Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Zaterdag spelen de Rode Duivels in Kroatië. Een gelijkspel betekent WK-eindronde, een nederlaag beslissingsmatchen.

We moeten het zeggen zoals het is: bondscoach Robert Waseige was van in het begin van deze WK-voorronde, we schrijven september 2000, als de dood voor de Kroaten. Ten onrechte, zo bleek tijdens het onderlinge duel in Brussel. Correctie: zo leek in Brussel. De ‘b’ moet weg, op evel van de ondscoach.

Voor oppervlakkige waarnemers als ondergetekende hadden de Belgen die avond veel te voorzichtig gespeeld. Permanent vier man achterin, terwijl de Kroaten maar één speler in punt hielden. Dat Davor Suker ei zo na nog scoorde ook, ware er niet een fantastische reflex van Geert De Vlieger geweest, was voor Waseige het bewijs van zijn gelijk: je mag geen enkel risico nemen tegen Kroatië.

Op dat moment, september 2000, lag de bijzonder ongelukkige uitschakeling door Turkije op Euro 2000 nog vers op de maag van al wie met het Belgische voetbal begaan is. En dus was de vrees om weer zoiets mee te maken, namelijk overenthousiast aanvallen en elke counter met een tegendoelpunt bekopen, niet misplaatst. Toch zat er voor België toen een overwinning in, en dan was er vorige maand al zekerheid geweest over de groepswinst en de bijhorende kwalificatie.

Nu zal pas de laatste match van de voorronde, komende zaterdag in de vooravond in Zagreb, de beslissing brengen. Zoals Waseige het altijd heeft voorgehouden. Zijn (te?) voorzichtige aanpak vorig jaar heeft een selffulfilling prophecy doen ontstaan. Als België zaterdag wint of gelijkspeelt, eindigt het eerste in zijn groep, en heeft het zich voor de zesde opeenvolgende keer voor de eindronde van de wereldbeker geplaatst. België is het enige land ter wereld dat dat in de jongste vijfentwintig jaar via de kwalificaties klaarspeelde. Bij verlies moeten de Duivels een dubbele beslissingsmatch spelen tegen de tweede uit groep 3. Dat wordt Tsjechië of Bulgarije, eventueel Denemarken indien de mannen van Morten Olsen zich in hun laatste thuismatch door IJsland laten verrassen.

Als de Kroaten zich rechtstreeks voor de eindronde willen plaatsen, en van onze man ter plaatse vernemen wij dat dit het geval is, moeten ze winnen tegen de Rode Duivels. De Belgische verdediging zal dus onder druk komen te staan, en zal heel wat meer arbeid op te knappen krijgen dan in Brussel tegen de weinig geïnspireerde Schotten. Die konden Geert De Vlieger enkel op hoekschoppen aan het werk zetten. Schotten die hoekschoppen schoppen, zijn Hoekschotten.

Zaterdag wordt het sterkere koffie. Negentig minuten de boel dicht, dat is de dwingendste boodschap voor de match in Zagreb. Benieuwd of Waseige zijn achterste lijn zal herschikken. Zelf heeft hij altijd volgehouden dat Eric Van Meir en Glen De Boeck niet complementair waren. Door omstandigheden gedwongen, stonden beiden toch centraal naast elkaar in de tweede helft van de oefenwedstrijd in Finland, en de volle negentig minuten in de kwalificatiematch tegen Schotland. Dat liep perfect, al kan het ook zijn dat de tegenstanders het niet echt moeilijk maakten. De Finnen omdat ze al 3-0 voor stonden, de Schotten omdat het zo’n avond was waarop een Schot zelfs met geen vat whisky vooruit te krijgen is.

In Zagreb wordt dat anders. Want al blijken er elke dag weer drie nieuwe spitsen onbeschikbaar te zijn, Kroatië heeft aanvallend talent genoeg. De Belgen, zonder Johan Walem en mogelijk ook zonder Marc Wilmots, gaan een aartsmoeilijke wedstrijd tegemoet. En dat op het einde van een voorronde die al een tijdje de valse indruk wekt dat de kwalificatie voor Japan zo goed als binnen is. Het tegendeel is waar, en niemand beseft dat beter dan de bondscoach. Misschien verklaart dat mee waarom Waseige de jongste weken vreemd gedrag begint te vertonen.

