Keuren de Fransen de nieuwe Europese grondwet goed? Of wijzen ze hem af? En wat staat er eigenlijk op het spel zondag 29 mei?

Is het de vrees om hun machtspositie te verliezen? De angst dat l’exception française – de bevoorrechte positie van Frankrijk – over tien jaar verworden is tot een goeie grap, omdat de Fransen de grondwet zélf hebben gedwarsboomd? Hun president laat er geen twijfel over bestaan. En ook de bijzonder populaire Nicolas Sarkozy (UMP), de mogelijke opvolger van premier Jean-Pierre Raffarin, hamert erop: de Fransen móéten ‘ja’ stemmen tegen de nieuwe Europese grondwet.

De Vijfde Republiek heeft zich in de naoorlogse periode langs dezelfde krijtlijnen ontwikkeld als Europa. Bovendien hebben de Fransen Europa tal van stichtende ideeën aangereikt, en die historische band kunnen de kiezers niet zomaar overboord gooien. De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal is gerijpt in de geest van Robert Schuman en Jean Monnet. François Mitterrand heeft het Europese project altijd een warm hart toegedragen. En als het gemeenschappelijke landbouwbeleid vandaag nog in zijn huidige vorm bestaat, is dat vooral dankzij de Fransen.

Voter ‘non’ est une connerie’(‘Nee stemmen is een dwaasheid’), zei Chirac tijdens een toespraak met zijn gebruikelijke gevoel voor nuance. Zijn uitspraak wekte ergernis op, maar een verrassing was ze niet. De Franse president wist precies waar hij het over had. L’influence française moest gekoesterd worden. De telefoontjes uit het Elysée, les petits coups de fil de Jacques Chirac, waarmee hij in het verleden herhaaldelijk beslissingen wist om te buigen – denk maar aan de landbouwsubsidies of het Stabiliteitspact – mochten niet opgegeven worden. Als de Europese idee inderdaad voortborduurde op de grandeur Française, zoals de Fransen het graag voorstellen, met alle voordelen van dien, moest die toestand behouden blijven.

Zo ziet de leider van de Fransen het. Maar voor de bevolking schort er duidelijk méér. Tot eind februari waren er volgens de peilingen nog 60 procent ja-stemmers en amper 40 procent nee-stemmers, maar begin maart sloeg de balans helemaal om. Toen werd de datum voor het referendum officieel bekendgemaakt en kon de strijd echt beginnen. Van dan af kregen de nee-stemmers wekenlang de overhand met cijfers van om en bij de 55 procent.

Wat was er aan de hand? Vanwaar die plotse ommekeer? Er heerste begin maart een algemene misnoegdheid in Frankrijk, met grote onrust in het onderwijs en stakingen in de sociale sector. Daarop entte zich de polemiek rond de Bolkesteinrichtlijn. Die richtlijn schreef voor – voor er beslist werd om ze te herzien – dat werknemers van bijvoorbeeld een Pools bedrijf tegen de sociale voorwaarden uit hun eigen land in Frankrijk aan de slag kunnen. Met andere woorden, tegen de lage Poolse lonen en een arbeidsduur van 42 uur per week. En dat ging er bij de Fransen niet in, zelfs niet bij populair links.

De clichés van het ‘liberale Europa’ werden van stal gehaald: de vrees voor nog meer delokaliseringen, het einde van de sociale bescherming, de grenzeloze concurrentie, banenverlies. De nee-kiezers, vooral die van links, wisten meteen waarop ze zouden hameren. Dat de Bolkesteinrichtlijn, of liever de toepassing ervan, niets te maken had met de grondwet, leek van géén belang. Vrij verkeer van diensten, waar de directive uit voortvloeit, stamt al uit het verdrag van Rome (1957). Waar het veeleer om draaide, was de angst voor de uitbreiding, die nooit terdege aan de bevolking is voorgesteld. De mensen waren bang. Bang voor de globalisering op het eigen terrein. Bang dat Europa, de grondwet, de Fransen zou dwingen in een liberaal keurslijf.

Sociaal of liberaal

Is de grondwet (‘het verdrag tot vaststellen van een grondwet’, zoals de grondwet officieel heet) inderdaad een liberale blauwdruk die Frankrijk zal verplichten om een politiek te voeren tégen zijn wil, zoals de nee-kiezers beweren? Een journalist van Le Nouvel Observateur vroeg het aan de voormalige Commissievoorzitter, Jacques Delors. ‘Ze liegen!’, antwoordde hij. ‘Is een tekst waarin het woord concurrentie 27 keer voorkomt dan geen liberale tekst?’, vervolgde de vraagsteller. ‘Geloof je dat nu zélf?’, zei Delors. ‘Wist je wel dat het woord sociaal er wel 89 keer in geciteerd staat? Je moet de tekst lezen’, maande hij. ‘Dan zul je zien dat de grondwet een evenwichtig compromis vormt tussen het sociale en de economische. Het principe van de vrije concurrentie is trouwens al in werking sinds het verdrag van Rome in 1957. Het eerste doel daarvan is de bestrijding van de monopolieposities die de vrije concurrentie verhinderen.’ Niets nieuws onder de zon.

