Van 1968 tot 1975 was Wilfried Van Moer het fonkelende rugnummer 8 bij Standard. Nog altijd is hij er goed thuis. Bedenkingen over Sclessin van een bevoorrechte waarnemer.

Hij renteniert nu al acht jaar. Altijd bezig, maar rustig aan. Golfen op vaste dagen, blijven eten en napraten, dan is de dag zo voorbij. Bij slecht weer niet golfen, alleen eten en wat langer napraten. Op een dag als deze is hij om halfnegen opgestaan, heeft zijn vrouw naar het station gebracht, geeft dit interview en zal daarna de afgewaaide bladeren van de perenboom opruimen, het heeft die nacht gestormd. ‘In de zomer is dat een fantastisch leven, in de winter ligt het iets moeilijker. Dan gaan we meestal enkele keren naar Spanje.’

En lezen? Als voetballer ging hij nooit zonder boeken op afzondering. ‘Iets minder nu. Dag- en weekbladen om het voetbal te volgen. Politiek niet meer, daar krijg je de zenuwen van. Zolang ik zelf een zaak had, was ik erin geïnteresseerd omdat politiek daar een rol in speelt. Daarna heb ik afgehaakt. Ze lachen gewoon met de mensen.’

Wilfried Van Moer spreekt geregeld in verkleinwoorden. In de winter is het leven ‘ ietske moeilijker’, altijd bezig ‘maar op het gemakske’ en Laszlo Bölöni is ‘een speciaal manneke’. Verkleinwoorden maken het onvatbare leven makkelijker verteerbaar.

U volgt elke thuiswedstrijd vanuit de tribune. Komt u daarbuiten ook op Sclessin?

WilfriedVan Moer: Dat gebeurt. Enkele keren op training geweest. De Académie bezocht. Gegeten met Dominique d’Onofrio. Luciano komt er dan bij zitten en luistert. Hun Italiaanse mentaliteit, misschien. Ze hebben waardering voor je, ook al ben je de zestig gepasseerd. Ik heb met deze generatie leidinggevenden meer contact dan met de voorgaande. Ook met enkele spelers ben ik al eens gaan eten. Met Steven Defour. En met Marouane Fellaini voor hij vertrok. Niet gepland, toevallig. Aan die jonge gasten wordt gezegd: ‘Kijk, die ouwe daar, heeft nog drie keer de Gouden Schoen gewonnen.’ En dan gaan ze uit beleefdheid mee (lacht). Je hoort in die gesprekken wel eens wat, maar daar doe ik verder niets mee.

Ziet u daardoor in wedstrijden andere dingen dan wij?

Van Moer: Nee. Ik beleef de wedstrijd als een supporter. Ik wind me op, ik vloek, ik spring recht, en ik scheld de scheidsrechter uit. Na de wedstrijd is het ook zo weer gedaan. Dan zet ik de dingen op een rijtje. Ik begrijp mezelf niet, zo zonder hoofd. Als ik zo gevoetbald had, was er niets van mij terechtgekomen.

De nieuwe competitieformule is een zegen voor Standard. Het kan nu nog beter zijn Europese wedstrijden verzorgen.

Van Moer: Misschien wel. Standard heeft vorig seizoen na zijn Europese wedstrijden telkens punten verloren. Dat heeft het hen aan het einde nog moeilijk gemaakt. Ik had dat vroeger ook, tegen Milan en Madrid steeg je boven jezelf uit, individueel maar ook als ploeg. Als je dan drie dagen later tegen Mechelen speelt, denk je snel: ‘Het zal wel gaan.’ Vooral jonge spelers zijn daar gevoelig voor. Ze ruiken dat ze naar het buitenland kunnen, weten dat er miljoenen televisiekijkers zijn en willen zich in de kijker spelen. Maar puntenverlies in de competitie zal nu minder moeilijkheden opleveren. Tot aan de play-off tellen ze maar voor de helft mee, een nederlaag is niet zo erg. Daardoor wordt het verschil nooit groot, je moet gewoon mee zijn. Je kunt een beetje cijferen en spelers laten rusten.

Trainer Laszlo Bölöni ontpopt zich meer en meer tot de ster van Standard. Is dat verstandig van hem?