DE ULTIEME GIDS

Nu waren wij al vroeger gealarmeerd. Staat u ons een zijsprongetje toe? Voor ons ligt de De Ultieme Voetbalgids van Het Laatste Nieuws. Aan het woord is Robert Waseige: ‘Ik ben van mening dat voetballen in het hoofd ontstaat, maar dat je het spel eerst met de voeten moet leren.’ Wij hebben deze stelling intussen zeventien keer gelezen, tegen het licht gehouden, we hebben eraan geknabbeld en aan geroken, en nog begrijpen wij niet wat de bondscoach in vredesnaam bedoelt. Wat ons in de verleiding brengt om te repliceren met een quote van Raymond Goethals, verre voorganger van Waseige, die het vorige week ook in Het Laatste Nieuws zo zei: ‘As da wo es, dan es ma gat ne peiperkoek.’ Dat ging wel over iets anders, maar dat doet er niet toe: wij hebben gewed met onze chef-boeken dat wij bovenstaand citaat, dat niet van keurig taalgebruik getuigt, voorbij de eindredactie zouden sluizen. Volgens Reynebeau was dit uitgesloten in een hoogstaand magazine als Knack, maar wij hadden hem meteen klem: ‘Ze publiceren jouw stukken wel, wat zou dit er dan niet in mogen?’ Ernst is goed voor dwaze bladen, dwaasheid vereist een ernstig blad.

Nu we toch bezig zijn; er hebben al ergere dingen in Knack gestaan. Paul Vanden Boeynants werd hier door onze chef-Wetstraat, tevens hoofdredacteur, niet zo lang geleden getypeerd als ‘ne pei mè vossekluuten’. Dat was nota bene in zijn ‘in memoriam’, waarin men toch een zekere mate van respect en terughoudendheid zou verwachten. Nee dus.

Maar keren we terug naar de bondscoach. Voetbal ontstaat in het hoofd, zij het dat je het eerst met de voeten moet leren. ‘De eerste fase is er één van kind tegen bal’, leert Waseige. En de uitdaging bestaat er dan in dat die twee elkaar leren begrijpen, al hebben wij nog niet veel ballen gekend die daarin slaagden. ‘Op een dag heeft het kind het spel met de bal onder de knie en vormen die twee een soort bondgenootschap’, houdt de nationale coach vol. ‘In een volgende fase nemen het kind en de bal het op tegen de rest van de wereld, want er komen andere kinderen bij en de bal wordt gedeeld.’

Laten we nu ernstig blijven: wat voor onzin is dat allemaal? Specialistenpraatje, staat er dan boven. Ja, dag Jan. Het is niet op deze manier dat we in Kroatië gaan winnen. We citeren opnieuw Raymond Goethals, van veel langer geleden. Van toen België in Amsterdam tegen Nederland moest spelen voor een plaats in de wereldbeker ’74. Tegen het grote Nederland van Cruijff en Keizer. Raymond Goethals liet zijn selectie vooraf kijken naar een wedstrijd van Ajax, waarin Cruijff net een smerige tik had gekregen en kermend op de grond lag. Goethals wees naar Jan Verheyen die de vaste bewaker van Cruijff zou worden en sprak: ‘Hoorde dane kajieten Jan? Awel, dane wil ik zondag negentig minuten horen kajieten.’ En gekajiet heeft hij. Cruijff raakte nauwelijks een bal, en Jan Verheyen scoorde een loepzuiver doelpunt. Dat helaas door een konijn van een arbiter werd afgekeurd. Maar het was geen buitenspel! In geen honderd jaar.

Enfin, in die Ultieme Gids staan nog wetenswaardigheden: ‘Hiel. Wordt gebruikt om de bal zijwaarts of achteruit te spelen.’ De bal met de hiel voorwaarts spelen, is er inderdaad niet velen gegeven. Tenzij bij die fameuze goal van Rik Coppens, die het leer in duikvlucht met zijn hiel binnenramde, opstond, het stof van zijn kleren sloeg, en de verbouwereerde doelman op de schouder klopte: ‘Zo’n goals maken ze niet op den buiten hé boerke.’

Coppens was iemand die niet van mening was dat voetballen in het hoofd ontstaat. Toen Rik trainer van Beerschot was, stapte hij na een lamentabele match een keer de kleedkamer binnen, waar zijn pupillen in angst op een woedeuitbarsting zaten te wachten. In een ijzige stilte keek Rik vol minachting de kring rond, en snauwde: ‘Van al wie hier binnen zit, is er maar ene die kan shotten…’ En terwijl elk van zijn spelers stilletjes hoopte dat hij die ene was, ging Coppens voor de spiegel staan en vervolgde: ‘Dat zijt gij manneke.’ Om daarna ook Juan Lozano nog even een sneer te verkopen : ‘Spanjaardje, ge hebt gespeeld gelijk nen hele grote…’ Lozano haalde opgelucht adem, maar toen voegde Rik er sissend aan toe: ‘Nen hele grote klungeleir.’

