Het vergaat de textielsector almaar beter. Een gesprek daarover met Fa Quix, directeur-generaal van de werkgeversvereniging Febeltex.

De texielsector heeft zes kwakkeljaren achter de rug. Sedert afgelopen zomer gaat het beter. De fabrieken, vooral de producenten van meubel- en decoratiestoffen, maken meer volume. Ze draaien alweer boven tachtig procent van hun vermogen en de tijdelijke werkloosheid neemt af. De vraag trekt aan, maar de prijzen blijven slecht. Bij een wereldwijde overcapaciteit moeten scherp concurrerende prijzen worden aangehouden. De rendabiliteit is nog onvoldoende. Toch beleven we goed nieuws, bekent Fa (Jean-François) Quix, directeur-generaal van Febeltex, de vereniging die de werkgevers uit de sector bundelt.

Vanwaar die haast miraculeuze heropleving ?

FA QUIX : De prijzen van onze buitenlandse concurrenten zijn gestegen. De monetaire omgeving is nu eens gunstig voor ons. De Italiaanse lire is duurder en het Britse pond weegt zwaarder, wat onze uitvoer vergemakkelijkt. Op de exportmarkten staat niet meer achter elke deur een Italiaan, we kunnen weer concurreren met zijn lires. Dankzij hun zwaardere ponden kopen de Britten ons interieurtextiel. In de meeste Europese landen gaat het beter, Scandinavië trekt aan, de terugval van de tapijtenexport naar Oost-Europa is ten einde, in de Verenigde Staten gaan we vooruit, zelfs in Latijns-Amerika. De zwakke prestaties op onze twee grote traditionele markten Frankrijk en Duitsland zetten een domper op de vreugde. Die markten lijden onder gebrek aan economisch vertrouwen.

Febeltex heeft jaren zitten klagen over de te sterke Belgische frank. Nu is dat plots opgelost.

QUIX : Vandaag spelen de wisselkoersen in ons voordeel. De frank is samen met de Duitse mark verzwakt. De textielsector, die ruim 70 procent van zijn productie uitvoert, is bijzonder gevoelig voor monetaire omstandigheden. Een sterke of zwakkere munt, wij voelen dat sneller en sterker dan andere industrieën.

Met goeie moed naar de Europese muntunie dus.

QUIX : Toch minder bang. De euro is een goeie zaak, alleen is het project een beetje mislukt. Omdat niet alle vijftien Europese lidstaten eraan deelnemen. Een eenheidsmunt zonder onze grootste concurrent Italië, en in mindere mate Spanje en Portugal, is een groot risico. Als Italië moet wachten om toe te treden, dan bestaat het gevaar dat het zijn munt opnieuw devalueert uit pure ontgoocheling. Met een lire die dan misschien 25 procent verzwakt, maken wij met onze euro’s op de exportmarkten geen kans meer. Met werkverlies en faillissementen voor gevolg. De enige waarborg om geen wisselkoersproblemen meer te hebben met de lire is dat Italië in de muntunie komt, wat het zelf per se wil. We geloven niet dat de lire een risico kan zijn voor de stevigheid en de stabiliteit van de euro. Italië brengt orde in zijn financiën en beschikt over sterke ondernemingen.

Zes slechte jaren en toch kon de textiel overleven, zich versterken zelfs.

QUIX : Door ondernemingszin, de dynamiek van de Vlamingen die veel te maken heeft met het familiaal karakter van de ondernemingen. De textielondernemers laten zich niet gauw ontmoedigen, ze werken nog wat harder en zoeken nieuwe dingen. In die moeilijke periode hebben de bedrijven zich gesaneerd : via nieuwe producten, nieuwe markten, efficiëntere productiemethodes. De Vlaamse ondernemers zijn daar sterk in, ze zijn altijd de eersten om nieuwe markten en mogelijkheden voor nieuwe producten te vinden. Ze hebben daar een neus voor, een Hollandse mentaliteit. Wij komen inderdaad sterker uit de crisis, bij de kleinste heropleving scoren we daarom beter dan onze Europese concurrenten. Frankrijk geraakt moeilijk uit de textielimpasse, dezelfde ondernemingszin is daar veel minder aanwezig.

De Belgische textielsector beschikt nu over een modern productieapparaat.

