In ‘Kleermaker van de wereld’ (Knack nr. 22) meldt u dat het ‘nieuwe protectionisme’ veel slachtoffers maakt: Chinese bedrijven, Europese bedrijven, zelfs Belgische lingeriefabrikanten. Maar cijfers om dat te bewijzen geeft u niet. Zo stuurt u bewust aan op het gebruik van de term ‘Europees protectionisme’ tegen de import van textiel uit China, terwijl die term hier volledig misplaatst is, aangezien het gaat om de toepassing van de vrijhandelsregels van de WTO. Immers, wat de Europese Commissie nu vraagt voor negen textielproducten is de toepassing van de textielspecifieke vrijwaringsclausule tegen China, waar China bij de toetreding in december 2001 mee akkoord is gegaan. Deze textielspecifieke vrijwaringsclausule kan tot eind 2008 worden toegepast als overgangsmaatregel die er moet voor zorgen dat de toetreding van China in de vrijhandel zonder bruuske schokken en zonder marktverstoring zou verlopen.

Welnu, voor de negen producten in kwestie is er wel degelijk een forse marktverstoring, met stijgingen van de invoer van meer dan 100 procent tijdens het eerste kwartaal van 2005 (twee voorbeelden: pulls + 534 procent, herenpantalons in katoen + 413 procent, in beide gevallen in combinatie met spectaculaire prijsdalingen tot -50 procent). De totale invoer in de EU van textiel en kleding uit China is tijdens het eerste kwartaal van 2005 met 37 procent in waarde en met 50 procent in volume gestegen, tegenover het eerste kwartaal van 2004. Dat is wel wat anders dan de cijfers van de Foreign Trade Association (FTA), de lobby van de Europese grootdistributie (en niet van de kleinhandelaars, zoals u onnauwkeurig vermeldt), die stelt dat de textielimport uit China de jongste maanden nauwelijks gestegen zou zijn.

Vrijhandel houdt ook in dat alle deelnemers zich aan minimumafspraken moeten houden. In de genoemde productcategorie worden er prijzen toegepast die onder of in de buurt van de grondstofprijzen liggen, waarmee onze fabrikanten moeten werken. Het gaat dus niet alleen om de lage loonkosten, want zelfs wanneer wij zonder loonkosten zouden werken, zouden wij voor een aantal producten al duurder zijn.

Het toepassen van de regels van de WTO is geen invoering van protectionisme, maar is wel bedoeld om een ordentelijke ontwikkeling van de vrijhandel mogelijk te maken. Alleen vrijhandelsdenkers met oogkleppen zien dat niet in. Dat lingeriefabrikant Van de Velde uit Schellebelle door dit ‘Europees protectionisme’ zijn toevoer van beha’s dreigt te zien droogvallen is niet alleen onnauwkeurig, maar ook volstrekt onjuist. Om te beginnen heeft Van de Velde dat nooit expliciet beweerd, maar heeft hij er alleen op gewezen dat de mogelijke afremming van de invoergroei uit China (noteer: ook bij toepassing van de vrijwaringsclausule mag de invoer uit China nog met 7,5 procent per jaar stijgen) zou moeten worden opgevangen door allicht meer te produceren in andere vestigingen, zoals in Tunesië. Tunesië is evenwel ook een lagelonenland, want de gemiddelde uurloonkost van een Tunesische stikster is ongeveer anderhalve euro per uur, of zowat eentiende van de uurloonkost van een Belgische stikster, zodat het gezonde (en van harte gegunde) winstcijfer van Van de Velde niet in het gedrang zal komen.

Ten slotte nog dit: als de ongebreidelde vrijhandel leidt tot voordelen voor de consument, dan zou er nog iets voor te zeggen zijn, maar de officiële index van de consumptieprijzen voor kledingartikelen is niet gedaald, ondanks al deze goedkope textielimport uit China. Ik laat u raden wie het prijsvoordeel op zak heeft gestoken.

Fa Quix, directeur-generaal Febeltex.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content