De Navo mag bombarderen wat ze wil; de Serviërs zien president Slobodan Milosevic niet als de oorzaak van hun ellende.

Op woensdag 24 maart gaf Navo-secretaris-generaal Javier Solana het bevel Joegoslavië te bombarderen. Het militaire bondgenootschap van zestien landen – net daarvoor uitgebreid met ex-Warschaupactleden Polen, Hongarije en de Tsjechische Republiek – nam daarmee een vreemde aanloop naar de viering van haar vijftigjarig bestaan. Zonder mandaat van de VN-Veiligheidsraad en zonder een duidelijk afgebakend einddoel, bracht de Navo een indrukwekkend arsenaal bijeen. Dat moet vrede brengen in Kosovo door oorlog te voeren tegen Servië. Dat moet één humanitair drama beëindigen door een ander op te starten.

Na vijf dagen Navo-campagne werd het aantal doden op honderd geschat. De materiële schade is enorm. Exacte cijfers zijn er niet. Ook de vluchtelingen kunnen pas echt geteld worden als de rook om de brandende huizen is opgetrokken en de staat van oorlog is opgeheven.

De bombardementen hebben honderden militaire doelwitten en tientallen gewone huizen verwoest. Maar nog altijd zien de Servische burgers de Joegoslavische president Slobodan Milosevic niet als de oorzaak van al die ellende. Ze zijn één in hun woede over de Amerikaanse “tomahawk-democratie”, en in hun verachting voor de blinde volgzaamheid van de Europese Navo-bondgenoten. Het beetje democratie en de aarzelende kern van een civiele maatschappij zijn opgeslokt door de staat van oorlog die het regime in Belgrado heeft uitgeroepen.

Het is mooi weer in Belgrado, maar de straten van de hoofdstad liggen er vrijwel leeg bij. Het openbaar vervoer is gehalveerd, gewone auto’s staan stil omdat er geen benzine meer te koop is. De zwarte markt verkoopt alleen aan de klanten van wie geweten is dat ze bij de overheid gaan klikken. En aan klanten die het kunnen betalen: één liter benzine kost honderd frank. Scholen en universiteiten blijven gesloten tot 2 april. Alle openbare evenementen zijn afgelast.

Aan schuilkelders en voedingszaken troepen mensen bij elkaar. Eén vraag houdt hen in de ban: “Hoelang gaat dit duren?” Niemand gelooft dat de oorlog vlug voorbij zal zijn. Niemand vindt dat er onderhandeld moet worden, ook niet als de bommen de stad doen schudden.

Het bericht dat een F117-Stealth was neergehaald, maar vooral de verwarde reactie van de Amerikanen zoals we die hier uit de westerse media plukten, versterkte de mensen in de overtuiging dat de Navo deze oorlog moreel en politiek verliest. De bombardementen gaan dag en nacht door, en elke aanval lijkt het moreel van de burgers te versterken.

HET DOMINO-EFFECT IN DE REGIO

Het luchtoffensief kwam als de tragische consequentie van de politieke machteloosheid om het probleem Kosovo een politieke oplossing te geven. De Servische delegatie weigerde het voorstel van de Contactgroep te ondertekenen. De drie jaar lange overgangsperiode waarin Kosovo een ruime autonomie zou genieten, kon logisch gesproken enkel gevolgd worden door de afscheiding van de provincie en haar erkenning als een onafhankelijke staat. De westerse onderhandelaars drongen – onder leiding van de Amerikanen – aan dat de Navo de uitvoering van het akkoord zou controleren. Servië weigerde vreemde troepen op zijn gebied en de Navo werd een genadeloos scheidsrechter die Servië zou dwingen (nadat het in puin was geschoten) te accepteren wat het had geweigerd in Rambouillet en het Conferentie Centrum in Parijs.

Nog voor de aanval werd ingezet, zei Zbigniew Brzezinsky, veiligheidsadviseur van de vroegere Amerikaanse president Jimmy Carter, in een interview met het Duitse weekblad Die Welt dat Servië kon akkoord gaan en Kosovo de jure behouden, of Kosovo de facto verliezen. Milosevic geloofde vast dat er geen militaire interventie zou komen en wilde meer. Hij probeerde de onenigheid tussen de VS en hun Europese bondgenoten aan de ene kant en Moskou en zijn westerse vrienden aan de andere kant te gebruiken. Hij was best bereid de Albanezen in Kosovo een regering te laten vormen, als hij hun regeringsinstellingen kon controleren en zo een onafhankelijk Kosovo kon voorkomen.

Maar iedereen vergiste zich. Het Westen koos voor de militaire aanpak en de positieve gevolgen daarvan bleven uit. Milosevic nam het risico om zijn land te laten vernielen. Dat zal zijn macht op lange termijn geen goed doen en het zal Kosovo niet nader tot Servië brengen.