Toch is het de vraag die de meeste tegenstanders van de grondwet momenteel het sterkst bezighoudt: wordt Europa minder sociaal, en meer liberaal zodra de grondwet geratificeerd is? Pierre Defraigne, directeur van Eur-Ifri, de Europese poot van de Franse denktank Institut Français des Relations Internationales, is zeer duidelijk: ‘De grondwet zelf zal Europa noch socialer, noch minder sociaal maken. Het Handvest van Grondrechten van de Unie, dat opgenomen is in de tekst, en bijvoorbeeld het recht te werken, het recht op onderwijs, en de gelijkheid van mannen en vrouwen waarborgt, betekent een belangrijke vooruitgang. Maar in essentie blijft de sociale politiek de bevoegdheid van de lidstaten. Het maakt niet uit of je voor of tegen de grondwet stemt. Hoewel, ik ben ervan overtuigd, dat het zonder grondwet moeilijk wordt om Europees vooruitgang te boeken op welk domein ook.’

Europa is wel liberaal. Defraigne: ‘Dat heeft dan weer te maken met de machtsverhoudingen binnen Europa. Het zijn niet de verdragen die zijn aangepast en die liberaler geworden zijn. Het zijn de spelers die veranderd zijn. Het liberalisme van de jaren zestig, toen Europa werd opgericht, heeft zich onder invloed van de globalisering van een gematigd naar een agressief liberalisme ontwikkeld. Zeker, Europa is gebaseerd op een competitieve markteconomie, en zo staat het ook in de grondwet. Maar de steeds verdergaande liberalisering heeft zich opgedrongen, buiten de instellingen om. De sociaal-democratie, die zich in een diepe ideologische crisis bevindt, weet niet hoe ze daarmee moet omgaan. De grondwet zelf zoals hij voorligt, zal daar níéts aan veranderen.

‘De sociale en politieke machtsverhoudingen binnen Europa moeten veranderen. Europa is door haar elites gemaakt. Dat is trouwens dé basis voor de mislukking van Europa. Als de Fransen tegen stemmen, is het een roep van de burgers die door de elites gehoord willen worden. Het petitierecht in de grondwet (1 miljoen deelnemers zijn vereist) zou daar iets aan kunnen veranderen. Het zou een burgerbeweging op gang kunnen brengen. Maar nog belangrijker is, dat er Europese transnationale partijen ontstaan met vertegenwoordigers over de grenzen heen. Maar dat is zeer complex. 2009, de datum van de volgende Europese parlementsverkiezingen, is in die zin de échte vervaldatum voor het Europese proces. Dan wordt duidelijk of Europa wérkt.’

Nu kunnen we amper terug, tenzij de Fransen zouden tegenstemmen. Dan wordt het hele proces, ook dat van de ratificatie, meteen helemaal stilgelegd. ‘Dat levert niets op’, meent Defraigne. ‘De grondwet zet in geen enkel opzicht stappen achteruit. Ik zie alleen maar punten van vooruitgang, zoals de uitbreiding van de domeinen waarvoor een gekwalificeerde meerderheid wordt aangewend, waardoor alweer minder beslissingen geblokkeerd blijven. De grondwet is in hoofdzaak trouwens een compilatie van de bestaande verdragen, die geordend en vereenvoudigd is. En waaraan enkele elementen zijn toegevoegd om het Europa van de 25 bestuurbaar te maken.’

Een compilatie, maar toch. Wat gebeurt er als Frankrijk ‘nee’ zegt? ‘De kostprijs zal bijzonder hoog zijn. Het volstaat dat één land tegenstemt, om de grondwet niet te kunnen toepassen’, zegt Defraigne. ‘En dan valt het hele proces stil en vallen we hoogstwaarschijnlijk terug op het verdrag van Nice. Vermoedelijk zal dan ook de uitbreiding worden stopgezet: het is niet zeker dat Roemenië en Bulgarije nog tot de club zullen worden toegelaten.’

Eerder al, in 1954, verwierp Frankrijk de Europese Defensiegemeenschap. Het project werd toen definitief opgeborgen en werd een heus taboe. Nu hopen de tegenstanders dat er opnieuw over de tekst zal worden onderhandeld. Maar met een meerderheid aan centrumrechtse partijen in Europa, dreigt een nieuwe tekst er alleen nog liberaler uit te zien. En dus wordt een ja-stem door velen toch wel aanbevolen.

Maar waartoe dient het debat als er niet mag worden tegengestemd? Valéry Giscard d’Estaing drukte het op een van zijn uiteenzettingen uit als volgt: ‘Ik ben een voorstander van het referendum, op voorwaarde dat het antwoord ja is.’ Maar wat kan Giscard d’Estaing anders zeggen over ‘zijn kind’, de grondwet, ‘die al even perfect is als de Franse, en misschien iets minder elegant dan de Amerikaanse grondwet’? ‘Toch is het positief dat er een debat wordt gevoerd’, vindt ook Defraigne. ‘Maar wees gerust, deze grondwet heeft een houdbaarheidsdatum. Hij is niet gemaakt om vijftig jaar stand te houden. Zodra Turkije, Oekraïne en een aantal Balkanlanden toetreden, volgt een nieuwe onderhandelingsronde. En dat is volgens mij over tien jaar.’

Ingrid Van Daele

Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content