Antwerpen werd maandagmorgen met een kater wakker: café De Muze is dicht. Bericht van de laatste dag en nacht van een kroeg die de wereld wou veranderen.

Zondagnacht eindigden de jaren zestig officieel in Antwerpen. Zijn grootste icoon, café De Muze op de Melkmarkt, is genekt door financiële problemen.

Een etmaal eerder. Het café is nog leeg. De dag begint zoals dagen in De Muze vaak beginnen: met een glas geperst sinaasappelsap. Barman Jan vertelt dat hij gisteren in allerijl nog een paar bevriende muzikanten heeft gebeld, of ze iets wilden komen spelen op The Last Waltz van De Muze. Aan de andere kant van de lijn hoorde hij alleen maar stiltes. Een welgemikte ‘godverdomme’. Iemand anders stamelde: ‘De Muze? Hoe kan dat nu? Het zat er altijd vol. Alsof ze de kathedraal gaan afbreken…’

Misschien is dat wel een beetje zo. De Muze is een van de beste caféverhalen die in Antwerpen geschreven werden. In 1964 openden Walter Masselin en Tone Pauwels de kroeg. ‘Eigenlijk hunkerden we allemaal naar hetzelfde’, zegt Pauwels nu. ‘Een plaats waar vrijheid van geest zou heersen. Vlaanderen was begin jaren zestig, zoals nu, een verbodsmaatschappij. Wij wilden niet in de val trappen waar alle generaties voor ons in getrapt waren. Dus creëerden we een anarchistisch café, een plaats waar andere regels golden.’

De Muze werd al snel de vossenburcht van de Antwerpse artiesten. Julien Schoenaerts, Ann Saelens en Robbe De Hert woonden er bijna. Simon Vinkenoog, Remco Campert en zelfs John Lee Hooker stonden er op het podium. Maar De Muze was vooral het café van Ferre Grignard, in Antwerpen uitsluitend bekend als ‘de Ferre’. Eerst stond hij voor de toog, later erachter.

Elke donderdagavond trad de Ferre hier op, zegt Rudy Torck, vaste jongen sinds vijftig jaar. ‘Ik ging altijd kijken. In kostuum en met plastron, zoals iedereen in die jaren.’ De haren van de Ferre waren wel wat langer dan die van Rudy, wat vettiger ook. Hij verbeeldde vooral vrijheid. ‘Daarom zoog hij iedereen naar De Muze.’

En iedereen zong met hem mee. In dat onweerstaanbare Antwerps-Engels. ‘Ringe, Ringe, I’ve got to singe.’ Of: ‘Wat shall we doe with the drunken sailor.’

Elke oudere Muzegast heeft wel zijn favoriete Ferre-verhaal om mee uit te pakken, zegt Torck. ‘Het tv-optreden’ doet het altijd goed. Op een dag wou de BRT een van zijn optredens filmen, maart het was niet evident om in het café op te nemen. En dus werd De Muze helemaal nagebouwd in de tv-studio’s. De BRT haalde, om de sfeer helemaal na te bootsen, ook de vaste Muze-gasten naar Brussel. Op één ding hadden ze daar niet gerekend: dat ze hun eigen flessen jenever zouden meebrengen. De opnames eindigden bijzonder teut.

‘Die wilde reputatie had De Muze toen’, zegt Torck. ‘Het was zogezegd ook een drugscafé, maar dat is fel overdreven. Natuurlijk werd er hier wel gerookt. Honderd frank voor een luciferdoosje van Union Match met wiet in, maar absoluut geen harde dingen. Er bestonden toen echt veel stoutere cafés dan De Muze.’

Toch had De Muze in het hele land een reputatie. Misschien ook omdat er een tijdschrift gemaakt werd. Muze-n-Express. Een algemeen informatief maandblad dat op 1 maart 1966 de Nevelvlekrevolutie uitriep. Het magazine had één adverteerder: de jonge Panamarenko. Die altijd dezelfde reclame liet publiceren. ‘Originele experimentele vertoningen. Stunts. In Militaire Kampen, fabrieken, universiteiten, banken en grootwarenhuizen. Voor meer informatie. Bel Panamarenko, multimiljonair. 03/33.31.59. ‘

Na drie edities ging Muze-n-Express, ondanks zijn gulle sponsor, overkop. Ook van de Nevelvlekrevolutie werd sindsdien nog maar weinig vernomen. De Muze vond een nieuwe job in de muziekindustrie. Bij Philips verscheen in 1967 een plaat die ‘De Muze’ heette. Op de tracklist allemaal nummers van de fanfare van het café: van Ferre natuurlijk, maar ook van Wannes Van de Velde, Jan De Wilde en Christiane Van Den Wyngaert. Toen protestzangeres, nu barones en rechter bij het Internationaal Strafhof in Den Haag.