Van Moer: Een speciaal manneke. We hebben nog ooit tegen elkaar gespeeld in een interland België-Roemenië. Er is een foto waarop wij twee samen staan. Ik heb die aan hem laten zien, maar hij wist het niet meer. Ik ben een paar keer met hem gaan eten. En ik moet zeggen: hij kan zijn beslissingen uitleggen. Hij doet dat zo verstandig dat je hem altijd gelijk moet geven.

Hij is op een heel moeilijk moment binnengekomen: na een kampioenstitel, en als opvolger van Michel Preud’homme.

Van Moer: Preud’homme, zo’n figuur! Maar Bölöni is vooral met zijn voeten op de grond gebleven. Hij heeft de moeilijke situatie voorgerekend. Hij is ook altijd heel rechtlijnig, hij draait niet rond de pot, daarom heb ik hem zo graag. Heb je slecht gespeeld, dan kun je verwachten dat Bölöni zegt dat je geen bal waard was. Daar schrikken ze van. Als je als speler op Standard aankomt, liggen de kranten op een hoopje klaar, Franstalige en Nederlandstalige. Het eerste wat je doet, is kijken wat ze over je schrijven. Niemand leest dan graag zo’n striemende beoordeling.

In zijn eerste wedstrijden zette hij Steven Defour op de bank. Hoe riskant was dat?

Van Moer: Als je dat doet, moet je een duidelijke bedoeling hebben. Ofwel gaat zo’n speler klooien, ofwel zet hij er zijn tanden in. Met jongeren kun je dat makkelijker. Met een ancien meestal niet. Ik kan me niet voorstellen dat hij dat met een type als Sergio Conceiçao zou hebben gedaan, die zou het kot afgebroken hebben. Jonge gasten kun je nog kneden. In het geval van Defour is het goed afgelopen.

Na het vertrek van Fellaini is Defour ook nog in een andere rol geduwd. Iedereen verwachtte Benjamin Nicaise op die plaats.

Van Moer: Dat was ook voor mij een verrassing. Ik had gedacht dat hij niet te veel aan het systeem wilde raken. Hij had oorspronkelijk zelfs heel andere bedoelingen met Defour: meer infiltreren, meer scoren. En dan doet hij net het tegenovergestelde: hij trekt hem terug. Steven heeft zich vlot aangepast. Hij heeft het in zijn nieuwe positie ook iets makkelijker, krijgt meer ruimte voor zich, kan naar links en naar rechts uitwijken. Vooraan zou hij korter gedekt worden, altijd een mannetje in de rug hebben, dan moet je de bal al eens sneller terugleggen. Hij rendeert ook beter op die nieuwe positie. Daar zou hij anders nooit achter gekomen zijn.

Voetbalinzicht van Bölöni? Of toch een gok?

Van Moer: Een beetje van beide twee. Je moet weten wat iemand kan en niet kan. En je moet ook wat geluk hebben. Het is voor elkaar gekomen omdat Alex Witsel goed speelde en kwam helpen. En omdat Igor De Camargo terugplooide en tegelijk toch geregeld voor doel kon opduiken om hem erin te koppen. Want daarvoor speelde Standard in bepaalde wedstrijden te aanvallend.

Nico Dewalque, je ploegmaat van toen, heeft onlangs gezegd dat hij het middenveld Defour-Witsel het beste van Standard ooit vindt. Nog beter dan Van Moer-Pilot. Hoewel dat zeker niet aan Van Moer lag, zei hij erbij.

Van Moer: Nu zou Louis Pilot misschien te traag uitvallen, maar toen had hij zeker de nodige kwaliteit. En er was ook een derde man in het spel die je niet mag vergeten: Henri Depireux. Ik kan mij vinden in die uitspraak van Dewalque, hoe jong Defour en Witsel ook zijn. Witsel heeft me in de tweede helft van het seizoen wel ontgoocheld. Na zijn Gouden Schoen heeft hij meer onder druk gespeeld. Hij is in die periode ook gaan samenwonen met zijn lief. Dat vind ik in zijn geval niet zo verstandig.

Ook vooraan heeft Bölöni een en ander bijgesteld. Heeft hij dat goed opgelost?

Van Moer: Milan Jovanovic heeft hij naar links verschoven zonder van hem een lijnspeler te maken. Jovanovic moet ruimte krijgen. In het centrum is die er meestal niet, daar loopt hij zich dood. Mbokani is anders, krachtiger, technisch ook goed. Een speler die je niet te kort mag houden. Preud’homme gaf hem al eens een boete, maar daar lacht zo’n jongen mee. Bölöni kan hem krediet geven, weet wat hij van hem kan vragen en wat hij aan hem kan toestaan. Psychologisch is dat knap van hem.

