Ooit woonde hij in een Brussels zwaluwnest. Nu heeft hij van Patrick Janssens de sleutel van Antwerpen gekregen. Om er een jaar lang vreemde dingen te doen op straat. In het zog van Benjamin Verdonck.

‘Kan kunst de wereld redden?’

Die vraag hing zestien jaar geleden op honderden Antwerpse muren. Het was de tijd van Zwarte Zondag, de tijd ook dat we nog heerlijk naïef waren. Vandaag klinkt de vraag op z’n zachtst gezegd onnozel en achterhaald. Naïviteit is een denkwijze waar de rek voorgoed uit is. En toch. Iets merkwaardigs gezien: een week geleden, op een drukke zaterdagnamiddag op de Meir in Antwerpen.

Een man met een dikke pompoen op zijn hoofd liep tussen honderden mensen. Hij zag geen steek, wandelde op de tast de drukke winkelstraat af. Tientallen mensen fotografeerden de man met hun gsm. Klopten op zijn pompoenenhoofd. Verschrikt stak hij zijn armen omhoog, gebaarde dat dat pijn deed. De mensen klopten wat harder en lachten luid.

‘Wat voor een idiote reclamestunt is dat nu weer’, siste iemand. En iemand anders: ‘Ik vind het zelfs niet grappig.’ Twee uur later haalde de man de pompoen van zijn hoofd. En zei: ‘Ik had de indruk dat ik mensen vooral aan het amuseren was. Dat was niet de bedoeling.’

De Antwerpse Jodenbuurt, atelier Benjamin Verdonck, een paar dagen later. Er hangt een grote kaart van de stad. Op sommige straten en pleinen hangen groene, gele en roze stippen. Het lijken bombardementen. En dat is ook een beetje zo.

Verdonck dook dit jaar zowat overal op in Antwerpen. Legde een moestuin aan in een plantsoen op het Zuid. Bouwde een huisje van papier voor mensen zonder papieren. Trok een roze bol over het standbeeld van Leopold I. Plaatste op Goede Vrijdag vogelverschrikkers langs de autosnelweg… Eén constante: bijna al zijn acties zijn onaangekondigd. Alleen bedoeld voor hen die toevallig op dezelfde plaats zijn.

Verdonck is altijd een kunstenaar apart geweest. Een man alleen in een voor de rest afschuwelijk normale wereld. Een paar jaar geleden haalde hij alle kranten omdat hij een groot zwaluwnest gebouwd had tegen de ramen van het Administratief Centrum aan de Anspachlaan in Brussel. Hij woonde er zeven dagen, 32 meter hoog. Samen met de vogels. Altijd mooie luchten daarboven, trouwens.

Hij is eigenlijk een theatermaker. Staat trouwens nog altijd op de planken. Maar af en toe branden zijn handen, wil hij de straat op. Hij, die als kind zo graag boomhutten en strandkastelen bouwde. En dat, een dertigtal jaar later, nog altijd niet verleerd is. Alleen doet hij het nu met een reden.

Verdonck: ‘Hoe ouder ik word, hoe meer ik het grote spektakel wantrouw. De samenleving draait daar natuurlijk rond. Op elke straathoek kom ik een naakte vrouw tegen die mij een koelkast probeert aan te praten. Ik ervaar dat bijna als een aanval op mijn libido. Als ik wil opvallen kan ik maar één ding doen: nog meer spektakel, nog meer geld uitgeven. Dat wou ik nu net niet doen. Niets groots. Geen zwaluwnesten, geen olifanten die met grote trom de stad binnenwandelen.’

Wat hij wel wil doen, heet Kalender 09. Een jaar lang laat Verdonck zich beïnvloeden door de kalender. Door een of andere historische gebeurtenis die herdacht moet worden. De actualiteit. Of, domweg, het toeval. Zoals die ene nacht dat een taxichauffeur hem zei: ‘U moet naar de Plantin Moretuslei? De Gazastrook, dus.’ Het was hem nog nooit opgevallen, dat die straat de grens was tussen de Joodse en de Arabische wijk in Antwerpen. Een paar dagen later hing de kunstenaar een davidster en een halve maan in een boom van de Plantin Moretuslei. Hoogspanning, even. De ster en de maan verdwenen weer.