De fanfare werd ontbonden. ‘We hebben als iedereen, de prijs zwaar betaald’, zou De Wilde later zingen. ‘De prijs van de vrijheid. In ruil voor wat centen, een baan bij de bank. Of een auto, een kind.’

Maar ook De Muze veranderde. In 1967 brandde het in het café. Daarna nam de huidige eigenaar, Jan Van Den Braak, de zaak over. ‘Jan van den Afbraak’ noemden ze hem weleens.

De rook verdween uit De Muze, de drugs ook. Van Den Braak plaatste treinbanken en nodigde nieuwe fanfares uit. Die geen rock maar alleen nog jazz speelden. ‘Ik ben geen nostalgicus’, zegt hij. En toch is niet alles veranderd. ‘We hebben nog altijd dezelfde idealen. De essentie van De Muze is van de eerste tot de laatste dag dezelfde gebleven. En daar ben ik trots op. Mensen als Bart De Wever of Filip Dewinter zijn hier nooit welkom geweest.’

Daar zag Van Den Braak op toe, vanaf zijn vaste plaats aan het podium. De Muze was zijn leven, zegt hij. De enige liefde die hem al die jaren trouw gebleven is. ‘Ik had gehoopt hier te sterven.’

Zeven uur. De fanfares van de sixties houden een reünie. Ze omarmen Van Den Braak om beurten, iemand geeft hem een roos. En een hoop anekdotes, als troost.

Zoals die ene keer dat het raam met krantenpapier afgeplakt werd en het feest naakt verder ging. Of toen Fred Bervoets omgekeerd in de luchter hing, alleen vastgeklemd met zijn voeten. Van de ene kant van het café zweefde hij naar de andere kant. En Van Den Braak maar roepen: ‘Fred, kom daaruit.’ Waarop Fred: ‘Het geeft niet Jan, ik ben lucht, ik ben lucht.’

En dan duikt weer de oeranekdote op. Op een dag wandelde vaste stamgast Roger De Muze binnen: ‘Om de hoek, in het Pannenhuis’, zei hij, ‘is een gitaristje aan het spelen. Maar ’t is een ongelooflijke knoeier, hij kan er geen bal van.’ Die gitarist heette Jimi Hendrix.

De oeranekdote wordt ook vanavond gretig voor ‘waar’ verteld, maar er zijn op z’n zachtst gezegd twijfels.

Eén verhaal is wel waar, helaas. Geen woest oud-strijdersverhaal uit de sixties, maar een van 2013. Het hangt achter de toog: een foto van een meisje van 21, Sofia. Ze diende al een tijd op in De Muze. ‘Maar vorig jaar is ze verongelukt’, zegt barman Jan. ‘Ze was met haar lief op vakantie in Thailand. Hun nachtbus is van de weg gesukkeld. Zij was op slag dood, haar vriend is verlamd. Er is een herdenking geweest in De Muze. Haar familie en vrienden kwamen langs met de urne. Toevallig liep er toen een onbekende fanfare voorbij. Ze hielden halt en vroegen wat er aan de hand was, waarom iedereen zo triest was. De hele nacht hebben ze gespeeld. Er werd gedanst en gezongen. Surrealistisch, maar vooral zo ongelooflijk mooi. Zo helemaal Sofia.’

Negen uur ’s avonds. Het nieuws dat De Muze failliet is, is in de rest van de stad doorgedrongen. De Melkmarkt ziet zwart van het volk. Mensen nemen selfies. Op het podium heerst de totale anarchie, zoals in de goede oude dagen: muzikanten gaan af en aan. En jammen op leven en dood. Oud en jong, samen.

