Zowat alle Balkanlanden zetten in 2005 belangrijke stappen richting Europees lidmaatschap. Een uitstekende aanleiding voor een gesprek met de Oostenrijker Erhard Busek: charmant causeur, ex-politicus, auteur en als chef van het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa een van de meest vooraanstaande kenners van de regio.

‘Mozart? Nee, ik heb het meer voor Schubert. Kent u zijn Unvollendete symfonie? Prachtig toch?’ Het jaar 2006 mag dan al het Mozartjaar zijn in Oostenrijk, voor Erhard Busek wordt het allemaal wat te druk rond de 250e verjaardag van de wereldberoemde componist. ‘Iedereen zal Mozart beu zijn op het einde van het jaar’, waarschuwt hij. Maar enige partijdigheid is in deze niet uitgesloten: net als Schubert is Busek afkomstig van Wenen. Dat de componist uit Salzburg nu nét iets wereldberoemder is geworden dan Schubert, kan misschien toch wat naijver oproepen in de Oostenrijkse hoofdstad. Maar Busek is geen provincialist. Hij verdedigt zijn muzikale stadsgenoot vooral vanuit een oprechte bewondering. En ook een beetje uit sympathie voor de underdog.

Erhard Busek wordt in Oostenrijk als een wat intellectuele politicus beschouwd. Geen harde jongen, en dus ongeschikt voor de politiek. Het stoort hem niet, want hij was verscheidene keren minister, begin jaren negentig zelfs vicekanselier en ondanks zijn groen-liberale imago ook een tijdje partijvoorzitter van de conservatieve ÖVP. In 1995, kort nadat de coalitie van de ÖVP en de socialisten bij verkiezingen haar tweederdemeerderheid had verloren, verliet hij de Oostenrijkse politiek. Het begin van een nieuwe, meer internationale carrière.

Sinds 1 januari 2002 leidt Busek het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa. Die organisatie, die in 1999 werd opgericht, houdt zich in die woelige hoek van het oude continent bezig met democratie, mensenrechten, economische wederopbouw, veiligheid en justitie. De organisatie speelt vooral een coördinerende rol en heeft – blijkbaar bewust – geen enkele rechtstreekse financiële of politieke macht.

ERHARD BUSEK: Politiek gezien zijn wij niet machtig. We moeten het hebben van argumenten. Wij vragen ook niet om het onmogelijke en we werken stap voor stap. Maar net daardoor wordt er in de betrokken landen vaak goed naar ons geluisterd. Wat natuurlijk ook speelt: wij werken nauw samen met grote donors zoals de Verenigde Staten, de Europese Unie, Canada, Japan, Noorwegen en Zwitserland. Wij zijn dus in staat om hulp los te krijgen. Ook dat geeft ons een zekere invloed. Ten derde: al de landen in de regio willen op termijn toetreden tot de EU. Wij ontmoeten veel politici in de Unie en we rapporteren aan de ministers van Buitenlandse Zaken. Zo hebben we toch wel heel wat invloed.

En echte macht is niet zaligmakend.

BUSEK: Klopt. Kijk naar Bosnië-Herzegovina en Kosovo. Daar hebben de internationale instellingen veel macht, zelfs meer dan de plaatselijke regeringen. Maar dat maakt die regeringen minder zelfstandig. Van ons weet iedereen intussen dat wij allerlei dingen doen op het vlak van huisvesting en infrastructuur en dergelijke. Dat is ook heel zichtbaar.

De landen in de regio weten ook allang wie Erhard Busek is.

BUSEK: Een deel van de macht die ik heb, ontleen ik aan het feit dat ik al vier jaar op deze post zit, en ook al negen jaar bij het Central Europe Initiative betrokken ben. Niemand probeert mij nog iets op de mouw te spelden. Als er ergens een nieuwe regering aantreedt, is het vaak zelfs omgekeerd, als ik dat zou willen tenminste. (lacht hartelijk)

Zuidoost-Europa is niet één monolithisch blok. In de landen die uit het oude Joegoslavië ontstonden, woedde in de jaren negentig nog een burgeroorlog. Andere, zoals Albanië, leefden in isolatie. En Roemenië en Bulgarije verteerden de val van het communisme dan weer erg slecht.

BUSEK: De oorlog in ex-Joegoslavië heeft zeker een invloed op onze aanpak. Er is daar nog een verzoeningsproces aan de gang. Zoiets vergt tijd, dat zie je ook in Noord-Ierland of Baskenland. We willen dat het sneller gaat, maar misschien verwachten we soms nog iets te veel.

Maar ik zie nog een andere breuklijn, en dat is een economische. Bulgarije, Roemenië, Kroatië en in beperkte mate Servië doen het economisch beter dan landen zoals Macedonië, Albanië en Bosnië-Herzegovina, die een torenhoge werkloosheid torsen.

