?De Franken? in het Petit Palais in Parijs : de voorlopers van de Europese Unie.

In de derde eeuw na Christus was Gallië al grondig doordesemd van de Romeinse cultuur die even vóór het begin van onze tijdrekening met de legioenen van Julius Caesar was aangevoerd. De oorspronkelijke bewoners, de Kelten of de Galliërs, waren Gallo-Romeinen geworden. De noordergrens van het Romeinse keizerrijk werd gevormd door de Rijn in het westen en door de Donau in het oosten. Boven die grens leefden de Germanen, een verzamelnaam voor volkeren zoals de Vandalen in Centraal-Europa, de Bourgondiërs in de buurt van de Oder, De Angelen en de Saksen in het noorden van het huidige Duitsland en Denemarken en de Franken in de meest westelijke regionen, van de buurt van Koblenz tot de Zuiderzee.

De naam Franken zou afkomstig zijn van een oud Scandinavisch woord ?frekkr? of ?frakkr?, dat ?stoutmoedig? betekende. De naam ?Francus? dook voor het eerst op in de derde eeuw bij de klassieke auteurs. In die periode stond Europa op zijn kop. Traditioneel spreken de geschiedenisboekjes over de tijd van de volksverhuizingen. Want al die Germaanse volkeren trokken de Rijn en de Donau over om zich in zuidelijker streken te vestigen. Hongersnood en gebrek aan ruimte zou hen daartoe gedwongen hebben, maar ook de druk van de Hunnen vanuit Centraal-Azië. De Romeinse krijgsmacht was ook niet meer wat ze geweest was trouwens veel Germanen dienden als huursoldaten in de legioenen , zodat de grenzen meer en meer volk doorlieten. Zo konden de Angelen en de Saksen zich vestigen op de Britse eilanden, de Bourgondiërs in de Jura en de Franken in de Lage Landen bij de zee.

De Franken werden geleid door koningen, maar over hun eerste heersers is nauwelijks iets bekend. Merovech, bijvoorbeeld, zou wel eens een mythische figuur kunnen zijn geweest, maar hij gaf zijn naam wel aan de Frankische dynastie van de Merovingers. Over de eerste historische naam van die dynastie, Clodion, is ook al niet veel bekend. Dat verandert met Childerik, die in 481 stierf en begraven werd onder een tumulus in Doornik. Zijn rijk gevuld graf werd er ontdekt in 1653. Childerik werd opgevolgd door Clovis en daarmee wordt de historische grond wat vaster onder de voeten.

Clovis regeerde bij de aanvang van zijn bestuur over een gebied dat zich uitstrekte van de Rijn in Nederland tot de Somme in Frankrijk en tot het Rijnland in Duitsland. Belangrijke centra waren Doornik, Tongeren, Keulen en Trier. Ten zuiden daarvan lag het Romeinse koninkrijk van Syagrius, zowat tussen de grens van Bretagne waar de Keltische Bretoenen leefden tot voorbij Verdun. Nog zuidelijker waren er, in het westen, het koninkrijk van de Wisigothen en in het oosten het Bourgondische koninkrijk, met Genève en Lyon als belangrijke steden. Clovis regeerde tot 511 en benutte heel zijn regeerperiode om zijn rijk uit te breiden. Hij versloeg Syagrius in 481 en wat later de Wisigothen. Bij zijn dood strekte ?Francia? zich uit over de Lage Landen, het Rijnland en het huidige Frankrijk, behalve het zuidoostelijke Bourgondië. Clovis maakte in 508 van Parijs de zetel van zijn rijk, met de eilandjes in de Seine en de linkeroever als centrum.

KATHOLIEK FRANKRIJK

Clovis trouwde in 492 met Clotildis, een nicht van de Bourgondische koning. De vrouw was christen en zij kon haar echtgenoot ook overhalen om zich te bekeren. Of hij dat uit overtuiging deed of omdat het hem politiek goed uitkwam, blijft een twistpunt. In elk geval liet Clovis zich rond 496 dopen door bisschop Remigius in Reims. De 1500ste verjaardag van die doop zorgde vorig jaar in Frankrijk nog voor een fikse rel. La France laïque nam het niet dat katholiek Frankrijk in die doop het ?begin van Frankrijk? wilde zien.

Clovis staat nu terug in de belangstelling in Parijs, waar hij één van de belangrijke figuren is van de tentoonstelling Les Francs, précurseurs de l’Europe in het Petit Palais. De expositie was eerder te zien in Mannheim en gaat later naar Berlijn. In Mannheim bestond zij uit zowat 3000 voorwerpen de Duitse Gründlichkeit , in Parijs heeft men gekozen voor ongeveer de helft ervan, met een kleine aanvulling met specifiek Franse artefacten.

Over de Franken bestaat weinig historische literatuur. Gregorius van Tours voltooide rond 592 wel zijn ?Geschiedenis van de Franken?, maar ook zijn bronnen bleken niet allemaal even betrouwbaar. De situering van de doop van Clovis rond 496 bijvoorbeeld stamt uit die ?Geschiedenis?, maar historici van nu durven die gebeurtenis zelfs tien jaar later te plaatsen. Dat zou een nieuw licht kunnen werpen op het verhaal van Clovis en de kerstening van Francia.