Soms is het ook uit de hand gelopen. Kan dat, een incident zoals in de wedstrijd tegen Roeselare, toen Jovanovic van woede zijn handschoenen tegen het gras smeet omdat hij vond dat Mbokani hem niet genoeg aanspeelde?

Van Moer: In principe niet. Op dat ogenblik dacht ik ook: dat komt nooit meer goed. Maar dan hoorde ik korte tijd daarna in de wandelgangen dat het al opgelost was zonder dat iemand een sanctie had gekregen. Jovanovic kan ontploffen, maar hij is niet haatdragend. De wedstrijd daarna laat hij dat ook zien. Aan Mbokani merk je dat niet zo.

Midden in het seizoen wisselde Bölöni ook de keeper. Ook dat is ongewoon.

Van Moer: Andres Espinoza heeft Standard nochtans in verscheidene wedstrijden gered. Ik kan me maar twee doelpunten herinneren die hij op zijn geweten heeft. Hij had natuurlijk een goede verdediging voor zich. Maar je was nooit zeker van hem, hij gaf de indruk een vriendelijke vliegenvanger te zijn. Sinan Bolat wordt een echte topper, denk ik. Leergierig, werkzaam, ernstig. Goede opleiding gehad bij keepertrainer Guy Martens van Racing Genk. Bolat zal over enkele jaren het tienvoudige van zijn huidige prijs waard zijn.

Soms is Bölöni een intelligente gentleman, soms snijdt hij als een mes. Hoe moeten we dat uitleggen?

Van Moer: Afhankelijk van zijn humeur, denk ik. Het is een gitane, hé. Hij komt uit Transsylvanië. En hij heeft onder het regime van Nicolae Ceausescu gewerkt. Hij was geprivilegieerd, hij voetbalde goed en hij studeerde voor tandarts. Maar hij heeft ook geleerd om voorzichtig te zijn. Dat moest in die omstandigheden. Volgens mij gaat er dat nooit meer uit bij hem, zijn verleden achter het IJzeren Gordijn is heel ingrijpend geweest.

Maar hij durft zich ook bij zijn bazen te beklagen. Bijvoorbeeld omdat ze allemaal jongeren hebben aangekocht zonder dat er een echte naam tussen zit. Hoe verloopt zo’n gesprek tussen hem en de sterke man van Standard, Luciano d’Onofrio, denkt u?

Van Moer: Ondertussen zijn Fellaini, Bonfim Dante en Oguchi Onyewu vertrokken. Dat zijn evenveel aderlatingen voor de ploeg. Maar ik denk dat ze elkaar goed verstaan. d’Onofrio is een voetbalkenner, Bölöni ook. En d’Onofrio kan aantonen dat hij uit de jongeren al enkele flinke toppers heeft gehaald. Dat zal nu ook wel het geval zijn. De spelers hebben een groot vertrouwen in hem, ze weten dat hij hen via zijn uitgebreide netwerk van relaties in een grote club kan onderbrengen, dus kunnen ze geduld oefenen en blijven ze enkele jaren langer. Dante heeft niet geluisterd. Had hij gewacht, dan zou hij het dubbele of het driedubbele verdiend hebben.

Onyewu is heel erg beloond, hij kon op een winstgevende vrije transfer rekenen. d’Onofrio is de voorbije jaren in de pers vooral als een zakkenvuller afgeschilderd. Nu kan iedereen zien hoe hij werkt. Ik heb heel veel respect voor hem. Hij haalt Zinédine Zidane even naar Sclessin om daar een Gouden Schoen uit te reiken. Dat geeft uitstraling. En het werkt heel sterk in op jonge spelers.

Is er in de Belgische competitie een andere leidinggevende die evenveel kennis van zaken heeft als hij?

Van Moer: Misschien niet. Maar ik praat ook graag met Jos Vaessen van Racing Genk. Ik ben ervan geschrokken hoe goed hij zijn spelers en hun kwaliteiten kent. Alleen is hij emotioneel te fel betrokken bij zijn ploeg. d’Onofrio kent voetbal en heeft ook nog een zakelijk instinct.