Een derde verschilpunt is: hoe dicht staan ze bij de Europese Unie? Roemenië en Bulgarije hebben perspectief op lidmaatschap in 2007 of 2008, en Kroatië zit goed op koers, maar de rest is verre van klaar. Daar tekent zich dus een onderscheid af dat niets meer met de oorlog te maken heeft.

Hoe verklaart u die verschillen?

BUSEK: Veel is te wijten aan wat ik ‘niet-opgeloste problemen’ noem. We weten niet of Servië en Montenegro zullen samenblijven als federatie. We weten niet welk statuut Kosovo zal krijgen. Het werk is ook nog niet klaar in Bosnië-Herzegovina. Alleen in Macedonië lijkt de interne situatie nu te stabiliseren. Daar gaat het de goede kant uit.

Veel Serviërs vrezen dat hun land nog verder zal verbrokkelen. Ze zeggen dat Kosovo en Montenegro economisch niet zelfstandig kunnen zijn. Hebben ze een punt?

BUSEK: Een argument om destijds Joegoslavië bijeen te houden, was dat de deelstaten te klein zouden zijn. Ik denk dat Slovenië, met zijn twee miljoen inwoners, bewijst dat dat niet per se waar hoeft te zijn. De Kosovaren zijn ook met twee miljoen. Maar de vraag is of ze in staat zijn om hetzelfde te doen. Los daarvan: of ze nu met 10 miljoen, 2 miljoen, 600.000 of 140 miljoen zijn, het enige perspectief voor al die landen is Europese integratie. In zo’n supranationaal verband speelt de omvang van de bevolking geen rol meer.

Is er de jongste jaren eigenlijk wel echte vooruitgang geboekt in Zuidoost-Europa?

BUSEK: Zeer zeker. Toen ik begon, hadden we nog problemen met het eerlijke verloop van verkiezingen. Dat is, zeker op nationaal niveau, helemaal achter de rug. En er is op de meeste plaatsen een vrij goede wetgeving gekomen voor etnische minderheden en de media. Probleemgevallen blijven de rechtspraak, de corruptiebestrijding en de georganiseerde misdaad. Voor een betere rechtspraak moet je nieuwe rechters opleiden, dat kost tijd. Corruptiebestrijding is dan weer een politiek euvel, dat je via sensibilisering van de bevolking moet aanpakken. Georganiseerde misdaad ten slotte is een globaal probleem. We slagen er blijkbaar niet in om succesvol samen te werken met Europa, de VS en de landen van Centraal-Azië. Zuidoost-Europa is een van de transitregio’s voor drugs- en mensenhandel. Maar ook de landen van bestemming zijn niet onschuldig. De meeste westerse landen werken gewoon niet hard genoeg aan de aanpak van de consumenten en de dealers. Ik sprak eens met een minister van Binnenlandse Zaken, ik zal maar niet zeggen van welk land, en zei: ‘Mijn beste vriend, als ik bij u door de straten rijd, zie ik om de twee meter een prostituee. Wat doet u daaraan?’ Hij zei me dat dat zijn probleem niet was. ‘Want’, zo vertelde hij, ‘al die vrouwen komen uit het buitenland, en zijn dus geen burgers van mijn land.’

De landen in de regio hebben een belangrijk gemeenschappelijk kenmerk: ze werden jarenlang geregeerd door communistische regimes. Is dat een van de oorzaken van de corruptie en het gebrekkige functioneren van de overheidsadministraties?

BUSEK: Het is zeker niet de enige oorzaak. Het communisme kwam in Oost-Europa ten val in 1989 en 1990. Maar in Bulgarije en Roemenië heeft het toch nog tot 1996 geduurd voor er echt politieke verandering kwam. Daardoor zijn ze een beetje achterop geraakt. Maar het communisme verklaart niet alles. Er was ook hier en daar een machtsstrijd tussen de politieke leiders. Corruptie is trouwens een probleem dat altijd opduikt in landen in transitie. Vlak na de Tweede Wereldoorlog bestond er ook een enorme corruptie in West-Europa. Dat mag geen excuus zijn om er niets aan te doen, maar het plaatst de dingen toch wel in perspectief.

Een bron van corruptie zijn vaak de voormalige veiligheids- en inlichtingendiensten, zoals de Securitate in Roemenië. Die mensen hebben nooit een echte stiel geleerd, en gingen eind jaren negentig ofwel in zaken ofwel kwamen ze in de administratie terecht. Maar hun netwerk bestaat nog, en ze maken er gebruik van. Dat soort systemen is heel moeilijk te bestrijden. Je hebt volledig nieuwe inlichtingendiensten nodig, een nieuwe politiemacht, nieuwe rechters… Ik zou al heel blij zijn als er eens een corrupte politicus, rechter of ambtenaar onder grote media-aandacht in de cel zou vliegen. Zo’n voorbeeld zou zeker een duidelijk effect hebben. Al is er hoe dan ook nog een lange weg af te leggen.

