Afrika haalt zijn economische achterstand op het rijke Westen in dankzij de inzet van telecommunicatie. Een Belgisch bedrijf speelt een belangrijke rol in dat proces.

Het moet gezegd: gsm en internet blijven voor veel Afrikanen een onbereikbare luxe, maar het gebruik van de moderne communicatiemiddelen neemt ondertussen wel spectaculair snel toe. Even spectaculair als in West-Europa en de VS enkele jaren geleden. ITU Telecom Africa _ een vakbeurs zoals je die ook hier hebt, maar dan in Zuid-Afrika _ is dus nog niet zo’n dwaas idee. Opvallend is de aanwezigheid van verschillende grote spelers in de internationale software- en telecommarkt op de beurs. Enkel het Iraans Paviljoen en Shanghai Bell verraden dat we niet in Brussel of Frankfurt zitten, maar in Johannesburg.

Opvallender nog is de uitgebreide Belgische delegatie op ITU Telecom Africa. Allen verkopers en ingenieurs van Siemens Information & Communication Belgium, op zoek naar nieuwe klanten. De Belgische dochteronderneming van de Duitse Siemens-groep heeft vandaag telecomprojecten lopen in landen als Kameroen, Gabon, Swaziland, Ivoorkust en Namibië, ze heeft 17 gsm-netwerken in 16 Afrikaanse landen geïnstalleerd en slaagt er in om zelfs in Malawi, een van de minst ontwikkelde landen ter wereld, zaken te doen. Bijna de helft van de omzet van het bedrijf komt voort uit export, vooral dan naar Afrika en het Midden-Oosten. Men zou kunnen denken: nu de economie in het Westen in een dip zit, probeert Siemens zijn producten en diensten in Afrika te slijten. Maar dat is net iets te simplistisch. ‘We zijn al 25 jaar actief in Afrika’, verduidelijkt managing director Tony Verbeke van Siemens Information & Communications Belgium. ‘Export zat al in onze strategie verwerkt toen er nog geen sprake was van een economische terugval in het Westen. Wij zetten die strategie vandaag gewoon voort. Dat we op meer dan één pijler steunen, heeft wel als resultaat dat we de moeilijke tijden op de binnenlandse markt beter de baas kunnen.’

Siemens België profileert zich als uitgesproken Afrika-specialist, in die mate zelfs dat het Duitse moederbedrijf vrij laat begaan. ‘Het resultaat van onze historische banden met het continent, onze uitgebreide talenkennis en onze creativiteit’ aldus Jaak Borghs, hoofd van de exportafdeling. ‘Bovendien: we zijn van alle markten thuis. We hebben sterk uitgebouwde afdelingen sales, marketing, research & development, zeg maar het hele portfolio. Daarom kunnen we onze projecten zelfstandig, dus zonder hulp van het moederhuis, verwezenlijken.’

Een aantal Afrikaanse landen lijdt onder politieke en economische instabiliteit. Doen jullie een grondige screening van potentiële partners, vooraleer aan het werk te gaan?

Jaak Borghs: Zeker. Kan het project rendabel worden? Wie is de operator achter het netwerk? Bestaat er al een gsm-netwerk? Wat zijn de mogelijkheden van het land? Op al die vragen willen we eerst een antwoord. Wanneer we vertrouwen hebben in een partner, kan het snel gaan. We hebben al financieringen afgerond in zes weken tijd. Het gebeurt echter ook dat we met charlatans te maken krijgen. Ze doen een voorstel, stappen vervolgens naar mogelijke financiële partners met de boodschap dat ‘Siemens in het project stapt’ en komen dan terug naar ons met de mededeling dat die financiële partners hun toezegging hebben gegeven. Zonder dat er één document is getekend. Het komt er dus op aan om het kaf van het koren te scheiden. Soms neemt dat wel een jaar in beslag.

Conflicten in een bepaalde regio kunnen interessante zakendeals in gevaar brengen.

