De Finse schrijfster Leena Lander heeft een vadercomplex – zoals al haar landgenoten.

Na het Finse voorzitterschap van de Europese Unie zijn namen van steden als Tampere en van mensen als Atisaari ons stilaan vertrouwd geworden. Niet alleen in de kranten duikt de vreemde poëzie van deze taal op; ook de muziek, de fotografie, de schilderkunst en de literatuur van onze meest noordelijke lidstaat worden dezer dagen door de Finse ambassade en het Fins Cultureel Centrum onder de aandacht gebracht. Het blijkt dat we ons overgeleverd beeld van een woud- en merenrijk land, bevolkt met houthakkers en andere analfabeten, rendieren, muggen en hun door het eeuwige duister veroorzaakte depressies met chocola bestrijdende vrouwen, wat moeten bijstellen. Wie iets te weten wil komen over het onbekende Finland kan bijvoorbeeld de boeken van Leena Lander ter hand nemen. Vorig jaar al verscheen Laat de storm komen, dat in het Fins in 1994 onder de titel Tulkoon myrsky werd gepubliceerd en in 1997 voor de Europese Literatuurprijs Aristeon werd genomineerd.

In vier delen, die “lagen” worden genoemd, dringt het hoofdpersonage van de roman, de journaliste Iiris Letho, steeds dieper door in het verhaal van haar grootmoeder Vida Harjula, de vrouw van een voorman uit de kopermijn in Olkikumpu. Bij de eerste “laag” wordt verwezen naar een geologisch handboek over Olkikumpu, geschreven door ene Sean O’Brien in 1936. Die O’Brien blijkt nadien de Ierse minnaar van grootmoeder Vida te zijn geweest, die verdween op de dag waarop haar zoon werd geboren en haar dochtertje stierf.

De vraag waarom de kleine Aino stierf, loopt als een rode draad door het hele verhaal. Meteen al de eerste zin, in cursief gezet zoals alle latere zinnen die naar innerlijke monologen uit het verleden verwijzen, confronteert de lezer met het geheim dat tot op het eind bewaard blijft: “Het kind, tenger en blond, staat midden op het erf, stil, bewegingloos. Wat wil je kleine? Ik wil dood.” Over dood gaat het, over stenen (“steen is tijd, het onbeweeglijke geduld van de tijd”, “de zachte steen wordt door de hardere beschadigd”, “verdriet is verstening”), maar vooral ook over een sterke levenswil die de romanpersonages aanzet, te breken met tradities en hun omgeving te dwingen veranderingen te accepteren. Grootmoeder Vida door haar vrijgevochten houding, grootvader Eero door het oprichten van een stenen monument voor een vermoorde mijnwerker wiens dood nooit werd opgehelderd, kleindochter Iiris door het verleden op zijn kop te zetten in een poging te achterhalen wat ze met haar eigen leven aan moet, zwanger van haar man die haar bedroog.

Lander laat de Ier O’Brien in Iiris’ fantasie vaststellen dat het Fins minstens dertien naamvallen voor zelfstandige naamwoorden heeft en zich afvragen: “Hoe kunnen zulke eenvoudige, wodka en sneeuw consumerende mensen zich zo’n ingewikkelde taal aanmeten?” Het cliché van de simpele sauna- en merenmensen wordt door Lander wel heel grondig doorprikt. Ook onderwerpen uit de geschiedenis en de actualiteit komen aan bod: de verscheurdheid van het land tijdens de Tweede Wereldoorlog, geplet tussen Duitsland en Rusland, het fascisme dat ook daar een rol speelde. Plus de brandend actuele vraag wat er zal gebeuren indien een aardverschuiving de mijn van Olkikumpu treft, waar in de verlaten schachten kernafval wordt opgeborgen.

Het motto van de vierde “laag” leidt de lezer naar de katharsis, die zoals in elke goede roman het eindpunt betekent van de opgebouwde spanning, zowel psychologisch als materieel. Lander citeert Plato: “De ernst moet ernstig genomen worden, en God moet het voorwerp van alle heilige ernst worden. De mens daarentegen is gemaakt om te dienen als speelgoed van God, en dat is werkelijk het beste aan hem. Daarom moet eenieder, zowel man als vrouw, zijn of haar leven daarnaar leven, de mooiste spelen spelend.” Geen gemoraliseer, alleen de vaststelling via de associatie van gedachten en emoties, via fantasie, filosofie, poëzie, mythologie en geologie, waartoe het menselijk lijden kan leiden.