QUIX : De fabrieken presteren uitstekend, met de hoogste technologie en de beste machines ter wereld. De weefgetouwen van Picanol, de tapijtgetouwen van Van De Wiele, de besturingssystemen van Barco worden trouwens in de textielstreek gemaakt. Een gevaar is natuurlijk dat die bedrijven hun topproducten ook exporteren naar onze concurrenten, tot in het Verre Oosten. Wij halen er met onze hoge stielkennis nu nog hogere rendementen uit dan onze concurrenten, maar dat productiviteitsvoordeel smelt stilaan weg. De anderen leren ook.

Die investeringen in supermoderne fabrieken doen de werkloosheid groeien.

QUIX : Ja. Men zegt dat de textiel sterft. Het vlas schrompelde in mekaar, katoen is zwak, veel weverijen en spinnerijen zijn weg, maar intussen evolueerden we tot de grootste tapijtenexporteur ter wereld. In volume produceert de textiel evenveel als vijfentwintig jaar geleden, voor de eerste grote crisis in 1973. Met 50.000 mensen, een derde van de toenmalige werkgelegenheid. Ten gevolge van productiviteitsverbetering is 70 procent van de arbeidsplaatsen verdwenen. De jongste jaren daalt de werkgelegenheid met 1.500 tot 2.000 jobs per jaar, vooral de categorie van de ongekwalificeerden raakt uitgedund. Die daling zal nooit helemaal stilvallen. Bestaande fabrieken worden nog efficiënter en zwakke afdelingen verdwijnen onder het gewicht van de concurrentie. Vandaag is de werkgelegenheid min of meer gestabiliseerd, met nog een lichte daling. In goede jaren kunnen we de werkgelegenheid op peil houden, in slechte jaren gaat ze drie, vier procent achteruit.

Bedreigt de vrijere wereldhandel de Europese textielsector ? Meer dan twintig jaar al beschermt die zich, onder meer met het multivezelakkoord, tegen invoer uit goedkope produktielanden.

QUIX : Aan die bescherming komt een einde. De Europese invoerheffingen bestaan omzeggens niet meer. De quota’s op goedkope importen uit dominante textiellanden als Zuid-Korea, Taiwan, Hongkong, India of Pakistan worden tegen 2005 afgebouwd. In de kleding komt meer dan 50 procent van wat de kleinhandel verkoopt van buiten de Unie. Maar dankzij de grote textielexport is de handelsbalans textiel-kleding nog altijd positief.

Ontstaat na het verdwijnen van het multivezelakkoord een Aziatisch textielimperium ?

QUIX : We vrezen het, Azië vormt de bedreiging nummer 1. Vooral met China, waar de ontwikkeling van de textiel nog echt op gang moet komen. Maar we staan klaar. Wat niet sterk was, is verdwenen. De textielnijverheid is zodanig gespecialiseerd dat wij ons kunnen verdedigen tegen de goedkoopste en de agressiefste concurrenten. Dat er af en toe nog eens een bedrijf zal sneuvelen, behoort tot het marktgebeuren. Maar in de grond hebben wij een verdedigbare industrie ook in de confectie waarin afkalving en delokalisatie nog slechts minimaal zullen zijn. Maar als we onze markten openstellen, vragen we aan de Europese Commissie dat zij ervoor zorgt dat ook de anderen hun markten voor ons openstellen. In India, met bijna 900 miljoen inwoners leeft een zeer rijke klasse, die onze producten wenst te kopen. Maar we geraken er bijna niet binnen. In Latijns-Amerika zijn Argentinië, Chili en Brazilië veelbelovende exportmarkten. Maar de overheden kunnen er het steeds weer sluiten van hun grenzen niet laten. Vrije wereldhandel, daar zijn wij voor, maar dan voor iedereen.

De textiel is voorstander van sociale clausules in de wereldhandel. Toch bang voor de concurrentie van de lagelonenlanden ?

QUIX : Wij vinden dat de zich ontwikkelende landen op termijn de sociale minimumrechten van de Internationale Arbeidsorganisatie aan hun mensen moeten waarborgen : geen kinder- en geen slavenarbeid, recht op vereniging, geen discriminatie. Die rechten, die dicht aanleunen bij de mensenrechten, brengen immers een sociale dynamiek op gang die leidt tot herverdeling van de welvaart. Het is een mercantiel idee, maar dan ontstaat koopkracht die voor ons nieuwe markten schept.

