Filips de Tweede was allesbehalve een naargeestige kobold, als we Thomas Lieske tenminste mogen geloven.

INFO

Thomas Lieske, ‘Mijn soevereine liefde’, Querido, Amsterdam, 108 blz., euro 13,50

Vandaag staat de Nederlandse Boekenweek, die loopt van 9 tot 19 maart, exclusief in het teken van de Gouden Eeuw. Nederland kijkt de hele boekentiendaagse lang in de spiegel van de Lage Landen en dan vooral in die van de Nederlandse geschiedenis. Thomas Lieske schreef met Mijn soevereine liefde een haast klassieke novelle die, allicht niet toevallig, perfect past in het zestiende-eeuwse Boekenweekthema van vandaag. Via de biecht van een zekere Marnix de Veer, instrumentenmaker en vooral wiskundige, geeft Lieske een heel ander beeld van Filips de Tweede dan we tot nu toe gewoon zijn. Traditioneel wordt deze zoon van Keizer Karel als een bultige mislukkeling en rabiate kettervreter opgevoerd. Als misantroop zou hij in een ascetische kerker van zijn Escuriaal, te midden van biddende monniken, zijn weggekwijnd. Komt er nog bij dat door zijn onverzoenlijke manoeuvres de scheiding van Noord en Zuid definitief werd.

Lieske maakt in zijn novelle van deze zwarte legende een mens van vlees en bloed. Hij schildert met verve het portret van een eigenaardige vriendschap tussen de Haagse adviseur en de machtige Spaanse koning die ooit elkaars rivalen werden in hun voorkeur voor dezelfde vrouw. Het is echter vooral Lieskes intimistische enscenering van deze roerige tijd in het midden van de zestiende eeuw die dit boekje de moeite waard maakt. We volgen de Haagse verteller vanaf zijn ontmoeting met Filips in Brussel tot aan diens laatste dagen. De Veer maakte de meest ingenieuze draagstoelen om de aan jicht lijdende vorst het leven aangenamer te maken. Ondertussen komen we meer te weten over het menu van het Brusselse afscheidsdiner op 31 mei 1550 (‘stoemp met beuling’) en de gestoorde, wrede wereld van Carlos, Filips’ zoon, die hier allesbehalve een vrijheidsheld is (zie Friedrich Schiller), maar eerder een psychopaat. Hij ontheiligt letterlijk het altaar samen met Elisabeth Valois, Filips’ veertienjarige bruid. Pas na de dood van deze derde Franse echtgenote kende Filips in zijn vierde huwelijk met Anna van Oostenrijk een gelukkig leven. Ook dat was echter van korte duur. Op het einde van zijn confessie verzucht De Veer: ‘Tegenover de wijze en geduldige Felipe zullen de Franse Henri’s, de Engelse eeuwige maagd Elizabeth en de Hollandse, kille Oranjes in de komende geschiedenis geboekstaafd worden als onrijpe vorsten, oorlogshitsers en intriganten.’ Dat Filips meer is dan een stijve hark, heeft Lieske in deze novelle alleszins met brio bewezen.

F.H.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content