CRIMINELE JONGEREN

Over het leed gaat ook Het huis met de zwarte vlinders, dat als Tummien perbosten koti in 1991 verscheen en pas nu in het Nederlands werd uitgebracht. Leena Lander bewerkte het boek ook voor toneel en momenteel wordt het verfilmd. Wie de twee romans na elkaar leest, merkt meteen dat er kleine onderlinge verwijzingen zijn. Al op pagina 22 zegt hoofdpersoon Juhani Johansson aan zijn directeur tijdens een gesprek over zijn toekomst op de bouwfirma: “Er is storm op komst.” “Denk je?” vraagt de directeur. Hij weet niet zeker of Johansson het symbolisch bedoelt. “Ik weet het zeker.” Dit gesprek staat als een soort prelude voor de eigenlijke roman, die gesitueerd is tijdens de kinderjaren van Juhani, en vormt samen met enkele processen-verbaal het kader van het boek. Die kinderjaren spelen zich grotendeels af op een eiland waar geplaatste jongens in een tehuis worden opgevoed. De directeur van het tehuis heet Olavi Harjula, net zoals de vader van journaliste Iiris Letho in Laat de storm komen. Dat kan geen toeval zijn en wijst op autobiografische elementen. En ja, geeft Lander in een interview met Der Spiegel toe, “misschien schrijf je wel de beste boeken over datgene wat dichtbij je hart ligt”. Haar vader leidde jarenlang een tehuis voor crimineel geworden jongeren, met zijn eigen hard-maar-rechtvaardig-methode. Nu is het tehuis omringd door autowegen naar Turku, maar toen lag het ver van de bewoonde wereld in een heuvel- en boslandschap. Buiten het tehuis en het kerkhof was er niets. Leena hield een dagboek bij. Wat ze daarin neerpende, was dramatischer en gekleurder dan wat er echt gebeurde. Vaak ging ze met haar zus naar een van de grafstenen en bedacht dan een levensverhaal voor de dode, zo dramatisch en treurig mogelijk. Drie decennia later herlas ze haar notities en herinnerde ze zich het tehuis en al wat er aan onderdrukt geweld heerste. Zaterdagavond zaten de jongens met netjes gekamde haren bij de directeur en zijn twee dochters en gedroegen zich voorbeeldig. Maar dan stalen ze Leena’s pop en sneden ze tussen haar benen open. Leena kon dat niet begrijpen en ze kon het ook niemand vragen. Dat was haar eerste kennismaking met seks: geheim en gewelddadig. Ook andere gewelddadige scènes waarvan ze getuige was, noteerde ze in haar dagboek en verwerkte die later in de roman. Het kader van de handelingen is fictief: Juhani Johansson wordt bij zijn ouders, die alcoholici zijn, weggenomen en eerst bij een pleeggezin ondergebracht, nadien komt hij terecht in het tehuis van Olavi Harjula. Die poogt met zijn oudtestamentische opvattingen de jongens weer op het rechte pad te brengen. Dat lukt hem meestal niet omdat de agressie niet getemd kan worden, ondanks de schijn ervan. Dat de roman begint met het politieverslag van een moord, is daar een niet mis te verstane indicatie van. Naarmate het boek vordert, wordt duidelijk waarom de moord werd gepleegd en waar de verwijzing in de titel vandaan komt. Harjula experimenteert met het kweken van zijderupsen, die op een dag witte vlinders moeten opleveren. Dat het geen witte maar zwarte worden, is een directe verwijzing naar het thema “schuld en boete” dat de hele roman in een greep van spanning houdt. Juhani overleeft en vindt zijn weg in de maatschappij, ondanks de angst en pijn die zijn jeugd hebben getekend. Op het eind van de roman zijn de verslagen ingelast die zijn vader maakte toen hij voor de voogdij over zijn kinderen vocht en die hij zijn zoon heeft nagelaten. Op enkele pagina’s wordt, heel sec, duidelijk hoe de waarheid een heel ander gezicht heeft naargelang het standpunt van de betrokkenen.

NEUTRALITEIT TUSSEN OOST EN WEST

Met de beschrijving van directeur Harjula heeft Leena Lander niet enkel haar eigen jeugd verwerkt. Volgens haar heeft ze haar vadercomplex gemeen met al haar landgenoten. Harjula staat niet enkel voor haar vader, maar ook voor Kaleva Kekkonen en zijn land. Hij was van 1956 tot 1981 de charismatische president. Hij leidde Finland in de neutraliteit tussen oost en west en bouwde het land uit tot een sociale staat, die echter vanaf het begin van de jaren negentig financieel niet meer houdbaar was. Volgens Lander zag Finland er tijdens het bewind van Kekkonen weliswaar welvarend uit, met hard werkende en goed verdienende inwoners, maar ging men voorbij aan het feit dat het aantal zelfmoorden steeg en het alcoholverbruik verdubbelde. Het geweld in Landers boeken is er bewust ingestoken omdat ze het als symptomatisch voor haar land houdt. Lander weet waarover ze spreekt als ze het over geweld heeft: haar grootvader werd door Russische soldaten neergeschoten, haar oom per ongeluk tijdens het spel door een buurjongen gedood, haar neef, een drugsdealer, kwam onder nooit opgehelderde omstandigheden om het leven in een gevangeniscel, en vorig jaar werd haar zwager tijdens de midzomernacht door een dronken man ineengeslagen.

Ondanks alle beklemming die Landers romans kenmerken, zijn het verhalen die je met genot leest. Of hoe geweld en menselijke ellende door de pen van een goede schrijfster ook tot poëzie, mythe en zinnelijkheid kunnen leiden.

Leena Lander, “Laat de storm komen”, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 336 blz., 898 fr.

Leena Lander, “Het huis met de zwarte vlinders”, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 256 blz., 590 fr.

Het literaire tijdschrift Deus ex Machina wijdde onlangs een speciaal nummer aan de Finse literatuur. Besteladres: Antwerpse Steenweg 118, 9100 St.-Niklaas.

Hilde Keteleer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content