Iedereen praat maar over studiemethode. Maar wat is dat dan?

Resultaat. Daar gaat het om bij een studie. Daarom wordt er zoveel gepraat over een goede studiemethode. Het is een van de belangrijkste dingen die je moet leren. En je kunt het leren. Je moet wel de studiemethode vinden die het beste voor jou geschikt is. Maar één ding staat vast: studeren is een actieve bezigheid. Blokken op bed, met muziek erbij, werkt in heel weinig gevallen.

Hoe ga je nu te werk? Eerst komt dat verschrikkelijke woord ‘planning’.

‘Ik weet er helemaal niets meer van!’, klinkt het, veel vaker dan je denkt, wanhopig op een examen. Die kreet is dan wellicht afkomstig van een student die weliswaar veel heeft gewerkt, maar meestal niet op het juiste ogenblik.

Om te voorkomen dat je de avond vóór een examen te lang moet werken, dat je geheugen geen tijd meer heeft om het gestudeerde te verwerken, moet je een degelijke planning maken. Overigens heeft een planning maken op zich nog andere voordelen. Je moet leren inschatten hoeveel tijd je nodig hebt om een bepaald stuk leerstof te verwerken. Dat vereist al wat voorkennis, want het schatten van iets dat je nog nooit gezien hebt, is onmogelijk.

Als je een planning maakt, moet je bovendien voldoende discipline aan de dag leggen om die planning te volgen. Loopt het toch fout, dan moet je achterhalen waarom een deel van je planning niet te volgen was. Je leert dan zelfsturend werken.

Plannen doe je het best op een rooster. In de eerste plaats kleur je de dagen (of uren) in waarop je niet gaat werken. Bouw in elk geval voldoende ontspanning in.

Meestal heb je twee soorten planning nodig. De planning op korte termijn houdt rekening met een toets voor een vak en een individueel werk dat af moet zijn. De planning op lange termijn zorgt ervoor dat je alle vakken voldoende gestudeerd hebt vooraleer de echte examenperiode eraan komt. Je geheugen heeft een ‘rijpingsperiode’ nodig vooraleer te memoriseren. Je hebt tijd nodig om toepassingen (oefeningen) te maken.

Er zijn wel meer tips te geven.

1. Als je moeilijk op gang komt, begin je het best met iets wat je leuk vindt. In het andere geval is het beter om met het moeilijkste vak te beginnen. Studeer nooit de lastigste les op het laatst.

2. Zorg voor afwisseling. Na een moeilijk stukje blokwerk plan je een taak die je vlot kunt afwerken. Zorg voor voldoende herhaling en bouw pauzes in. Als je een uur gewerkt hebt, kun je gerust een kwartier ontspannen.

3. Maak je planning zo, dat je op de dag vóór het examen geen oefeningen meer moet maken. Dat tijdstip hou je het best vrij voor een laatste herhaling.

STRUCTUUR NODIG

Plannen is niet genoeg: je moet nu ook aan het werk. En ook dat werken kan maar beter gestructureerd verlopen. Eerst dus op zoek naar de inhoud.

Blad per blad studeren, zonder de bedoeling van het hoofdstuk te kennen, is puur energieverspilling. Een eerste keer wordt een cursus daarom vrij oppervlakkig gelezen. Je schenkt vooral aandacht aan de titels, ondertitels, vetjes gedrukte tekst en dergelijke signalen. Je stelt jezelf vragen. Wat staat er in dit hoofdstuk, wat is de bedoeling, wat kan ik doen met wat in dit hoofdstuk is uitgelegd, hoe zit dit hoofdstuk in elkaar?

Hier en daar kan je al een kernwoord onderstrepen. Zo kom je tot een grof schema van het hoofdstuk of de cursus.

Pas de tweede keer wordt de cursus echt grondig gelezen. Het is de bedoeling om het grove schema van elk hoofdstuk te verfijnen ( zie kader), om de onderlinge verbanden en de overgangen van de ene ontwikkelde gedachte naar de andere te begrijpen. Het is precies dat begrip dat later het memoriseren gemakkelijker zal maken.