U ziet de Zuid-Koreanen graag staken ?

QUIX : Ja… neen. Werkgevers kunnen moeilijk stakingen toejuichen. Maar op termijn zien we een dubbel voordeel ontstaan : enerzijds krimpt ons kostennadeel ten gevolge van hun sociale vooruitgang en anderzijds komt er koopkrachtgroei. Wij vragen echter geen sancties voor de landen die de sociale clausules niet naleven. Onze grenzen moeten niet dicht voor India omdat er kinderen werken. Een beetje internationale politieke druk en daar wat meer mensen van de Internationale Arbeidsorganisatie op het terrein kan veel verbeteren.

Hoe zwaar weegt het Belgisch probleem van de loonkosten, na twee jaar loonblokkering en met de opgezette loonmatiging ?

QUIX : Zwaar. Samen met Nederland en Duitsland zijn we de duurste textiellanden in Europa. Onze uurloonkost ligt 20 procent boven die van Italië en Frankrijk. Die hoge loonkost noopt te kiezen voor moderne bedrijven met weinig werknemers. De vermindering van de sociale lasten op arbeid is voor ons een strijddoel. De sociale zekerheid moet via alternatieve financiering goedkoper worden voor de ondernemingen. Eerste-minister Jean-Luc Dehaene (CVP) beloofde de sociale lasten te doen dalen tot op het niveau van de buurlanden. Een politieke verklaring, geen echt engagement. Wij willen een lineaire verlaging, een verlaging van de sociale bijdragen van alle werkgevers. De overheid heeft budgettaire zorgen en we verwachten dan ook geen mirakels. Maar als de regering al het geld voor de verscheiden werkgelegenheidsplannen samenlegt, is dat wel wat. Schaf die plannen af en verlaag gewoon de sociale lasten, dan zou de ondernemingswereld geloven dat het menens is. Het wordt waarschijnlijk wachten op een volgende regering, die de verlaging van de sociale lasten tot het niveau van de buurlanden kan programmeren op vier jaar, via één procent lastenverlaging per jaar. Een procent loonkost betekent toch al iets.

Die wergelegenheidsplannen hoeven blijkbaar voor Febeltex niet.

QUIX : Ze zijn onoverzichtelijk, met nu nog Di Rupo– en Vande Lanotte-plannen er bovenop. Ze werken niet fijn en de premies zijn tijdelijk. Ze zijn vooral gevaarlijk. De regering schept een stelsel van sociale bijdragen à la tête du client. De toekenning van sociale kortingen aan afzonderlijke bedrijven wordt een politieke beslissing. Dat leidt tot concurrentievervalsing.

Geldt dat ook voor de Maribel-korting ?

QUIX : Neen natuurlijk, die sociale lastenverlaging is verworven. De werkgevers begrijpen niet waarom Europees Commissaris Karel Van Miert een deel van de Maribels als concurrentievervalsend veroordeelde. Het gaat in de textielbedrijven om een loonkostenverhoging van anderhalf procent. Het is vals en onsportief de ondernemingen te beschuldigen van een koehandel met de regering. De Maribels verkleinen alleen een stukje van de concurrentiehandicap van de industrie. Aldus redt de regering bedrijven en jobs. Geen Europees land heeft onder die zogenaamde concurrentievervalsing geleden. Met zijn eis dat de regering de Maribel-voordelen van de voorbije jaren van de bedrijven terugvordert, brengt Van Miert geweldige schade toe aan het Belgisch bedrijfsleven. Dat kan toch niet de doelstelling zijn van de Europese Unie. Van Miert speelt met formalistische regeltjes de moraalridder van de vrije concurrentie. Wij moeten bloeden voor zijn imago.

Hoe is het sociaal klimaat in de textielsector ?

QUIX : Vrij goed. Wij plegen veel overleg met de bonden. Over het Maribel-probleem delen we een gemeenschappelijk standpunt. Ze beseffen dat textiel en confectie het niet gemakkelijk hebben en zijn realist. Dat bij de komende sociale onderhandelingen spanningen zullen opduiken is onvermijdelijk, maar die zullen onze relaties wel niet verpesten.

Guido Despiegelaere

De textielsector is weer in goede doen met meubel- en decoratiestoffen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content