Borghs: Dat risico bestaat, ja. In een land als Zimbabwe moeten we met lede ogen toezien hoe de economie ineenstuikt als gevolg van politieke conflicten. De effecten hoeven echter niet altijd negatief te zijn. Als ergens een staatsgreep plaatsgrijpt die het publieke leven nauwelijks aantast, blijven de gevolgen voor ons beperkt. Als er een oorlog uitbreekt, belanden we natuurlijk in een andere situatie. Ten goede of ten kwade. In tijden van oorlog zijn mensen mogelijk minder snel geneigd om zich een nieuwe gsm aan te schaffen, maar tegelijk wordt communicatie wel enorm belangrijk. Mensen willen weten hoe het gaat met de vrienden, willen vragen of ze veilig naar de eerstvolgende stad kunnen rijden, of de ambassade intact is. Dat zorgt voor pieken in het telecomverkeer.

Hebben jullie bepaalde investeringen verloren zien gaan door een verkeerde inschatting van de partner?

Tony Verbeke: Tot op heden niet. Wat niet wegneemt dat we continu alert moeten blijven.

Borghs: In het westen hebben alle operatoren hun businessplan naar boven moeten aanpassen, wegens het overweldigend succes van de gsm. In Afrika zien we nu net hetzelfde. Wat ons natuurlijk positief stemt.

Afgevaardigden van Telekom Namibië op ITU Africa klagen over het feit dat hun klanten slechte betalers zijn. Moeten jullie ook tergend lang wachten op jullie geld?

Verbeke: Namibië vormt een uitzondering op het vlak van betalingen, in die zin dat het land aanleunt bij Zuid-Afrika en Europa. Dat betekent: betalen na levering. Met alle risico’s vandien. In de meeste andere landen van Afrika geldt het pre-paidprincipe: eerst betalen, dan leveren. Dat is geen regel die wij hebben opgelegd, het is een principe dat algemeen wordt aanvaard. Dus nee, we hebben weinig last van slechte betalers. Omdat we het probleem kunnen voorkomen.

Gelden jullie als missionarissen die de Boodschap in Afrika gaan verkondigen?

Borghs: Zo heb ik mezelf nooit gezien. Kijk, onze business ontwikkelt mee de business in Afrika. Afrika moet op economisch vlak kunnen aansluiten bij de rest van de wereld en dat kan alleen als er communicatiemogelijkheden zijn. Telecom stelt Afrikanen in staat hun business te ontwikkelen, waardoor automatisch de behoefte aan telecom stijgt. Een win-win-situatie.

Verbeke: Voor een stukje dragen we bij tot de economische ontwikkeling in die landen. We zijn er in de eerste plaats voor businessdoeleinden, daar hoeven we niet schijnheilig over te doen, maar ondertussen verlenen we ook een beetje ontwikkelingshulp. Via de technologie en de kennis die we er implementeren. Maar vergis je niet: we hoeven de mensen daar niet uit te leggen hoe een gsm werkt.

Die kennis is al aanwezig?

Borghs: Meer nog. Niet alleen de kennis, ook de motivatie en visie om business te doen. We ontmoeten er zeer competente zakenlui, managers en ingenieurs. Een concreet voorbeeld: we lieten een tijdje geleden een ingenieur uit Nairobi naar België overkomen voor bijkomende training over datanetwerken. Achteraf vertelde hij dat hij veel had bijgeleerd. Maar toen ik bij onze instructeurs ging peilen, bleek dat zij meer hadden bijgeleerd dan de man uit Afrika.

Het geeft tegelijk aan dat ze een stuk van hun opleiding toch in het Westen komen volgen.

Borghs: Ingenieurs uit Afrika komen naar België, net zoals Belgische ingenieurs op hun beurt voor een specialisatie naar het buitenland trekken. De wereld is klein geworden. Ik weet: als we gaan onderhandelen met ingenieurs in Dakar, moeten we onze beste mensen inschakelen, anders worden we gewoon onder tafel gepraat.

Verbeke: Afrika telt op dit moment te weinig competente werkkrachten en specialisten, maar daar komt verandering in. Via het Euclides-programma (zie kader) proberen we ervoor te zorgen dat kennis ter plekke wordt gegenereerd.

Jullie investeren in plaatselijke opleidingsprogramma’s, maar lopen wel het risico dat telecomstudenten na hun opleiding voor een van de concurrenten gaan werken.

Verbeke: Dat nemen we erbij. Geen probleem. In plaats van elkaars ingenieurs in te pikken, moeten we samen zorgen voor een breder aanbod aan ingenieurs. Los daarvan: als mensen met ons samengewerkt hebben, denken ze later nog wel eens met affiniteit aan ons terug. Dat levert ook soms enige return op.