Een van die jonge mensen is Wim De Busser, pianist van de Zita Swoon Group en het Wim De Busser Quartet. ‘Ik ben hier binnengehaald door den Dré, een geweldige bassist van 74.’ Op maandagavond speelden ze samen, hij en den Dré. ‘Elke week wou ik wat experimenteler spelen. Mijn schuld, ik zag niet dat den Dré niet meer volgde. Plots hoorde ik de bas niet meer. Ik keek om: den Dré zat op de rand van het podium, helemaal van de wereld. “Hé Dré, wat scheelt er?” vroeg ik. Maar hij antwoordde niet. We zijn met hem naar de spoed getrokken. Uiteindelijk viel het allemaal nog mee. Un petit mal, zoals ze in het Frans zeggen. Een kleine inzinking.’ Daarna speelden Wim en den Dré nog een paar keer samen in De Muze. Iets minder experimenteel. ‘Ik wou den Dré echt niet doodspelen.’ Na een paar weken heeft hij gezegd: ‘Ik stop ermee.’

Middernacht intussen, maar De Muze geeft niet op. The Last Waltz gaat door, in alle hevigheid. Op en naast het podium. Iedereen negeert het rookverbod. Nog één keer zondigen, want ‘morgen is het toch voorbij’.

Morgen lijkt nog oneindig ver weg. De dag dat de deurwaarder zal langskomen en alles zal meenemen: de piano, het podium, het koffiezetapparaat… Of hij ook met de foto’s en herinneringen weg zal zijn, weet niemand. De Muze is formeel: die zijn niet te koop.

P.S.Eén man werd zondagavond gemist: hij wiens naaktportret al eeuwen in het café hangt. Mike Zinzen was een oer-Antwerpenaar. Gul met decibels. Causeur en chroniqueur. Schreef drie autobiografieën vol met anekdotes. Maar hij was vooral een geweldig saxofonist. Jaren stond hij in het café. Haalde illustere jazznamen zoals Max Roach, Archie Shepp en Philip Catherine naar De Muze.

Twee jaar geleden sprak ik met Mike in een kleine, oude kamer van de Pieter van Hobokenstraat, waar hij toen woonde. Hij was toen al ziek. Niet meer de trotse reus van weleer, met zijn sax. Zijn gang was wankel, zijn stem en lijf aangetast door kanker.

‘Ik ben al lang niet meer in De Muze geweest’, zei Mike.

‘Mis je het niet?’ vroeg ik hem.

Niet overdrijven, antwoordde hij. Al dat anekdotische en dat sentimentele gedoe om vroeger. Er was ook veel zat gebral bij. Het bleef even stil. Natuurlijk miste hij De Muze, zei hij, zijn publiek vooral. Het deed hem plezier als hij merkte dat er weer iemand naar een van zijn filmpjes op YouTube had gekeken.

Zondagnacht, op The Last Waltz, kwam ik toevallig de maker van zijn naaktfoto tegen: de bekende fotograaf Raoul Van den Boom. Hij had Mike vaak gefotografeerd. ‘Ik zal niet zeggen dat hij ijdel was, maar toch. Mike liet zich graag fotograferen. Toen ik voor een tijd naar het buitenland vertrok, zei hij: “Maar Raoul, wie gaat er nu foto’s van mij nemen?” (lachje) Op een dag vond hij dat ik een naaktfoto van hem moest nemen. “Ik zie er nu nog goed uit, Mike.” Ik bleef het maar uitstellen. Tot hij op een dag kwaad naar me toekwam: “Raoul, die naaktfoto! Nu! Ik had bijna een appendix. Stel u voor: ik was gehavend geweest.”‘

Op 6 augustus 2013 stierf Mike Zinzen, een beetje geruisloos. Niet lang voor zijn dood zagen ze hem nog een keer in zijn Muze. Hij ging het hele café rond, zegt barman Jan. Nog één keer voor de toog staan. Nog één keer naar zijn oude naaktfoto kijken, grijns om de lippen. Nog één keer op zijn podium, ook. ‘Na vijf minuten was hij weer weg. Alsof hij er klaar mee was.’

Bij dezen, een klein eresaluut voor Mike. Kijk op YouTube naar zijn oude filmpjes. Naar de witz met de brooddoos. Maar vooral naar wat hij uit een sax haalde, toen er nog genoeg lucht in zijn longen zat. Nooit klonk De Muze mooier.

DOOR STIJN TORMANS, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content