Een theaterregisseur stapt het podium op en danst. Jan Ritsema brengt ?Pour la fin du Temps? op het KunstenFESTIVALdesArts, zij het dan zonder de muziek van Olivier Messiaen. Een gesprek.

HET idee alleen al zal menig choreograaf rillingen bezorgen. Je maakt een dansvoorstelling en als die bijna op poten staat, moet je plots van muziek veranderen. Het overkwam de Nederlandse regisseur Jan Ritsema. Tien dagen voor de première van zijn solo op het ?Quatuor pour la fin du Temps? van Olivier Messiaen (1908-1993), bleek dat de Franse componist in zijn testament expliciet had verboden dat er op zijn religieuze muziek zou worden gedanst. En de weduwe Messiaen was niet te vermurwen. Uiteindelijk danst Ritsema op diverse composities van Alban Berg, Johann Sebastian Bach, Anton Webern, Gustav Mahler en Charles Ives.

?Pour la fin du Temps? is alleszins een van de meest in het oog springende projecten van het KunstenFESTIVALdesArts. Jan Ritsema (50) is uiteraard geen onbekende, maar hij maakte toch vooral naam als theaterregisseur, onder andere bij het Brusselse Kaaitheater. Daar zorgde hij de jongste jaren voor enkele voorstellingen die opvielen door hun ontzettend dwingende helderheid. Zo waren er ?De opdracht? (1992), een zeer scherpe lezing van Heiner Müllers hermetische tekst, en ?Philoktetes Variations? (1994), de laatste productie van Ron Vawter. Vorig seizoen nog regisseerde hij er ?Kopnaad?, een spetterende versie van de eerste theatertekst van Stefan Hertmans. Deze keer stapt Ritsema dus zelf het podium op en, nog onverwachter, hij danst. George Van Dam, Takashi Yamane, Geert De Bièvre en Yutaka Oya spelen de muziek. Danseres Kitty Kortes Lynch, al te zien in ?Kopnaad?, assisteerde Ritsema.

Het ?Quatuor pour la fin du Temps? is een van de erg intrigerende werken uit de twintigste-eeuwse muziek. In 1940 zat Messiaen opgesloten in een Duits gevangenenkamp in Silezië waar hij een kwartet schreef voor de instrumenten die daar toevallig voorhanden waren : een viool, een piano met een aantal geblokkeerde toetsen, een klarinet en een cello met drie snaren. De eerste uitvoering vond plaats in een steenkoude en met sneeuw overdekte Stalag van het kamp.

Het kwartet is een hommage aan de Engel van de Apocalyps die, terwijl hij de handen ten hemel heft, zegt : ?Vanaf nu zal er geen tijd meer zijn.? In deze vroege compositie, een van Messiaens weinige kamermuziekwerken, zijn al heel wat elementen aanwezig die zijn muziek later haar fascinerende eigenheid zullen geven. Zo vond hij ook toen al inspiratie in het gezang van vogels. En het thema van de tijd beperkte zich niet tot de titel van het werk. Het kwartet geeft vorm aan Messiaens liefde voor de oneindigheid, daar waar de tijd ophoudt te bestaan, en dat einde van de tijd tracht de componist ook op muzikaal-technisch vlak te vatten. De ondermijning van de traditionele tijdsmaat in de muziek, met haar vaste maatsoorten, was dé centrale vormelijke bekommernis van de componist. Maar op deze muziek danst Jan Ritsema dus niet.

Wanneer bent u er eigenlijk achtergekomen dat het met de muziek van Messiaen niet zou lukken en u tijdens de voorstelling andere muziek zou moeten gebruiken ?

JAN RITSEMA : Pas een tiental dagen voor de première, maar tot twee dagen ervoor ben ik eigenlijk blijven hopen dat ze ( de weduwe van Messiaen, red.) misschien nog zou toezeggen. Het weekend voor de eerste voorstelling in Groningen ben ik zelfs nog met de trein naar Parijs gereden om een videocassette van de repetities en een laatste brief bij haar af te geven, maar daar werd ze enkel boos om. ?C’est déjà la cinqième interdiction que je vous écris, Monsieur Ritsema, c’est irrévocable,? was de enige reactie die ik nog kreeg. Haar man heeft beslist dat er op de muziek die hij componeerde op basis van religieuze thema’s, geen ?balletten? zullen worden uitgevoerd, en daar lijkt het dus bij te blijven.

Welke alternatieven hebt u dan overlopen ?

