De evolutie van de tandheelkunde.

Vlaanderen telt 4100 actieve licentiaten in de tandheelkunde (LTH), België zo’n 7000. Met één LTH voor elke 1400 Belgen vinden ze bij het Verbond der Vlaamse Tandartsen al lang dat de markt meer dan verzadigd is. Woordvoerder Stefaan Hanson legt wat cijfers voor. “979 tandartsen hebben een Riziv-jaarinkomen dat onder het half miljoen ligt. Hun bruto-inkomen blijft dus onder de 800.000 frank, terwijl de leefbaarheidsgrens op anderhalf miljoen frank ligt. We zijn met een derde te veel.”

Een echte numerus clausus is er nog altijd niet maar de beslissing van de overheid dat er vanaf 2002 maar 83 LTH’s per jaar mogen bijkomen, heeft minstens dezelfde uitwerking. In 1997 schreven zich immers in heel het land slechts 72 studenten in voor de opleiding, minder dus dan het aantal LTH’s die er in 2002 mogen bijkomen. De tandartsen vroegen jarenlang om regulering van de vrije markt en die is er nu dus.

Het kan verkeren. Tot de jaren zeventig konden de tandartsen het werk niet aan. Honderd klanten per week was geen uitzondering. Dat kwam de kwaliteit van de behandeling niet ten goede. De titel van tandarts bestond nochtans al sinds de jaren dertig – daarvoor waren er enkel artsen – toen een aparte LTH-opleiding werd uitgewerkt: eerst drie jaar bij de artsen, dan twee jaar LTH-opleiding. Toch bleef het land kampen met een tekort aan tandartsen. In 1972 wordt tandheelkunde dan echt een aparte studierichting naast de geneeskunde. Dat leidde, samen met de democratisering van het hoger onderwijs, tot een toevloed van LTH’s. Professor Vanherle: “Op tien jaar tijd kwamen er meer tandartsen bij dan in de dertig jaar daarvoor. Het aantal verdubbelde dus maar ook de kwaliteit steeg. We gingen meer doen dan achter de feiten aanhollen en tanden trekken.”

Zoals in de geneeskunde groeiden ook in de tandheelkunde (TH) specialismen: conserverende TH, kindertandheelkunde, prothetische TH en orthodontie (alles wat met de groei van het gebit te maken heeft). Momenteel erkent de overheid twee specialiteiten: tandarts en orthodontist. In het beroep wordt reikhalzend uitgekeken naar meer.

Verder zijn er de stomatologen, artsen die zich toeleggen op alle ziektes in de mond inclusief kleine operatieve ingrepen. Tenslotte nemen de maxillo-faciale chirurgen de zware chirurgie – zoals het doorzagen van kaakbenen of orale kankers – voor hun rekening. Een deel van hun werk zweemt echter naar plastische chirurgie. Dan vraagt de klant vooral om meer schoonheid.

BINNEN HET BUDGET

Technisch kende de tandheelkunde de voorbije veertig jaar belangrijke evoluties. De boortjes, bijvoorbeeld, zagen hun toerental stijgen van vijfduizend naar driehonderdduizend per minuut. “Dat was een verschil van dag en nacht”, getuigt professor Vanherle. “Het was alsof je door de boter sneed. Je kon veel complexer zaken aan.”

De jaren zeventig brachten nieuwe kleefmaterialen en tandgekleurde kunstharsen. Vanherle: “Dat schiep enorme mogelijkheden in het vlak van de esthetiek, bijvoorbeeld voor het herstellen van afgebroken tanden. Ook de mogelijkheid de nieuwe materialen, als op bevel, enkel bij een bepaalde lichtinval te doen verharden, maakte het werken uiteraard makkelijker. Dat betekent niet dat het zilveramalgaam volledig verdween. Als de esthetiek niet meespeelt, zoals in de kauwvlakken, opteren we nog steeds voor zilveramalgaam.” De discussie of dat zilveramalgaam – een legering van zilver, tin en kwikzilver – al of niet toxisch is, heeft daaraan niks veranderd.

In de jaren tachtig ontstonden dan de implantaten. Lange tijd slaagde men er niet in tanden echt in te planten. Kunsttanden werden ofwel bevestigd op de nog resterende tandwortel (de zogenaamde kronen), ofwel bevestigd aan en tussen twee nog resterende tanden (de bruggen). Daarnaast waren er uiteraard de protheses. Geheel nieuwe tanden onafhankelijk op het kaakbeen bevestigen, bleek moeilijk. De implantaten veranderen dat nu. Kleine titanium cilinders worden rechtstreeks in het kaakbeen geplaatst en daarop worden dan de tanden bevestigd. Echt goedkoop is dat niet: een mondje implantaten kost enkele honderdduizenden franken. Vanherle is evenwel enthousiast: “Het was ook voor mij even wennen maar al snel bleek dat het een excellente verankering is. Op ons labo plaatsten we er al vijfduizend.”

Dit jaar zal de tandheelkunde zo’n vijftien miljard frank kosten aan de ziekteverzekering. De verwachting is dat de sector net als de voorbije jaren binnen het budget blijft en zelfs een overschot genereert. Dat overschot werd gebruikt om het remgeld voor kinderen te verlagen. Hanson: “Ons recept is eenvoudig: we hebben de regeling van de betalende derde afgeschaft en de betaling van het remgeld verplicht. In de toekomst is de beperking van het aantal tandartsen evenzeer een waarborg voor een beheersing van de uitgaven. Indien alle sectoren van de gezondheidszorg zo verstandig zouden zijn, konden we veel meer doen met hetzelfde geld en bijvoorbeeld net als in Duitsland kronen en bruggen terugbetalen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content