Buik! Wat is de functie van de buik in het voetbal? Wij buiken, pardon duiken, opnieuw in de Ultieme Gids, die zichzelf aanprijst als het referentiewerk voor jeugdspeler en voetballiefhebber. ‘Buik. Wordt alleen gebruikt als de bal net voor ons opstuit en in onze buik terechtkomt.’ Tja.

‘Voet. Het lichaamsdeel dat door de voetballer het meest wordt gebruikt.’ Enzovoort. Het zal de lezer inmiddels duidelijk zijn dat het niet onze theoretische scholing is, die ons op weg zal zetten naar Japan. Laat staan naar Zuid-Korea.

TWEE GROTE MATCHEN GEWONNEN

Keren we terug naar ons uitgangspunt: de bondscoach is nerveus aan het worden. En met recht en reden, want als we alle literatuur terzijde schuiven en ons op de feiten concentreren, stellen we vast dat Waseige nog niet te veel grote wedstrijden met inzet heeft gewonnen. Twee om precies te zijn.

Vóór Euro 2000 had hij alleen maar oefenwedstrijden op zijn programma. Op Euro 2000 versloeg hij Zweden, werd door Italië overklast en werd op jammerlijke wijze uitgeschakeld door Turkije. ‘Te naïef aangevallen’, luidt meer dan een jaar later nog altijd elk deskundig commentaar over dat gedenkwaardige duel. Met andere woorden: een coachingfout. En in deze WK-voorronde won Waseige, afgezien van duels tegen dwergen als San Marino en Letland, enkel thuis tegen de die avond ontstellend zwakke Schotten.

Schrap San Marino en Letland, en in de zes grote wedstrijden met inzet die hij tot nu toe moest afwerken, behaalde Waseige twee overwinningen, twee draws en twee nederlagen. Is dat slecht? Nee, niet echt. Maar bijster goed is het toch ook niet. Mocht de kwalificatie voor Japan ons ontglippen, zal de balans zelfs erg negatief ogen. Niet alleen zou Waseige dan een einde hebben gemaakt aan de mooie reeks van opeenvolgende kwalificaties voor de WK-eindronde, bovendien zou hij mislukt zijn in alletwee de opdrachten die hem als bondscoach waren opgedragen: de tweede ronde halen op Euro 2000, en kwalificatie afdwingen voor het WK 2002.

Robert Waseige heeft tot nu toe op veel respect van pers en publiek mogen rekenen. Maar dat positieve klimaat is na de zomer stilaan beginnen omslaan. De zware 4-1 nederlaag in de oefenwedstrijd in Finland zal later door voetbalhistorici worden genoemd als hét keerpunt in de bondscoachcarrière van Waseige. Zoals merkwaardig genoeg een andere oefenwedstrijd tegen de Finnen ook het einde betekende voor zijn voorganger. Eén jaar na de mislukte eindronde van het WK ’98 in Frankrijk, en één jaar vóór Euro 2000 in eigen land, verloor Georges Leekens in Brugge met 3-4 van Finland. Dat bovendien aantrad zonder zijn twee topspelers Jari Litmanen, toen bij Barcelona, en Sami Hyypiä van Liverpool. Desondanks 3-4, waarmee het lot van ‘Mac the Knife’ bezegeld was. Het was dan ook een Leekens op zijn sarcastische best, die na de recente 4-1 afstraffing in Helsinki fijntjes opmerkte: ‘Mij hadden ze na zo een resultaat op de Grote Markt opgehangen.’

Waseige werd niet opgehangen, maar de commentaren in de Vlaamse pers werden wel bitsiger van toon. Sommige spelers, zoals Johan Walem, reageerden boos, en de coach zelf raakte er danig door uit zijn humeur. Al had hij over de wanprestatie in Finland grotendeels dezelfde analyse gemaakt en dezelfde besluiten getrokken. Een banaal incidentje tijdens de voorbereiding op het duel tegen Schotland deed de coach definitief de verzuring intreden. Waseige had achter gesloten deuren een wedstrijdje gehouden tussen wat de typeploeg moest worden en de reserven. De reserven waren daarin, naar verluidt, heel wat beter en wonnen ook. Maar dat had dus binnenskamers moeten blijven. Toen de uitslag en een verslag van dat partijtje de dag nadien in geuren en kleuren in de Gazet van Antwerpen stond, ontplofte het pas geopereerde hart van de bondscoach. Een paar grappige maar wat dwaas aandoende snapshots vanop de trainingen, waren hem evenmin bevallen.