De harde Navo-aanpak bracht ook het delicate evenwicht in Bosnië-Herzegovina in gevaar. Daar heerste al grote ontevredenheid over de beslissing om de stad Brcko uit de Republika Srpska te lichten en tot onafhankelijk district uit te roepen. Daarbovenop kwam de beslissing van Carlos Westendorp om de verkozen president van de RS, de ultranationalist Nikola Poplasen, te vervangen. De Bosnische Serviërs stellen de Navo-aanval tegen Servië en Montenegro nu voor als een boos plan om het Servische volk totaal uit te roeien.

De internationale gemeenschap mislukte jammerlijk toen ze probeerde president Milosevic de schuld te geven voor het verlies van Brcko en het afzetten van Poplasen. De vrede is nu nog veel brozer geworden in dat deel van ex-Joegoslavië.

In buurland Macedonië zijn tienduizend Navo-soldaten gelegerd, dankzij de vorig jaar verkozen regering die bereid is samen te werken met het Westen. De Navo-aanvallen op Servië gaven daar aanleiding tot woeste betogingen tegen de VS en zelfs tot gevechten met Navo-soldaten. De mensen in Macedonië zien de Navo als een eerste stap naar bezetting van hun land. Dat is geen goed voorteken voor toekomstige “vredesmissies”.

Montenegro, verdeeld tussen aanhang van Milosevic en verzet tegen zijn dictatoriaal bewind, beschouwt de Navo-aanvallen als een nederlaag van de pro-westerse president Milo Djukanovic. Wellicht wordt hij het eerste politieke slachtoffer van de Navo, en niet Milosevic, zoals de westerse plannenmakers hadden berekend.

De buurlanden hebben de luchtaanvallen tegen Servië goedgekeurd, maar zijn bezorgd over het uitblijven van de politieke resultaten. In Bulgarije wordt betoogd tegen de VS en de Navo. En spiksplinternieuw Navo-lid Hongarije heeft voorzichtig opgeroepen tot een einde van de bombardementen op Servië. Tenslotte leven in de noordelijke provincie Vojvodina meer dan 300.000 etnische Hongaren.

Griekenland, lid van de Navo en van de Europese Unie, keurde de interventie goed, maar weigerde deel te nemen. Manifestaties in Athene dwongen de regering tot een poging om het politieke proces weer op te starten. Het Italiaanse parlement trad dat initiatief bij. De lijnen van de breuk tekenen zich af.

Maar de zwaarste tegenstand tegen de Navo-interventie kwam uit de hoek van Rusland. De VN-Veiligheidsraad verwierp een Russische resolutie om de interventie te veroordelen en op te roepen tot onmiddellijk stopzetten van de bombardementen. Hoewel Moskou koos voor de zuiver protocollaire weg – afbreken van de betrekkingen met de Navo, betuigingen van steun met Servië en veroordelingen van de bombardementen – zien de Serviërs in Rusland hun traditionele vriend en in de Verenigde Staten hun echte vijand.

DE AANVALLEN LOSSEN NIETS OP

En wat als de aanval voorbij is? Dan is er nog geen politieke oplossing voor Kosovo. Zullen de Serviërs dan bereid zijn concessies te doen? Het Westen heeft nu al zijn pressiemiddelen opgebruikt en kan de Navo nog moeilijk inzetten als “vredesmacht”. Daarom moet het probleem Kosovo gezien worden in een groter perspectief. Het gaat niet langer om Kosovo maar om de ontwikkeling en de stabiliteit in heel Zuidoost-Europa.

Nadat de OVSE-waarnemers Kosovo verlieten, heeft het Westen geen enkel objectief bewijs voor de wreedheden die Servische strijdkrachten tegen volksalbanezen zouden begaan. De rechtvaardiging voor de luchtaanvallen is nu de etnische zuivering door Serviërs. De berichten daarover zijn afkomstig van oncontroleerbare Albanese bronnen. Wat wel vaststaat, is dat de Navo-agressie indirect elke Servische steun voor volksalbanezen heeft weggeveegd. Ook dat moet de Navo in haar politieke berekeningen opnemen: door de bombardementen is ze elke steun in Servië kwijt terwijl de autoritaire en nationalistische gevoelens toenemen.

Toen er nog wél onderhandeld werd in Rambouillet, beweerden veel waarnemers dat het niet om Kosovo ging, maar om de rol en de toekomst van de Navo, vooral om de relatie tussen de VS en haar Europese bondgenoten. Als het Navo-avontuur in Kosovo voorbij is, zullen die betrekkingen wellicht aan een onderzoek kunnen worden onderworpen. Het lijkt erop dat een regionale verdeling van jobs en bevoegdheden tussen de westerse geallieerden en een kleinere rol van de VS in Europa zelf, dé enige sleutel tot een duurzame oplossing in Kosovo zal zijn.

Branislav Milosevic

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content