Een expositie en een selectie uit Jacob van Maerlants ?Spiegel historiael? : een toegift op de studie van Frits van Oostrom.

Jacob van Maerlant had al de gezegende leeftijd van 54 jaar bereikt toen graaf Floris V van Holland in 1284 bij hem een bestelling plaatste : de vertaling van het ongeveer dertig jaar eerder voltooide, monumentale ?Speculum historiale? van de Franse dominicaan Vincentius van Beauvais. Frits van Oostrom vertelt in zijn ?Maerlants wereld? hoe Vincentius’ ?Speculum? ternauwernood te paard kon worden vervoerd. Logisch dat Maerlants bewerking, de Spiegel historiael met zijn meer dan 91.000 verzen, meteen het omvangrijkste boek werd van de Middelnederlandse literatuur.

Het project ging Maerlants krachten te boven ; 54 was in die tijd rijkelijk oud om nog aan zoiets te beginnen. De ?vader der Dietse dichteren algader? sloeg daarom niet alleen een grote lap geschiedenis over (de periode van keizer Nero tot de volksverhuizingen), maar moest zelfs de strijd staken na zijn jubelend relaas van de Eerste Kruistocht. Wellicht dwongen ook politieke omstandigheden hem tot een vroegtijdige opgave, en wel de toenemende spanningen tussen zijn buitenlandse opdrachtgever Floris en graaf Gwijde van Dampierre van Vlaanderen, van wie Maerlant een onderdaan was.

Vrij spoedig na Maerlants dood vervolledigden Philip Utenbroeke en Lodewijk van Velthem, schrijvers van mindere garnituur, de ?Spiegel historiael?.

Maerlant brak niet alleen kwantitatieve records. Met zijn omzetting in de volkstaal van de kroniek die de hele geschiedenis omvatte van ?God is begin dat nie ne began?… ?tote onsen tide?, was hij zijn tijd ver vooruit. De Franse vertaling van Vincentius’ ?Speculum? liet nog bijna een halve eeuw op zich wachten. Maerlant was de eerste om deze tekst (maar ook andere werken) in de volkstaal om te zetten, te verdietsen. Daardoor, en heus niet alleen omwille van zijn voor die dagen gigantische productie, bekleedt hij een vooraanstaande plaats in de Middelnederlandse en zelfs de Europese letteren.

HIJ HERSCHREEF DE GESCHIEDENIS

Hoezo, de ?Spiegel historiael? was toch een vertaling ? Vertalen is altijd een rekbaar begrip geweest, zeker in de Middeleeuwen. Wat Maerlant eigenlijk deed, was bewerken. Hij liet stukken weg, voegde er toe, selecteerde, actualiseerde en fabuleerde. Maar dat laatste met mate, waarheid bleef het eerste criterium. Nuchtere Maerlant weerde daarom sec de ?vele valse sagen? zoals die over de Graal. Hij had geen hoge pet op van ?die schone Walse [Franstalige] valse poëten / die meer rijmen dan zij weten?.

Maerlant herschreef de wereldgeschiedenis in functie van wat hij belangrijk achtte voor zijn opdrachtgever. Hij kondigde in zijn proloog zijn werk aan als de geschiedenis ?van allen coningen die ooit waren? en zette vervolgens de verdiensten van favoriete, exemplarische vorsten als koning Alexander de Grote, Arthur en Karel de Grote in de verf. Hij favoriseerde ook de Duitse lijn, waarmee Floris rechtstreeks verbonden was : Willem II, zijn in 1256 door de Friezen vermoorde vader, was Rooms-Koning, dat is de door de keurvorsten aangeduide opvolger van de keizer van het Heilige Roomse Rijk. Frits van Oostrom verdedigt overtuigend de stelling dat de aan ?grave Florens, coninc Willems sone? opgedragen ?Spiegel historiael? paste in een strategie om diens door de moord op zijn vader verloren koninklijke status te heroveren.

Een andere adaptatie van Vincentius’ kijk op de wereldgeschiedenis bestond uit het weglaten van zoveel mogelijk theologie. Omdat Maerlant zelf niet hoog opliep met de moeilijk te volgen kerkvaderlijke spitsvondigheden ; omdat hij met zijn zogenaamde Rijmbijbel in werkelijkheid een bewerking van Petrus Comestors theologische werk ?Historia scolastica? al eens tegen de klerikale lamp was gelopen ; omdat hij in de eerste plaats voor een lekenpubliek schreef, niet voor kamergeleerden.