RITSEMA : Toen bleek dat onze overredingspogingen ?langs banen van geleidelijkheid? op niets uitliepen, lagen er eigenlijk drie wegen open. We hebben nooit echt overwogen de zaak af te blazen. Wel hebben we nagegaan of we juridisch een poot hadden om op te staan. Dat was niet zo.

Dus moest ik op zoek naar nieuwe muziek, en dat is uiteraard gebeurd in nauw overleg met de muzikanten en met Kitty Kortes Lynch. We hebben onze tijd genomen, ik heb zelfs nog een week met Ravel gewerkt, en voor we uiteindelijk tot dit nieuwe programma zijn gekomen, hebben we heel wat ?muziekstations? aangedaan.

In hoeverre hebt u het gevoel dat het project hierdoor is ?onthoofd? ?

RITSEMA : Tijdens de eerste voorstellingen in Nederland heb ik erg veel problemen gehad om Messiaen achter me te laten. Heel veel van wat ik in Messiaens muziek had gevonden, wilde ik eerst in de andere muziek injecteren of erop kleven. We hebben zelfs geprobeerd om de nieuwe muziek zo te rangschikken dat ze de achtdelige structuur van Messiaens kwartet het dichtst benaderde.

Het hele project was dan ook van een leien dakje gelopen : ik begon op een bepaald moment echt de indruk te krijgen dat die muziek naar mij toekwam eerder dan omgekeerd. Ik had nauwelijks beslist met het ?Quatuor…? te zullen werken, of Takashi Yamane ( de klarinettist, red.) vertelde me dat hij het met de andere muzikanten net was beginnen repeteren omdat ze het in hun repertoire wilden opnemen. En de eerste reacties bij enkele openbare repetities in de gebouwen van P.A.R.T.S. ( de dansopleiding van Anne Theresa De Keersmaeker, waar Ritsema lesgeeft, J.G.) waren erg positief, men vond dit echt bijzonder. Zo kon het dus niet verder, er moest toch iets mislopen !

Aan het eind van de voorstellingenreeks in Nederland hadden we echter het gevoel dat we door de problemen heen waren. Alsof ik nu eindelijk op die andere muziek ook gewoon iets anders kan doen : het kwartet van Messiaen is erg emotioneel, terwijl de muziek van Berg, Bach of Webern veel ?gedachter? is. Daar moet ik gewoon naar luisteren en dat vraagt van mij een ?andere? aanwezigheid. Ik heb voor mezelf nu weer een lijn gevonden, en allicht is die boeiender doordat ik Messiaen nu ?achter de rug? heb. De voorstelling is nu ook weer ontroerender geworden, en dat was na alle veranderingen een beetje verloren gegaan. Ik heb dus goeie hoop dat het ook in Brussel weer goed zal zitten.

Hoe bent u eigenlijk bij dat ?Quatuor pour la fin du Temps? aanbeland ?

RITSEMA : Ik was op zoek naar muziek en in eerste instantie was het de titel van Messiaens kwartet die me intrigeerde. Vervolgens heb ik er heel veel naar geluisterd en bleek dat ik ook gewoon heel veel met die muziek had.

Je moet weten dat ik definitief de beslissing heb genomen te gaan dansen, toen ik afgelopen zomer met een hartprobleem op de intensieve zorgen in het ziekenhuis lag. Een hartprobleem dat ik dan weer aan een andere ernstige ziekte heb overgehouden. En in dat ziekenhuis voelde ik me ontzettend rustig : ik besefte dat ik eigenlijk helemaal niet meer bang was om dood te gaan. Wat absoluut niet betekent dat ik niet meer wil leven : ik leef ontzettend graag. Maar de panische angst dat er plots een einde aan zou komen, die is weg. In die zin is ook voor mij de tijd, de eindigheid, opgeheven.

Eerst was er dus het verlangen om te dansen, en pas dan de muziek ?

RITSEMA : Ja, op de intensieve zorgen heb ik dan tegen mezelf gezegd : oké, laat ik nu maar echt gaan doen waar ik zin in heb. En dan stond een dansvoorstelling bovenaan mijn verlanglijstje. Ik dans trouwens vaak op de repetities, om iedereen bij de zaak te houden en een ongedwongen sfeer te creëren waarin alles mogelijk is. Bovendien bleek ook een professionele danseres als Kitty me meteen serieus te nemen en mee te willen werken. Dat heeft me gestimuleerd.