Groeit er enige frustratie als jullie merken dat er voor projecten als Euclides weinig steun komt van de Directie-Generaal Internationale Samenwerking (het vroegere ABOS)?

Borghs: Euh, we hadden in dit geval niet gerekend op steun van de dienst Internationale Samenwerking. Euclides is ons project. Dat gezegd zijnde: hoewel de rol van Internationale Samenwerking niet dezelfde is als die van ons, zou het wel mooi zijn als we gezamenlijke programma’s zouden kunnen opzetten.

Verbeke: Er bestaat een natuurlijke aversie tegenover initiatieven die uitgaan van de industrie, zelfs als ze een hoofdstuk ontwikkelingssamenwerking bevatten. Ontwikkelingssamenwerking kan perfect samenlopen met onze doelstellingen. Ook wij willen het economische en sociale leven in Afrika stimuleren. Als de economie draait, als er financiële middelen vrijkomen, als er kennis aanwezig is, winnen wij daar ook bij. Dat getuigt van duurzaam ondernemen. Er zijn méér dan alleen maar winstelementen die het succes van een onderneming bepalen.

Hebben jullie een handleiding met tien belangrijke regels en gebruiken waarmee je rekening moet houden als je business gaat doen in Afrika?

Verbeke: Tijdens de opleiding en coaching gaat inderdaad heel wat aandacht naar plaatselijke gebruiken en gevoeligheden. We sturen onze exportlui niet zomaar naar Zuid-Afrika, zonder enige kennis over hoe ze zich het best opstellen tegenover potentiële zakenpartners. Basisregel nummer één: in Afrika moet je veel tijd vrijmaken om zaken te doen. Als je voortdurend naar je horloge zit te kijken, zoals de Amerikanen met hun strikte agendaplanning, dan kun je het wel vergeten. Iets anders: in de Arabische landen zullen we nooit over godsdienst of over de plaatselijke conflicten praten. En als we klanten uit moslimlanden op bezoek krijgen op onze hoofdzetel in Herentals, nemen we daarvoor speciale voorzieningen. Dan openen we bijvoorbeeld een gebedsruimte. Dat is een vorm van elementaire beleefdheid. Vaak zijn het schijnbaar kleine gevoeligheden die bepalen of je al dan niet tot goede gesprekken komt. Nu, zulke regeltjes bestaan ook voor contacten met zakenlui in Duitsland. Of in China. Of in Japan. De handleiding voor Japan is zelfs een stuk dikker dan die voor Afrika.

Wat is het grootste misverstand over Afrika?

Borghs: Wij hebben een totaal verkeerd beeld van het continent en zijn bewoners. Als je er bent, ontdek je een heel creatief en spontaan Afrika, met mensen die ambities koesteren, net zoals hier. Een duidelijk verschil met westerlingen schuilt in hun filosofische inslag. Eén uitspraak is me altijd bijgebleven: the white man has the watch, we have the time. Als je dát in het achterhoofd houdt, beleef je Afrika op een heel andere manier.

De economie en de hele samenleving in veel Afrikaanse landen wordt ondermijnd door de vreselijke ziekte die aids heet. Zelfs in sterk ontwikkelde landen als Botswana is tot 30 procent van de bevolking besmet met het hiv-virus. (Op een groot reclamebord in de Botswaanse stad Maun lezen we de volgende waarschuwing aan mannen: Verkrachting verhoogt het risico op hiv-besmetting, er zijn reeds meer vrouwen dan mannen besmet!)

Verbeke: Aids treft in sommige gebieden 50 tot zelfs 80 procent van de bevolking. In Kenia heeft de ziekte volledige dorpen uitgeroeid. Dat valt voor een stuk te verklaren door de typische samenlevingsregels in die dorpen. Bijvoorbeeld: als de man van een getrouwd koppel wegvalt, neemt de broer zijn plaats in. Tja, die cohesie maakt dat iedereen iedereen aansteekt.

Aids betekent ook: een deel van je klanten én van je personeel valt na enkele jaren weg.

Verbeke: Daarom kunnen we alleen maar hopen dat er snel een remedie wordt gevonden. Anders wordt aids een grotere bedreiging dan alle andere problemen samen.

Bart Vandormael

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content