Onmiddellijk na de winst tegen de Schotten zag Waseige zijn kans schoon om terug te slaan. Nou ja, terugslaan. Een vertoornde bondstrainer kondigde aan dat de dag nadien de traditionele persconferentie, die sinds eeuwen de dag na een interland wordt gehouden, zou worden geschrapt. ‘Ik ga niet de moeite doen speciaal naar Brussel te komen voor mensen die toch niets positiefs bij te dragen hebben’, gaf trainer als verklaring.

HET GEVAAR VAN DE SPORTPERS

Een coach staat natuurlijk onder zware druk, en om dat vol te houden, moet je een rare mens zijn. Voor een van de sterkste definities zorgde Rachael Heyhoe-Flint. U zou haar niet mogen kennen, doet u dat wel, dan vragen wij ons af welke artikels u zoal leest in Knack, maar Rachael was vele jaren geleden de aanvoerster van het Engelse vrouwencricketteam. Luister naar wat zij zei, maar weet dat Rachael niet bekendstond om haar fijnzinnige praat: ‘Een professionele coach is een man die je leert om je benen samen te houden, terwijl alle andere mannen mij tot het tegenovergestelde proberen te bewegen.’

Hoe vindt u die? Wordt ook gewoon afgedrukt in de Knack, anders had u het niet gelezen. Wij krijgen hier stilaan de indruk dat de eindredacteur al na de eerste paragraaf van dit artikel heeft gezegd: ‘Die onzin lees ik niet. Als er fouten instaan, is het voor zijn rekening. Imprimatur.’ Dat laatste is Latijn.

Maar ter zake. Een gespannen verhouding tussen trainers en sportpers is van alle tijden. Wij herinneren ons een coach uit het Amerikaanse football, die ons beroep eens op deze wijze kleineerde: ‘Ik heb vorig jaar een hersentransplantatie ondergaan. Ze hebben mij de hersenen van een sportjournalist gegeven, zodat ik zeker was dat ze nog niet gebruikt waren.’ Op zich is enig gehakketak met het journaille niet zo erg. Alleen moet de coach weten dat als het een echt gevecht wordt, hij nooit kan winnen. Als het erop aankomt, klitten wij sportjournalisten altijd samen en wij kennen genade noch scrupule, wat een gemakkelijke levenshouding is.

De spelers vreten alle in se dwaze voor- en nabeschouwingen zoals een gevangene na vijf weken water en brood op een gebraden kippetje aanvalt. Als de commentaren over de trainer giftiger worden, worden ze dat bijna automatisch ook over de spelers. Zo groeit in korte tijd een algemene nervositeit die een nefaste invloed heeft op de sfeer naast en de prestatie op het veld.

Na Guy Thijs, onovertroffen meester in de omgang met journalisten, is een verstoorde relatie met de sportpers uiteindelijk elke bondscoach fataal geworden: Walter Meeuws, Paul Van Himst, Wilfried Van Moer en Georges Leekens. In het begin verlopen de contacten hartelijk, maar wie goed toekijkt, ziet dat voor zijn ogen veranderen. Meestal is het slechts in een van de twee landsgedeelten dat de toon omslaat, maar dat is voldoende om de poten door te zagen van de stoel waarop de coach aanvankelijk comfortabel neerzat. Walter Meeuws kreeg het aan de stok met Rik De Saedeleer en Mick Michels, toen – en nu nog – de twee meest deskundige voetbaljournalisten van het land. Van Himst kreeg na een paar jaar bonje met de Vlaamse pers, Van Moer met de Franstalige, Leekens ook met de Franstalige, en nu Waseige weer met de Vlaamse. Die hem nochtans lang heeft opgehemeld.

Telkens wordt het de bondscoaches te machtig. Je zou ook kunnen zeggen: lopen ze in de val. In plaats van de krant niet te lezen, laten ze zich opjutten door commentaren en berichtjes allerhande, gaan ze in de tegenaanval en delven ze hun eigen graf. Zo ook Waseige. Als hij er niet in slaagt Japan te halen, is het afgelopen met hem. Want dan volgen weer tien maanden met enkel vriendschappelijke interlands waarin de spelers toch geen zin hebben, dan zal weer moeten worden gebouwd aan ‘een nieuw elftal’ met het oog op Portugal 2004, en dan zal de toon in de pers weer van ongeïnteresseerd tot ronduit denigrerend worden.

Eén en slechts één raad dus: zorg dat je zaterdag niet verliest, Robert. Voetballen ontstaat niet alleen in het hoofd, het eindigt er ook.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content