Zoals alles wat Verdonck maakt. ‘Er is al zoveel’, zegt hij. ‘Ik heb niet de behoefte om iets aan de stad toe te voegen. Alles moet tijdelijk zijn.’ Het mag hoogstens voortleven in de hoofden van mensen. Een verhaal, een gerucht. ‘Weet je nog, die kunstenaar die hier ooit ’s een maan en een ster in een boom gehangen heeft?’

Hij was ook de man die ooit een reuzenmus op de Meir liet crashen. ‘Het stelde niet veel voor’, zegt Verdonck. Er waren alleen een groot wit laken, bloed en poten te zien. Maar het volk stroomde toe. De ene kwam kijken omdat de andere er ook stond. Er waren ook fotografen, camera’s. Allemaal blij om een dode mus.

Die avond schreef Verdonck op zijn website: ‘ Ik las bij Bas Heijne dat ons perspectief wereldwijd is geworden. We zijn doordrongen geraakt dat alles met alles te maken heeft. Ieder incident dat zich op de hoek van de straat afspeelt, brengen we automatisch in verband met mondiale fenomenen. Wat klein en toevallig lijkt, blijkt deel uit te maken van een groot en meestal dreigend geheel. Zolang, het maar niet, veel drukte is, om een dode mus.’

‘Toen we de resten van die mus wilden opruimen, spraken een paar Marokkanen ons aan. Ze wilden weten waar de struisvogel lag “die de politie had moeten doodschieten omdat hij mensen aanviel”. (lacht) Toen wist ik dat mijn actie geslaagd was.’

Hij heeft de stad voelen trillen, zegt hij, dit jaar. Niet alleen om een dode mus, maar ook om die brug natuurlijk. ‘Ik vond het ongelofelijk dat iemand van het volk (Ademloos-voorzitter Wim van Hees, nvdr) zoveel volk kon mobiliseren voor een referendum over de Lange Wapper. Dat sloot heel sterk aan bij de energie die wij willen opwekken: het is mogelijk om iets te doen, iets te laten bewegen. Het rottige is dat de hele stad dan weer polariseert tot twee kampen: het brug- of het tunnelkamp. Een andere positie is onmogelijk. Ik vraag mij af: hebben wij zo’n ontsluiting wel nodig? Maar die vraag mag niet gesteld worden. Het doet me denken aan wat George W. Bush zei tijdens de Tweede Golfoorlog: “Wie niet voor ons is, is tegen ons.”

‘Daarom ben ik met een vijfde alternatief voor de Lange Wapper op de proppen gekomen: een tunnel én een brug. En daarbovenop bouwen we een grote berg, de Antwerpia Nova. Toen ik met mijn maquette aan infoavonden van de BAM of Ademloos stond, riepen mensen: “Stomme kunstenaar, je begrijpt er niets van. We hebben de economie nodig.” Maar er waren ook mensen die zich afvroegen waar zij zouden wonen op de berg. Of hoe we die berg juist konden invullen. Die reacties, positief en negatief: dat is mijn werk, daarom doe ik wat ik doe.’

Beste Benjamin,

Wij zijn fan van je werk. Mooi hoe je met je werk de stad wat poëtischer maakt. Maar nu hebben mijn dochter en ik een verzoek. Kan je dringend de mesthoop voor het museum opengooien. Mijn dochter moet daar elke dag oversteken om naar school te gaan, ze zit wat lager op een klein fietsje. Deze ochtend zag ze de tram niet van links komen. Het scheelde geen haar en mijn hart staat er nog altijd wat stil van. Wij hopen dat je dit berichtje snel leest en de mest snel uitgestrooid ligt. Want weg moet het niet van ons. Papa Paul en dochter Bess.

De mensen op straat, zegt hij, stellen hem meestal maar drie vragen.

‘Wat bent u aan het doen?’

‘Wat heeft dat gekost?’

‘En waar gaat u naar het wc?’

Als hij een antwoord gegeven had op die drie vragen, volgde er meestal nog een vierde vraag: ‘Moeten wij dat allemaal betalen van ons belastinggeld?’ Verdonck: ‘De stok waarmee je elke hond kan doodslaan. Maar ik vind het ook zinvol dat ze dat vragen. Omdat het me dwingt na te denken over wat ik doe. En waarom.’

