerste repetities een serieus libretto klaar.

Wilson was om nog een andere reden enthousiast. Anders dan bij ?The Black Rider?, met een libretto van William Burroughs op basis van ?Der Freischütz?, was hij hier nog nauwelijks aan een verhaal gebonden. Het kader was erg open en gaf vrij spel aan zijn fantasie. Gek genoeg zou dat ook net een van de zwakke punten van de productie worden.

In november ’95 werd dan voor de eerste keer het Thalia theater zelf in rep en roer gezet. Voor een repetitieperiode van zowat drie weken, meer dan een half jaar voor de première, kreeg Wilson meteen de grote middelen ter beschikking. Uitgebreide repetitieruimtes, alle acteurs aanwezig, licht en klank en decor- en kostuumateliers in permanente stand-by.

Lou Reed was er ook bij. ?How many songs do you need, Bob ??, schijnen de enige woorden te zijn geweest die hij de eerste dag sprak. In de tweede fase, die van de ?workshop? in Wilson-jargon, was alles mogelijk. Zoeken en uitproberen waren de kernwoorden. Om te beginnen werd er een schat aan bewegingsmateriaal verzameld. Zowat 1100 zogenaamde ?cues? werden op video vastgelegd en ook nog eens zorgvuldig genoteerd door een assistent die zich enkel daarmee bezighield. Voor de acteurs was het een hondenwerk. Uiteindelijk moesten ze bij het afroepen van een nummer meteen de correcte beweging kunnen produceren.

En Wilson knutselde. Meestal vertrok hij van een lege bühne, waarop hij dan met een acteur of een object of licht ?iets? deed. Na drie weken bleef er van het eerste libretto van Pinckney niet veel meer over, van de roman van H.G. Wells nog veel minder. Maar de bouwstenen voor ?Time Rocker? waren er. Lou Reed, die zat er bij, keek ernaar en werkte dan razend snel. Af en toe kwam hij al na een uur met een song voor een ?nieuwe? scène aanzetten.

Net vier weken voor de première was het dan tijd voor fase drie. Allen waren weer present in Hamburg. De resultaten van de workshop waren gewikt en gewogen, en hier en daar veranderd of te licht bevonden. De assemblage kon beginnen. Dankzij zo een uniek werkproces is een zeer complexe voorstelling als ?Time Rocker? bij de première enerzijds nog erg fris en heeft anderzijds al van een enorme samenhang. Wilson repeteert nooit bijzonder lang, maar wel heel efficiënt. Korte en intense werksessies worden afgewisseld met langere periodes waarin hij afstand kan nemen en opties in vraag kan stellen. Ondanks Wilsons helse creatietempo behouden zijn producties zo een grote dramaturgische diepgang en vormelijke perfectie.

OPIUMGROT.

Wat is er dan mis met ?Time Rocker? ? Waarom waren zowel The Black Rider? als ?Alice?, de twee vorige opera’s die Wilson in Hamburg creëerde, zulke successen en liep het deze keer mis ? Wilson lijkt zijn eigen ruiten te hebben ingeslagen : het is eenvoudigweg een beetje teveel van het goede. De meester van het formalisme op het toneel, die zei dat er ?niks mooiers is dan een lege bühne?, dat het hem in het theater niet gaat om ?decoratie? maar om ?sculpturen?, en niet om ?collages? maar om ?structuren?, heeft zich hier en daar verloren in kitscherige en niet ter zake doende vondsten. Alsof hij van ?Time Rocker? een absolute krachttoer van de theatervormgeving wilde maken.

31 scènes, waarvan enkele op knotsgekke locaties een voorchristelijke tempel of een zeventiende-eeuwse Chinese opiumgrot en Wilson heeft ze allemaal van boven tot onder ?aangekleed?, tot in de meest ridicule details. Zo ziet men uiteindelijk door de bomen het bos niet meer en krijgt ?Time Rocker? bij momenten iets van een ?collage?, of zelfs een blitse videoclip. Dat kreeg ?Bob? dan ook tot vervelens toe onder zijn neus gewreven.

Toch is ?Time Rocker? de moeite waard. Het is bijzonder jammer dat deze voorstelling bedolven is geraakt onder haar eigen overbodigheden. Om te beginnen heeft dit project iets heerlijk subversiefs, iets van een ?walk on the wild side?. In het Thalia theater, een bolwerk van het Duitse repertoiretheater met 36 vastbetaalde acteurs en een publiek dat gewend is aan de ?klassieken?, wordt eventjes Lou Reed binnengehaald. Dat gaf aanleiding tot erg grappige taferelen. zo waren er in de vestiaires oorstopjes verkrijgbaar voor gevoelige luisteraars. Enkele heren en dames op leeftijd was dat blijkbaar ontgaan. Zij ?beschermden? zich tegen het geweld van gitaren, bas en drums met de vingers in de oren, een halve voorstelling lang.