Een gevolg van het gebrek aan literatuur is wel dat de archeologie uitkomst moet bieden en dat blijkt ook uitgebreid uit de tentoonstelling. Zolang zij hun oorspronkelijke gebieden in het noorden van Europa bewoonden, lieten de Germanen hun doden verassen. Enkele asurnen uit Centraal-Duitsland herinneren daaraan. In dat soort graven werden weinig of geen ?grafgiften? meegegeven. Dat verandert naarmate de Franken hun contacten met de Gallo-Romeinen intensifieerden. Want die begroeven hun doden met hun wapens, juwelen en allerhande voorwerpen, die in het leven na de dood nog van pas konden komen. De Franken namen stilaan dat gebruik over.

Aan het begin van de tentoonstelling krijgt de bezoeker een aantal van deze funeraire depots te zien, met veel ceramiek, glas, fibulae (doekspelden), zwaarden en lanspunten. Aan de hand van de vondsten hebben de archeologen ook gepoogd de kledij van de Franken, zowel van mannen als van vrouwen, te reconstrueren. De grafvondsten geven ook een idee van de artistieke en ambachtelijke kundigheden van de Franken en later de Merovingers. Het waren uitstekende smeden, zoals blijkt uit talrijke wapens en bronzen ketels. Ook hun siersmeedkunst stond op een hoog niveau. Gespen, armbanden, ringen en sierspelden in brons en verguld zilver werden versierd met filigraanwerk of met cloisonné-email en ingelegd met edelstenen. Hun ceramiek en hun glas kunnen het in kwaliteit echter niet halen van die van de Romeinen.

Niet enkel in de graven werd sprekend archeologisch materiaal gevonden. Ook enkele woonsites worden gepresenteerd. Aan de hand van vondsten, grondsporen, tekeningen en maquettes wordt zo een beeld opgeroepen van de Frankische huizen en hoeven. Onder meer de sites van Donk (met ceramiek) en die van Neerharen-Rekem (met fibulae en gespen) in Limburg worden in het Frankische verhaal ingeschakeld. Meteen is dit ook de bijdrage van het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium in Zellik aan deze tentoonstelling.

IERS-KELTISCHE MONNIKEN

Aan de inscriptie Childerici regis op een zegelring kon Jean-Jacques Chiflet in 1653 het graf van Childerik in Doornik identificeren. Hij maakte een inventaris van de rijke inhoud met uitvoerig gedetailleerde platen. Gelukkig maar, want in 1831 werd een deel van de juwelen en objecten gestolen. De platen van Chiflet vormen dan ook, met enkele wel bewaarde stukken, de stille getuigen van het laatste rijke Merovingische graf. Deskundigen denken dat sommige van de juwelen afkomstig zijn uit de omgeving van de keizerlijke hoven van Ravenna en Constantinopel.

Met de doop van Clovis nam de geschiedenis een wending. Het Merovingische rijk werd grondig gekerstend, mede door Iers-Keltische monniken. Overal verrezen kerken, kloosters en abdijen. Prinsen en edelen lieten zich in vol ornaat in de kerk begraven, in de kathedraal van Keulen bijvoorbeeld, in de abdij van Chelles (Seine-et-Marne) of zoals Clovis in Parijs. Eén van zijn opvolgers, Dagobert (639), koos de basiliek van Saint-Denis als laatste rustplaats. Anderen zouden zijn voorbeeld volgen. Aan de rijke necropool van Saint-Denis wordt in de tentoonstelling dan ook veel aandacht besteed. Het laatste deel van de expositie is gewijd aan het dagelijkse leven van de gewone man, aan de land- en de wijnbouw, de handel en het geld, de hygiëne en de geneeskunde.

En dan is er nog de Salische wet die Clovis omstreeks 507-511 uitvaardigde. Die wet beoogde onder meer de dagelijkse omgang van de seksen te regelen. Ongewenste contacten, zelfs eenvoudige aanrakingen, werden met een oplopende geldboete belast. Het zal wel nodig geweest zijn in die ruwe tijden. De wet verbood ook dat vrouwen onroerende goederen konden erven. Een economische maatregel om huizen en grond in de familie te houden, bij de mannen dus. Een afgeleide daarvan was dat vrouwen ook niet voor de troonopvolging in aanmerking kwamen. Zoals bekend is die bepaling pas onlangs uit de Belgische Grondwet geschrapt.

De ondertitel van de imposante tentoonstelling roept een vraag op. ?Précurseurs de l’Europe? of voorlopers van Europa. Waren de Kelten dan niet de eerste Europeanen ? Ja, als het continent in zijn geheel in aanmerking genomen wordt, maar de tentoonsteling rond de Franken is geconcentreerd op de Benelux, Frankrijk en het westen van Duitsland, vijf van de landen die ooit het Verdrag van Rome ondertekenden (Italië ontbreekt). Zo zijn de Franken inderdaad de voorlopers van de Europese Gemeenschap. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat zowel Helmut Kohl als Jacques Chirac de tentoonstelling in de catalogus uitvoerig aanprijzen.

Paul Dossche

?Les Francs, précurseurs de l’Europe?, in het Musée du Petit Palais in Parijs. Tot 22/6.In het kasteel van Saint-Germain-en Laye (RER vanuit centrum Parijs) zijn aansluitend ?Trésors mérovingiens d’Ile-de-France? te zien. Tot 29/6.

Haarspeld en een paar kledingspelden : archeologische vondsten als historische bron.

Maquette, site van Bilefeld-Sieker : de Salische wet verbood onroerend bezit voor vrouwen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content