Hij pauzeert even en zegt dan: ‘Over reacties gesproken. Ik was een tijd geleden in Kinshasa. De oogst raakte de stad niet in. Daarom moest elke stadsgrond omgespit worden. Ik wou dat hier ook doen, maar dan op het chique Zuid. In een van de plantsoenen heb ik een moestuin aangelegd. Echt, om reactie uit te lokken. Maar iedereen vond het geweldig. Bewoners hebben er zelfs twee kippen gezet. Die dan later door andere bewoners gepikt werden. (lacht)

‘Het soort reacties hangt natuurlijk ook geweldig af van de plaats waar je iets doet. We hebben een kartonnen huisje neergepoot op de Rooseveltplaats en het Stuivenbergplein, midden in de multiculturele wijk van Antwerpen. Op het huisje was het logo van Bancontact geschilderd: IEDEREEN WELKOM! Op het Stuivenbergplein was het huisje al na één dag totaal verwoest. We hebben er nog een houten huis gebouwd, maar ook dat was onmiddellijk professioneel gesloopt. Ik had dat ook verwacht: het was een pervers idee, dat huisje. Het vreemde was: op de Rooseveltplaats bleef het wekenlang onaangeroerd staan. Omdat er daar wel so-ciale controle is. Maar ook omdat we in zo’n oververzadigde, prikkelende cultuur leven. Alles wat daaraan toegevoegd wordt, is relatief. Een vriend die op bezoek kwam, zei me: “Aha, dat kartonnen huisje was van u. Toen ik dat op de Rooseveltplaats zag staan dacht ik: wat voor een rare reclamestunt is dat nu weer?” Zo gaat dat dan: alles wordt altijd onmiddellijk herleid tot een reclamestunt.’

We zitten intussen in maand 11 van het jaar 9. Het zal wennen worden, zegt hij. Als hij volgende maand de sleutel van de stad weer moet afgeven aan Patrick Janssens.

‘Ik heb hem vooraf toestemming gevraagd, ja. Natuurlijk was het veel romantischer geweest om dat niet te doen. En elke keer in conflict te komen met de openbare orde. Maar dat had ik al eens gedaan. En ik had er deze keer alle belang bij dat die acties wel zouden lukken. Omdat ik een verhaal wou vertellen aan de mensen. Over het spel dat we spelen in de openbare ruimte. Want het is heel vreemd: wat wij de openbare ruimte noemen, bestaat eigenlijk niet. Er zijn voor alles aparte ruimtes: om de democratie te bedrijven, te shoppen, de onnozelaar uit te hangen. Ik wou spelen met die codes. Wat gebeurt er nu als ik de onnozelaar uithang in een winkelstraat? En wat als ik mijn mening zeg op straat? Zorgt dat voor spanning? Op de dag van de inauguratie van Barack Obama liep ik bijvoorbeeld met een megafoon op straat. ” Yes we can! Yes, we can! No, we can’t.” Het duurde niet lang voor er iemand van een of andere brigade stond. Hij vroeg wat mijn politieke drijfveren waren. Waarop ik: “Er is geen ja, zonder nee. Geen rozen zonder doorn.” Maar dat hoorde dus niet. Democratie moet bedreven worden in afgesloten ruimtes. Zoals alles, trouwens. Wat mensen natuurlijk een perfect alibi geeft om op straat hun hoofd te draaien.

Het is Verdonck ook opgevallen hoe ongelofelijk georganiseerd een stad is. ‘Alles moet in bepaalde hokjes passen. Zelfs dat wat niet binnen hokjes past, zoals Kalender, past binnen hokjes. En voor alles is ook iemand aangesteld om te zorgen dat dat zo is en blijft. Alles mag, alles kan – maar binnen vooraf vastgelegde perken. Wij hoeven maar te bellen naar de stad om te zeggen dat er een Kalenderactie is en alles is oké. Maar ze zijn er wel als de kippen bij als we iets doen wat niet ‘normaal’ is en we hen niet verteld hebben. Alles wordt ook gerecupereerd binnen de doelen van de stad. Het is een grote machine die ontzettend goed in elkaar zit, Antwerpen.’

