De Universala Esperanto-Asocio viert op 28 april haar honderdjarige bestaan. ‘Een neutrale taal zonder uitzonderingen blijft een intellectuele noodzaak voor de mensheid’ vindt Probal Dasgupta, voorzitter van de Wereld Esperantobond.

In het kader van het VN-Jaar van de talen hebben enkele Britse en Zwitserse parlementsleden de Universala Esperanto-Asocio voorgedragen als kandidaat voor de Nobelprijs voor de Vrede. ‘We zouden dan een nieuw publiek kunnen aanboren’, zegt UEA-voorzitter Probal Dasgupta nuchter. ‘Wat we met een hulptaal kunnen bereiken, hangt uiteindelijk af van de gebruikers. Als iedereen een kleine inspanning doet om elkaar te begrijpen, dan kan een gemeenschappelijke taal zeker bijdragen tot vrede.’

Volgens de UEA zijn er zo’n honderdduizend mensen, verspreid over meer dan honderd landen, die vlot Esperanto spreken. Via congressen, het internet, informele contacten en een eigen cultuur houdt deze Esperantogemeenschap de taal levend. De Akademio de Esperanto waakt over het correcte taalgebruik.

Omdat zowel de UEA als Unesco streeft naar meer contact over de taalgrenzen, sloten beide organisaties in 1954 een officieel samenwerkingsverband. ‘Wij strijden immers ook voor een bijzondere vorm van biodiversiteit,’ benadrukt Dasgupta, ’taaldiversiteit’. Ondertussen heeft de UEA de status van waarnemer in onder meer de Raad van Europa, bij Unicef en de VN, waar ze taaldiscriminatie aankaart of toeziet op de bescherming van moedertalen.

‘Geldverspilling’ vindt Christopher Culver, een Amerikaanse student linguïstiek die na tien jaar uit de Esperantobeweging stapte. ‘Je leert beter een minderheidstaal die met uitsterven is bedreigd, wil je de taalverscheidenheid behouden. Met Esperanto had ik nooit het gevoel dat ik de couleur locale in het buitenland opsnoof.’ Je komt sowieso niet ver met Esperanto, vinden vele critici. ‘Na meer dan een eeuw is slechts een handvol hobbyisten de taal machtig. Het is dus duidelijk gebleken dat het nobele vredesideaal van Ludwig Lazarus Zamenhof niet in de praktijk kon worden omgezet.’

Onder het pseudoniem Doktoro Esperanto publiceerde deze Poolse jood in 1887 La Unua Libro, een leerboekje voor de internationale taal die hij had gefabriceerd omdat hij in zijn geboortestad steeds getuige was van spanningen tussen de Joodse, Duitse, Russische en Poolse gemeenschap. Een neutrale taal, zo dacht hij, kon dat onbegrip overbruggen.

Het Esperanto verspreidde zich snel naar andere landen en in de jaren 1920 werd er zelfs geopperd om Esperanto de werktaal van de Volkenbond te maken, wat op heel wat verzet van Frankrijk stuitte. ‘De minister van Buitenlandse Zaken zag er een bedreiging in voor het Frans, dat zelf een wereldtaal kon worden’, verduidelijkt historicus Ziko van Dijk, die zijn proefschrift maakte over de UEA. ‘Stalin beschouwde het als een spionnentaal, want hij vreesde dat zo het Russische volk in contact zou komen met mensen uit andere landen. Ook Hitler verbood het Esperanto omdat hij ervan overtuigd was dat die taal de Joden zou verenigen.’

Tegenstanders wijzen er vandaag op dat Esperanto niet neutraal is omdat het een ‘westers product’ is. De woordenschat is gebaseerd op Romaanse, Germaanse en Slavische stammen, maar de structuur vertoont parallellen met Azia- tische en Afrikaanse talen. ‘Esperanto is inderdaad makkelijker voor een Europeaan dan voor een Japanner of een Chinees’, geeft Van Dijk toe. ‘Maar de taal kent ook veel patronen die bijvoorbeeld nauw verwant zijn met mijn moedertaal, het Bengaals’ verzekert UEA-voorzitter Dasgupta, die er net als Van Dijk van overtuigd is dat je Esperanto veel sneller onder de knie hebt dan een andere taal.

‘In de huidige context leer je veel sneller een lingua franca, zoals bijvoorbeeld het Engels in het Westen of het Arabisch in Noord-Afrika, dan een hulptaal’, meent een Esperantocriticus die anoniem wenst te blijven. ‘Bovendien zijn talen gewoon zo divers dat een consensus onmogelijk is. Geen enkele hulptaal zal ooit aanvaardbaar zijn voor iedereen.’

‘Wellicht zal nooit iedereen Esperanto praten’, stelt Van Dijk. ‘Dankzij de kwaliteitsvolle woordenboeken en grammatica’s staat de taal wel redelijk sterk tegenover bijvoorbeeld het Fries of het Sorbisch. Maar het merendeel van de mensen leert toch vooral een taal omdat die economisch belangrijk is en dat is Esperanto niet.’ Voor Dasgupta gaat het er vooral om dat iedereen zich achter de Esperantovisie schaart. ‘Het is een uitdaging taalgebruikers met Esperanto een spiegel voor te houden waarin de meesten nog niet durven te kijken.’

DOOR MIRIAM TESSENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content