Het publiek bestond uit een bonte mengeling van zestigers en zeventigers, allicht enkele van de tienduizend abonnees van het Thalia, en jongeren in zwart leer. ?I don’t want to change the world? heeft Wilson tot vervelens toe verklaard, maar ?Time Rocker? heeft iets grensoverschrijdends, of je het nu wil of niet. Lou Reed zou allicht ook jongeren, die nu nog niet eens weten dat zulke oubollige en afgeleefde operahuizen effectief bestaan, in Covent Garden of de ?Met? kunnen binnenlokken.

Bovendien heeft ?Time Rocker? Wilsons barokke vormgeving gewoon niet nodig. Sterke punten heeft de productie immers te over. Allereerst is er de fabelachtige cast : Annette Paulmann als Priscilla en Stefan Kurt als Nick weten binnen het strakke vormelijke keurslijf sterke en ontroerende personages neer te zetten. Alle acteurs jongleren met de twee talen : Duits voor de librettoteksten en Engels voor de ?songs? van Lou Reed. En haast elk van hen heeft vroeger al eens met Wilson gewerkt. Dat zie en voel je : Wilsons strak gecodeerde bewegingstaal komt hier tot leven. Deze acteurs verstaan hoe je van beperkingen verrijkingen kunt maken. Met een hand of zelfs een vinger wordt hier ontzettend veel uitgedrukt.

KOMEDIE.

Waar Wilson zich zelf ook weet te beperken, ontstaan enkele geniale momenten. Hier en daar houdt hij immers enkel zijn ?basisingrediënten? over. Een lege bühne met een of twee objecten en een witte achterwand die in felle kleuren wordt belicht. Lou Reed voegt daar ook niet meer aan toe dan we van hem gewoon zijn : eerlijke gitaarrock zonder franjes met eenvoudige, maar daarom niet minder virtuoze en diepzinnige teksten. Meer moet het echter niet zijn. Een duet als ?Turning Time Around?, met enkel Nick en Priscilla op de bühne die ook effectief langzaam draaiend de hoogte in verdwijnen, toont waar Wilson en Reed samen toe in staat zijn. Een eenvoudig en pakkend beeld op eenvoudige en pakkende muziek : zo krijg je uiteindelijk iets behoorlijk diepzinnigs.

Reed balt hier in enkele regels samen waar de hele voorstelling eigenlijk om draait : ?My time is your time/When you’re in love/And time is what you never have enough of/You can’t see or hold it/It’s exactly like love/Turning Time Around.? Natuurlijk is de verhaallijn dunnetjes : het is er Wilson niet om begonnen de roman van H.G. Wells uit de doeken te doen. Maar een losse collage van beelden is het evenmin geworden. Uiteindelijk krijg je een soort filosofische komedie te zien, of iets wat het midden houdt tussen een romance en een ?whodunit?. Toch zit de coherentie in de eerste plaats in de muziek van Reed en in de vorm die Wilson aan het geheel geeft, hoe vergezocht die soms dan ook mag zijn. ?Time Rocker? is een reis op muziek doorheen een imaginaire ruimte. Die ruimte neemt soms ridicule vormen aan, maar de reis op zich blijft de moeite.

Indien Wilson het lef zou hebben om in de lengte en de decoratie van zijn voorstelling te snoeien, dan zou ?Time Rocker? alsnog een erg belangrijke voorstelling kunnen worden. Het is geen opera, het is evenmin een musical maar een soort mengvorm van beide die allicht een nieuw en groot publiek naar het theater zou kunnen lokken. Een andere Amerikaanse regisseur, Peter Sellars, probeerde korte tijd terug al eens de musical nieuw leven in te blazen. ?I Was Looking At The Ceiling And Then I Saw The Sky? bleef steken in de magere muziek van John Adams en een zware thematiek die voor dat genre een beetje ongelukkig gekozen was.

?Time Rocker? lijdt aan geen van beide kwalen. Lou Reeds muziek geeft vaart, vorm en warmte aan de voorstelling. Het verhaal is licht verteerbaar, maar geestig en verrassend genoeg om te blijven boeien. Robert Wilson toont hier en daar zijn genie. Theater wordt dan architectuur, waarin licht, vormgeving en acteurs geïntegreerd zijn. Strak, maar niet koud. Nu enkel nog hopen dat hij er de kitsch tussenuit haalt.

Jan Goossens

?Time Rocker? in januari ’97 in het ?Théâtre de l’Odéon? in Parijs en later in het Muziektheater in Amsterdam.

Stefan Kurt in Time Rocker : een eenvoudig en pakkend beeld op eenvoudige en pakkende muziek.

Annette Paulmann, Sona Cervena en Stefan Kurt : vormelijke perfectie.

Time Rocker : iets heerlijk subversiefs.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content