Maar het is nooit mijn bedoeling geweest te ?dansen op muziek?. Ik wil dat er zich op het toneel iets ?extra’s? afspeelt tussen mij en de muziek, en daar moet de voorstelling de meerwaarde van zijn. Ik wil iets ?beleven? op de muziek, in het openbaar.

U schreef ooit : ?De chaos willen begrijpen, waar alles gelijk en snel is. Daar gaat het om. Ophouden met het stuksnijden van de wereld en jezelf, door het te willen begrijpen.? Zou je Messiaens kwartet kunnen zien als een poging van de componist om de chaos waarin hij zich bevond in dat Duitse gevangenenkamp, onder ogen te zien en te vatten ?

RITSEMA : Daar kan en wil ik niets over zeggen : ik heb er immers geen idee van welke motieven Messiaen had toen hij deze muziek schreef. Misschien ging het wel enkel om tijdverdrijf, of om vermaak.

Ik veronderstel dat hij natuurlijk in de eerste plaats wilde overleven, wat betekent : de pijn draaglijk maken. Muziek maken, moet voor Messiaen gewoon het geëigende middel zijn geweest om te overleven. Het minste wat je dus kan zeggen, is dat hij een enorme overlevingsdrang had, want het vergt kracht om in zulke omstandigheden de goeie dingen te blijven zien. Maar het is ook de enige uitweg. En zijn geloof was voor hem waarschijnlijk een van die goeie dingen.

Maar ruikt het niet een beetje naar escapisme dat je in zo’n kamp een compositie schrijft als ode aan je liefde voor het oneindige ?

RITSEMA : Uiteindelijk doet dat soort vragen er niet toe. Het enige wat telt, is dat je een manier vindt om de ellende draaglijk te maken, een manier die werkt. Want Messiaen heeft de beslissing genomen er niet uit te stappen, dus kon hij enkel proberen die kampsituatie leefbaar te maken. En muziek maken, werkte in dat opzicht.

Wat vindt u zelf van zijn verbod om op zijn religieuze muziek te dansen ?

RITSEMA : Dat is een heel moeilijk probleem. Als een auteur nog leeft, vind ik dat hij inderdaad moet kunnen uitmaken wat er al dan niet met zijn werk gebeurt. Van zodra je met erfgenamen te doen hebt, ligt de zaak veel gevoeliger. Zij kunnen de kunstenaar evenmin om raad vragen, ze nemen ook maar een standpunt in. In elk geval denk ik dat ik Messiaen zou hebben kunnen overtuigen als ik met hem zelf had kunnen praten, en dat is uiteraard een frustrerend gevoel. Want om te beginnen heb ik geen ?ballet op? zijn muziek gemaakt.

Hoe zou u hem hebben trachten te overtuigen ?

RITSEMA : Op geloofsgronden zou het me niet zijn gelukt, maar allicht wel op menselijke gronden : mijn voorstelling is uiteindelijk ook een ode aan het leven.

Zoals ik al zei, ?dans? ik niet op die muziek : ik wil iets beleven. En met de muziek van Messiaen was ik tot een eenheid gekomen : alsof mijn bewegingen de muziek, zeker voor mensen die normaal naar theater gaan kijken, toch op de ene of andere manier toegankelijker maakten. Alsof hun verhouding tot de muziek minder afstandelijk werd en ze er door de beweging ?in? raakten, er toegang toe kregen. Ze werden geraakt door de muziek, en daar had ik een handje bij geholpen. Kortom, ik wilde heel bewust het vijfde instrument zijn zonder echter te illustreren. Ook met de nieuwe muziek denk ik dat nu bereikt te hebben.

En hoewel ik niet religieus ben in kerkelijke zin, en dus niet over het hiernamaals kan oordelen, ben ik er wel sterk van overtuigd dat niets afloopt. Het mag van mij niet eindig zijn : er mogen geen eindige opvattingen zijn. Niets is. Ik kan wel op een bepaald moment iets vinden van iets, maar ik stel altijd meteen de vraag hoelang ik dat zo zal vinden. Elke opvatting wordt voortdurend door nieuwe gegevens achterhaald. Ik ben een man van de quantummechanica : die zegt dat de dingen waarschijnlijk plaatsvinden, in plaats van hun zekerheid te willen bewijzen.

Messiaen was een ontzettend gelovig man, die zich het liefst opsloot in de kerk in Parijs waar hij organist was. Is het niet bizar dat precies hij mensen als u of de Amerikaanse regisseur Peter Sellars, die zijn opera ?Saint-François d’Assisse? ensceneerde, blijft inspireren ?