Maerlant is inderdaad vooral een vulgarisator. Hij wilde de adel een spiegel voorhouden van efficiënt leiderschap, maar streefde er ook naar vermakelijk en onderhoudend te zijn. Met zijn 91.000 verzen, waarin hij vooral aandacht vroeg voor historische passages met een sterke verhalende inslag, de zogenaamde geesten, wilde hij dachcortinghe verstrekken, de lange dagen bekorten. Maerlant was niet alleen moralist, didacticus, waarheidslievende dichter en vulgarisator maar ook entertainer.

De receptie van Maerlants werk bereikte in het midden van de veertiende eeuw een kwantitatief hoogtepunt weet Van Oostrom, die zelf 650 jaar later voor een kwalitatief hoogtepunt heeft gezorgd. Er waren in elk geval ook gezien de omvang van de Spiegel uitzonderlijk veel manuscripten in omloop : nu nog zijn er meer dan 250 fragmenten van verschillende herkomst bekend. Het handschrift dat in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag gecatalogeerd staat als KA XX is het enige volledig bewaarde, wat ongetwijfeld te danken is aan de uitzonderlijke kwaliteit van zijn illustraties.

GOD, MOZES EN KEIZERS

Tot in de zestiende eeuw werd Maerlant met eerbied vernoemd. Maar daarna ging het bergaf. Van Oostrom wijt dat aan de toenemende waardering van literaire schoonheid, in plaats van de ?bloedeloze waarheid? waardoor Maerlant zich liet leiden. Een late echo van deze opvatting horen we nog in 1992 weerklinken in Freddy De Schutters pretentieuze ?Verhaal van de Nederlandse literatuur? : ?De trieste waarheid is dat Van Maerlant een zeer middelmatig dichter met uiterst beperkte kwaliteiten was.? En : ?Het oeuvre van Van Maerlant lijkt op een telefoonboek.? Nog een geluk dat De Schutter geen aandacht besteedt aan de ?Spiegel historiael?. Glad vergeten waarschijnlijk.

In de negentiende eeuw had Maerlant nog wel ?de twijfelachtige eer? (opnieuw Van Oostrom) genoten om te worden opgerakeld als ?hefboom van de nationale identiteit?. De Vlaamse natuurlijk. En nu beleeft hij dus zijn derde jeugd, dankzij Van Oostrom, die in zijn zog ook de nieuwe publicatie van het Davidsfonds meevoert (maar die al was gepland voor ?Maerlants wereld? werd gepubliceerd en bekroond met de AKO-prijs).

Behalve een bondige algemene inleiding op de figuur van Jacob van Maerlant, bevat het nieuwe Davidsfondsboek bij wijze van inleiding ook interessante instructies voor de manier waarop de miniaturen van het handschrift dienen te worden gelezen.

Blijkt dat de verluchters van dit handschrift Maerlants tekst zeer goed kenden. (Dit was niet altijd vanzelfsprekend voor middeleeuwse illustratoren.) Ze hadden zeer goed begrepen waar Maerlant zijn accenten legde en plaatsten daarom de koningsfiguren centraal, interpreteerden de geschiedenis als een voortdurende strijd tussen goed en kwaad en dachten vooral aan drempelverlagende ensceneringen.

Anachronistische voorstellingen brachten het afgebeelde dichter bij de lezer. Daarbij werd duchtig afgeweken van Maerlants tekst. Zo wordt Caesar in het geschreven woord met een dolk neergestoken, maar in het plaatje door een in maliënkolder uitgerust manspersoon met een zwaard. De tekeningen konden wegens hun formaat niet anders dan summier zijn. Symbolen moesten het tekort aan nuance, bijvoorbeeld in de gelaatsuitdrukking, compenseren. Heiligen kregen een nimbus, vorsten een kroon, en de strijdende partijen werden onder meer door middel van heraldieke beeldtaal van elkaar onderscheiden. Of door de wapens die ze voerden : bij heidenen horen kromzwaarden. Ook houdingen spreken voor zich : slechteriken worden in profiel afgebeeld, de goeden in driekwart. De frontale afbeelding is voorbehouden voor God, Christus of een belangrijke koning. En met geijkte gebaren suggereert de miniaturist handelingen als spreken, luisteren, zegenen, bevelen,…

De KA XX is niet exorbitant rijk verlucht. Hij bevat 19 gehistorieerde initialen, 45 miniaturen, talrijke decoratieve staven die fungeren als aflijning tussen de drie kolommen en door speelse dieren (vooral apen) en halfwezens bevolkte bladranken bovenaan en onderaan de bladzijden.