De succesperiode die u hebt meegemaakt, heeft al tot vergelijkingen met nu geleid. Tussen Roger Petit en Luciano d’Onofrio, bijvoorbeeld. Petit was ex-aanvoerder en had een kledingzaak. Allebei dus voetbalkenner en zakenman.

Van Moer: Petit heeft Sart-Tilman, het oefencomplex, aangekocht. Dat was de basis. En voor zijn tijd had hij goede internationale contacten: hij had een hoge functie bij de bond en hij werkte met enkele buitenlandse makelaars, Joegoslaven vooral. De aankopen die hij deed, waren voltreffers. Erwin Kostedde of Silvester Takac waren geen tweederangsfiguren, ze waren topschutters. En financieel was Petit heel oppassend. Soms over het randje. Toen ik mijn papieren moest bijeenzoeken voor mijn pensioenaanvraag, bleek dat Standard in die zeven jaar dat ik er gespeeld heb, niets aan de sociale zekerheid heeft afgedragen. Beringen, Sint-Truiden, Assent, overal alles in orde, alleen Standard niet.

Luciano d’Onofrio is in het zadel geholpen door de Frans-Zwitserse zakenman Robert Louis-Dreyfus, de financiële redder van Standard. Louis-Dreyfus is vorige maand gestorven. Verandert dat wat aan het beheer van Standard?

Van Moer: Ik denk dat sommige dingen herbekeken zullen worden. De plannen voor een nieuw stadion, bijvoorbeeld. Ik kan me voorstellen dat sommige partners nu niet meer zo sterk geïnteresseerd zijn.

De naam Louis-Dreyfus is ook verbonden aan de Académie, het opleidingscentrum voor jonge talenten.

Van Moer: Ik ben er enkele keren op bezoek geweest. Als je een jonge voetballer uit het buitenland een dergelijke omgeving kunt voorschotelen, maak je indruk. Daar dromen die jonge kerels van.

In het tussenseizoen onderhandelde Bölöni met d’Onofrio over de verlenging van zijn contract. Een krachtmeting of een partijtje schaak?

Van Moer: Op het eerste gezicht zou je gedacht hebben: Standard is kampioen geworden, die contractverlenging kan geen probleem zijn. Maar heb je gezien hoelang het geduurd heeft? Ook Bölöni heeft de zaak volgens mij bekeken. Hij zal zeker andere aanbiedingen gehad hebben. En hij heeft zijn vel goed verkocht.

Enkele jaren geleden leek het of Standard weer sterker in de Voetbalbond wilde infiltreren. Dat lijkt nu voorbij.

Van Moer: Preud’homme had alles kunnen worden. Als hij wilde, was hij bondsvoorzitter tot zijn 72e. Maar nee, opeens liet hij alles vallen voor het trainerschap. En ook directeur-generaal Pierre François geeft nu de indruk alles op Standard in te zetten, de bond is bijkomstig geworden. Standard is meer en meer een bedrijf geworden. Dan heb je sterke mannen nodig.

Anderlecht ligt al enkele jaren een lengte achter. Door mislukte aankopen is er flink wat geld uitgegeven dat niet gerendeerd heeft. Anderlecht is het ook ver gaan zoeken, in Brazilië en Argentinië. Dat heeft Standard niet gedaan, alleen Europese contacten en enkele keren naar Congo. Het voetbalinzicht van het beleid maakt het verschil, ja.

Waarom bent u zelf nooit bij Anderlecht terechtgekomen? Club Brugge kon wel voor u. En bij Standard hebt u echt gespeeld.

Van Moer: Toen ik bij Antwerp was, zijn er nochtans contacten met Anderlecht geweest. Het zou logischer geweest zijn, veel dichterbij, dat speelde in die tijd zeker een rol. Met Club Brugge was ik zelf rond, maar in het allerlaatste uur van de transferperiode zei voorzitter Eddy Wauters van Antwerp dat ik naar Standard moest. Zo ging dat toen. Toen ik het aan mijn vrouw zei, antwoordde ze: ‘Dan ga je maar alleen.’ Standard gaf mij een appartement in Tongeren, ik had daar een matraske liggen. Die toestand heeft toch een paar maanden aangesleept voordat mijn vrouw nagekomen is. (lacht)

DOOR PIET COSEMANS

‘Anderlecht ligt al enkele jaren een lengte achter, door mislukte aankopen. Het voetbalinzicht van het beleid maakt het verschil.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content