Zijn werk lijkt wel een pleidooi voor meer gekte in de openbare ruimte. ‘Dat weet ik niet. Ik zou het geweldig vinden, hoor, als er nog mensen zijn die een zwaluwnest bouwen. Tezelfdertijd begrijp ik ook dat de overheid op een bepaald moment naar een consensus gezocht heeft. Stel dat dat stadsbestuur tegen iedereen zegt: ‘Een moestuin in de stad? Doen! Een zwaluwnest? Hoe poëtisch, begin maar te bouwen…!’ Binnen de kortste keren staat er dan een rotzak op die een zwaluwnest bouwt dat zo groot is dat het alle anderen overvleugelt.

‘Een kunstenaar mag dat wel doen. Al was het maar omdat dat een bevrijding zou betekenen voor al de rest. Zo van: ‘aaaaah’.

Zondag 1 november, dodendag. Dertig illegalen lopen door de straten van de stad. In hun handen dragen ze een metershoog Jupilerblik, een iPod, een aansteker, een wc-eend. Dingen die normaal in hun broekzak zitten.

Helemaal op kop van de processie der dingen loopt een fanfare die trieste muziek speelt. Verdonck geeft de toon aan. ‘Ik heb de illegalen gevraagd’, zegt hij. ‘Of ze niet een dag lang die dingen wilden verslepen in ruil voor geld. Volgens de letter van de wet kunnen wij die mensen niet in dienst nemen: een illegaal mag je niet tewerkstellen. Maar we kunnen ze wel betalen via een kleine vergoedingsregeling voor artistieke prestaties. Iedereen is vandaag dus kunstenaar. Ze krijgen allemaal een vergoeding van 112,4 euro.’

De fanfare stopt even met spelen. ‘Er kleeft zo’n flauwe romantiek aan mij’, zegt hij dan. ‘Terwijl ik helemaal geen kunstenaar ben die zegt: “Ik ben tegen dat.” Of: “Dat moet veranderen.” In de jaren zestig kon dat nog. Vandaag is dat veel moeilijker. Ook al omdat de samenleving zoveel complexer geworden is. Maar ik wil dus wel het conflict blootleggen. Naar aanleiding van de zestigste verjaardag van de NAVO was er een actiegroep die de NAVO wou sluiten. Wel, wij hebben niet mee geprotesteerd, maar wel voor die mensen taart gebakken. Ik wil dus niet zozeer een stelling innemen. Maar wel de wrijving, het conflict, blootleggen. Ik weet dat sommigen ook denken: kan dat allemaal zomaar? Die Verdonck wordt wel gesubsidieerd door belastinggeld. Op die reactie speel ik ook.’

Nog één vraag, mijnheer Verdonck: kan kunst de wereld echt niet redden? Hij lacht en zegt: ‘Nee. Tuurlijk niet. Dat is ook niet de functie van kunst. Alsof kunst een soort vast beleidsplan zou hebben. En toch zijn er mensen die ooit beslist hebben: misschien is kunst belangrijk, we moeten daar geld voor geven. En als ze dat niet gedaan hadden: dan was ik zeker kunstenaar geworden.’

Hij twijfelt even, zegt dan: ‘Kunst kan de wereld niet redden, maar kunst kan de wereld wel mee redden. Is dat geen mooie titel voor boven uw stuk?’

De processie loopt intussen verder door de straten van die afschuwelijk normale stad. Die nacht schrijft de kunstenaar op z’n website.

Het was een lange tocht, ’s middags begon het te regenen. Bij elke stap leken de beelden die we droegen onhandiger en zwaarder te worden. Er was niemand, maar dan ook niemand die opgaf. Iedereen stapte door, hield vol, loste af, vroeg ça va (…). Eén iemand weigerde zijn vergoeding. Daarna volgde iedereen zijn eigen weg.

Info: www.kalender09.be (ism Toneelhuis, Antwerpen Open, KVS, Campo, InTeatro) Volgend jaar brengt Benjamin Verdonck ook een theatervoorstelling van Kalender 09. KALENDER/ZWART, 16-17/01/2010, 29-30/04/2010, 01/05/2010 (in de Bourla) en KALENDER/WIT, 25/04/2010- 20/06/2010 (in Muhka). Er komt ook een boek uit: ‘KALENDER/BOEK’ bij uitgeverij MER.

DOOR STIJN TORMANS/FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content