In de cursus zijn nu alle belangrijke titels en kernwoorden gekleurd of onderstreept en op een blad staat het vrij gedetailleerde schema van de leerstof.

De structuur van een hoofdstuk moet je altijd zelf maken. Ook al beschik je over een handboek waarin die structuur netjes en in mooie kleuren is afgedrukt, je zult hem toch opnieuw moeten ontdekken. Juist de zoektocht naar structuur helpt je bij het begrijpen van een hoofdstuk. Actieve studenten stellen zich voortdurend vragen. In dit stadium zijn dat vragen als: hoe verklaar ik deze overgang, wat is het kernwoord in deze alinea, wat is hier hoofd- en bijzaak?

Veel leerlingen denken hier dat ze mogen stoppen of dat ze nu meteen kunnen beginnen te memoriseren. Ze zijn tevreden over zichzelf. Maar het ‘ik begrijp het, dus ik kan het’ is echt fout.

OEFENEN EN BLOKKEN

Voor het echte memoriseren ontbreekt nog een schakel in het leerproces. Je moet je de leerstof eigen maken, je moet ze in de vingers krijgen. Wat je geleerd hebt, moet worden omgezet in ‘werkelijkheid’. Met de formules van wiskunde moet je berekeningen kunnen maken en de theoretische regels van spraakkunst moeten in een vlotte babbel kunnen worden geïmplementeerd.

Je moet nu vragen stellen over de toepasbaarheid. Welk soort oefeningen of toepassingen kan ik maken met het gestudeerde stuk leerstof? Op dit niveau moeten dus veel oefeningen worden gemaakt. Je moet experimenteren met de ’trucjes van de stiel’ die je van de leerkracht gekregen hebt.

Het rijpingsproces moet voldoende tijd krijgen, niet alleen omdat je ondertussen de oefeningen vlot leert maken, maar ook omdat de gestudeerde theorie zich in het geheugen vastzet. Je leert nieuwe verbanden leggen, je merkt de gelijkenissen en de verschillen en je krijgt dus een beter begrip van de stof.

Omdat dit proces wat tijd vraagt, is het belangrijk dat het vóór de echte blokperiode gebeurt. Je kunt vakken als geschiedenis of wiskunde onmogelijk goed kennen, als je pas het weekend voor het examen begint te studeren. In dat weekend moet je memoriseren.

Iedereen ontwikkelt zijn eigen trucjes om de leerstof te memoriseren, maar er zijn wel een aantal algemene richtlijnen.

1. Eerst moet je begrijpen wat je wilt studeren. Je moet beschikken over een schema van de structuur van de leerstof met de definities, de belangrijkste formules, de moeilijkste woorden enzovoort.

2. Memoriseren doe je het best in verschillende korte beurten. Drie keer een half uurtje iets memoriseren, geeft een beter resultaat dan anderhalf uur hetzelfde van buiten te blokken.

3. Herhalen is de basis van memoriseren. De eerste uren na het studeren vergeet je het snelst. Dan moet je dus herhalen. Bovendien herhaal je een stuk leerstof beter vier dagen na elkaar, telkens een kwartiertje, dan op de dag voor het examen nog een heel uur.

4. Gebruik zoveel mogelijk je verschillende soorten geheugen. Schrijf de belangrijkste woorden op, kleur of zet kaders (motorisch en visueel geheugen), studeer indien mogelijk luidop (auditief geheugen) en zoek zeker uit in welk type geheugen je het sterkst bent.

En dan het leukste: ontspanning. Na elke periode van memoriseren moet zeker een periode van ontspanning komen. Je ontspanning plannen, is even belangrijk als je periodes van studeren in schema brengen. Onthaasten en ontstressen zijn modewoorden, maar het is een feit dat de hersenen rustpauzes nodig hebben.

Ook in het weekend voor een moeilijk examen moet je ontspannen en daarom is een planning maken belangrijk. Je verdrinkt dan niet in de cursus.

Roland Debeule

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content