De gehistorieerde initialen bevatten afbeeldingen van de belangrijkste protagonisten : God, Mozes en diverse koningen en keizers. Met uitzondering van de eerste en laatste, die tonen een portret van Maerlant zelf.

KA XX KOMT UIT GENT

De miniaturen zijn verdeeld over bijbelse en wereldse onderwerpen. De bijbelse miniaturen zijn nogal stereotiep, en telkens één kolom groot. De wereldse miniaturen (over twee kolommen maar meestal bladzijdebreed) evoceren doorgaans bloederige veldslagen tussen heidenen en christenen, maar brengen ook opvallend vaak stervende vorsten in beeld.

De verluchting heeft verschillende functies. Allereerst is er natuurlijk de prestigevermeerderende werking : met zo’n boek steek je de ogen uit. De plaatjes structureren bovendien de tekst : ze begeleiden het begin van een paragraaf of een partie (hoofdstuk). En ze verhogen de toegankelijkheid. Niet alleen door eenvoudigweg te veraanschouwelijken maar ook door, in de keuze van het onderwerp of door de overbelichting of zelfs de toevoeging van een detail, duidelijker te maken waar het Maerlant precies om te doen was. Zo wordt de ziel van de stervende Attila door een duivel weggevoerd die niet in de tekst ter sprake komt , wat, voor zover dat nog nodig was, overduidelijk maakt wat Maerlant over deze booswicht dacht.

Het Davidsfondsboek belicht 42 passages uit de ?Spiegel historiael?. Die keuze werd ingegeven door de aanwezigheid van miniaturen en gehistorieerde initialen. Alle miniaturen en de meeste gehistorieerde initialen zijn opgenomen. We krijgen de volledige foliobladzijden waarop ze voorkomen, maar ze worden vaak ook nog eens afzonderlijk uitvergroot. Telkens wordt de bijbehorende tekst in een licht gemoderniseerd Middelnederlands weergegeven, van verklarende noten voorzien en gesitueerd in het geheel (door Jozef Janssens, die eerder al de facsimile-uitgave van ?Van den vos Reynaerde? bezorgde). De tekeningen worden van commentaar voorzien door Martine Meuwese, die onder begeleiding van Van Oostrom in Leiden doctoreert op miniatuurkunst.

Het 258 folia, dus iets meer dan vijfhonderd bladzijden tellende Haagse handschrift bevat alleen Maerlants tekst, dus niet de latere aanvullingen van Utenbroeke en Van Velthem. De KA XX is behalve het enige volledig overgeleverde handschrift van de ?Spiegel historiael? ook het enige verluchte. Het is goed bewaard, maar toch ook mismeesterd door een eigenaar die graag gaaf afgesneden boekranden had : veel illustraties zijn aldus kleiner tot ons gekomen.

KA XX zou in het begin van de veertiende eeuw, lang na Maerlants dood, in het Gentse zijn vervaardigd. De bezittersgeschiedenis is onbekend, tot in 1782 in Gent de letterkundige J.A. Clignett het kleinood kocht. Later belandde het in de bibliotheek van J. Steenwinkel, met wie Clignett aan een teksteditie werkte van de ?Spiegel historiael?, en die bibliotheek kwam na Steenwinkels dood in handen van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Die gaf het handschrift in 1937 in bruikleen aan de Haagse Koninklijke Bibliotheek. Voor het naar Den Haag terugkeert, kunnen de liefhebbers het in Damme komen bewonderen in de tentoonstelling Jacob van Maerlant, de middeleeuwse wereld op schrift.

Pascal Cornet

Jacob van Maerlant, ?Spiegel historiael?, Davidsfonds/De Clauwaert, Leuven, 176 blz., 1.980 frank.Tentoonstelling nog tot 27 april in Huyse de Grote Sterre, Jacob van Maerlantstraat 3, Damme.

Spiegel historiael : met zijn 91.000 verzen wilde Maerlant dachcortinghe verstrekken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content