RITSEMA : De man heeft gewoon heel erg mooie muziek geschreven, waar heel veel ?hart? en ?leven? inzit en die de ?vaardigheid? ver achter zich laat.

U hebt beschreven hoe en wanneer u de beslissing nam om te gaan dansen. Maar is het binnen uw werk van de jongste jaren een logische stap dat u nu zelf het podium opgaat en de taal even laat voor wat ze is ?

RITSEMA : Ja, zeker en vast. Ik heb al met dansers aan theatervoorstellingen gewerkt ( onder andere ?Kopnaad?, red.). En in het algemeen vinden mensen die van dans en muziek houden mijn producties heel muzikaal. In ?Kopnaad? was dat natuurlijk heel expliciet het geval ( daarin werd de tekst ?georchestreerd? op muziek van Walter Hus, red.), maar stilaan zie ik ook in dat de wijze waarop ik mijn voorstellingen monteer, hoewel onbewust, daar inderdaad toe bijdraagt.

Dat ik nu die danssolo maak, heeft echter ook gewoon te maken met wie ik ben. Het is voor mij uiterst noodzakelijk dat de dingen die ik doe, ?buiten de verwachtingen? vallen. Daar pak ik niet mee uit, dat is gewoon zo. Dat zit in al mijn cellen verankerd. Eigenlijk had ik deze voorstelling niet mogen maken : ik ben 51, ik ben geen danser, en bovendien ben ik als regisseur gewend mij met taal uit te drukken.

Maar uiteindelijk zijn dit geen van alle afdoende verklaringen : ik doe het omdat ik het heerlijk vind. Ik heb nog nooit in mijn leven voor iets moeiteloos zoveel moeite gedaan.

Zowat een jaar geleden schreef u een tekst voor het theatertijdschrift ?Etcetera? met als titel ?Pamflet over de leugen?. Daarin haalt u hard uit naar het narratieve element in het theater en het doen-alsof dat er de basis van vormt. Biedt de dans, waarin vorm en inhoud in grote mate samenvallen, niet veel minder ruimte aan de leugenachtigheid van het doen-alsof ?

RITSEMA : Ja, het is inderdaad heel plezierig voor me dat ik me nu kan uitdrukken in dans, waarin een beweging eenvoudigweg een beweging is, terwijl ik normaal altijd met taal moet manipuleren. En het is al even vermakelijk dat ik niet zo kan liegen, dat is een enorme opluchting. Wat dan weer niet noodzakelijk wil zeggen dat ik ?meer waar? ben nu ik dans, dat vind ik moeilijk te zeggen.

In elk geval is deze voorstelling iets totaal anders, omdat de middelen totaal anders zijn. En of ik nu lieg of niet, is niet de vraag. Ik wil hier vooral alles geven, ik wil hier met de billen bloot.

Dreigt zo een theater, dat geen verhaaltjes meer vertelt, dat niet meer doet alsof, niet gauw een intellectualistische navelstaarderige kunst te worden ? Een theater dat het nog enkel over het theater heeft, en waarin acteurs het eigenlijk nog enkel over zichzelf hebben ?

RITSEMA : Dat denk ik niet, nee. Wat ik in gedachten heb, is een soort theater dat weer een debat zou zijn en waarin de toeschouwers weer meepraten. En dan mag het dus best ergens over gaan, daar mag de wereld best bij komen kijken. Ook schrijvers zouden daar trouwens een plaats in hebben : het blijft voor mij de auteur die de regisseur werk geeft. Maar verhaaltjes vertellen op een podium vind ik eigenlijk per definitie oninteressant, ja.

Cruciaal voor mij is eigenlijk dat de dingen niet ?vastliggen?. Als ik aan een nieuwe voorstelling begin, dan wil ik telkens weer op zoek naar die ?interne logica?. Die is voor elke voorstelling anders, en die ken ik nooit van tevoren. Maar enkel daarin kan je een soort waarheid vinden.

Tot slot : wat nu ? Keert u terug naar dat theater of gaat u weer andere oorden opzoeken ?

RITSEMA : Dat weet ik op dit moment niet en zo werkt het ook niet. Ik ben nu met deze voorstelling bezig en die eist voorlopig al mijn aandacht en energie op. En daarna zien we wel weer.

Jan Goossens

Jan Ritsema in Pour la fin du Temps : Ik wil hier vooral alles geven, ik wil hier met de billen bloot.

Jan Ritsema : Ik heb nog nooit in mijn leven voor iets moeiteloos zoveel moeite gedaan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content