Corruptie blijft een van de kankers in de kandidaat-lidstaten Roemenië en Bulgarije. De Europese Unie heeft er al mee gedreigd hun toetreding uit te stellen tot 2008.

BUSEK: De EU heeft veel bijgeleerd. Bij sommige nieuwe lidstaten die in 2004 toetraden, waren de criteria vooraf niet duidelijk genoeg gespecificeerd. Dat euvel is nu verholpen, en Roemenië en Bulgarije merken dat aan den lijve. Maar de toetredingsonderhandelingen met beide landen zijn afgerond, de verdragen zijn getekend. De voorwaarden die nu nog worden opgelegd, zijn een laatste stok om de twee nog wat aan te porren. Wat trouwens zijn vruchten heeft afgeworpen. Over Roemenië lees ik dat er nu wel degelijk vooruitgang wordt geboekt.

Corruptie schrikt buitenlandse investeerders af. En waarom zou iemand in deze achtergestelde uithoek van Europa investeren?

BUSEK: Ten eerste is het een markt van 55 miljoen consumenten. Ten tweede is de regio nog een beetje ‘minder ontwikkeld’. Je kunt het vergelijken met de transitielanden in Centraal- en Oost-Europa die nu lidstaat zijn. Eerst kopen de burgers een westerse auto, dan komt het toerisme en dan volgt er een behoefte aan een beter leven. Daarom groeit bijvoorbeeld de huizenmarkt nu al enorm. Als je als investeerder bij de eersten ter plaatse bent, dan heb je nog een kans om daarvan een graantje mee te pikken.

Een bijkomende troef is de geografische ligging. Het oostelijke deel van de Middellandse Zee is vlakbij. Je zit snel in Oekraïne, Moldavië en Centraal-Azië. Het is zeker ook een brug naar Turkije. Er ontbreekt ook nog veel, zoals infrastructuur bijvoorbeeld. Maar het gaat vooruit. Vergeet niet dat ze allemaal richting EU-lidmaatschap evolueren.

Moet er op dat punt een tijdschema worden bepaald? In Kroatië willen ze al in 2009 toetreden, in Macedonië wordt nu ook al met data gegoocheld. Servië spreekt van 2014.

BUSEK: Ik ben absoluut tégen deadlines. Als je vooraf een datum vastlegt, zijn politici geneigd om niets meer te doen.

Maar ze noemen nu eenmaal graag data.

BUSEK: Je zult altijd zien dat het met nakende verkiezingen te maken heeft. Politici willen belangrijke stappen zetten vlak voor verkiezingen, om het als realisatie te kunnen presenteren. Dat is verkeerd. Wat wij willen zien, is vooruitgang en verbetering. Als een land lid wordt van de Unie zonder er klaar voor te zijn, zal het niet de vruchten kunnen plukken van dat lidmaatschap. Wat nu spijtig genoeg het geval is in sommige nieuwe lidstaten. Daarom spreekt het Stability Pact nooit over data, en raden we het ook alle Europese politici af. Wat zij moeten doen, is verbeteringen afdwingen. Resultaten.

Op welk domein ziet u de meeste vooruitgang?

BUSEK: Vooral op politiek vlak. Vijf jaar geleden werd hier en daar nog op straat gevochten en geschoten. Herinner u het Albanese oproer in Macedonië in 2001. Ze schoten alleen maar in de lucht, maar het was met scherp. Intussen hebben we enkele vlekkeloze regeringswissels achter de rug. Dat is een enorme vooruitgang. Stabiliteit is echt een sleutelwoord.

Wat het zakenklimaat betreft: sinds 1997 werk ik ook voor het Central Europe Initiative. Onze agenda van de opstartfase is bijna helemaal afgewerkt. Grensmanagement: klaar. Douaneproblemen: zo goed als klaar. Transportwetgeving: klaar. Nu zijn we bezig met publiek-private samenwerkingen (PPS), er zijn belastingsystemen opgezet om investeringen te stimuleren, hier en daar wordt op een vlaktaks overgeschakeld, dat soort dingen. Daaraan kun je toch zien dat de toestand positief evolueert.

Oostenrijkse bedrijven hebben een groot deel van de Zuidoost-Europese markt al ingepalmd via overnames. Toen er in Brussel beslist moest worden of er met Turkije onderhandelingen over Europees lidmaatschap mochten beginnen, eiste de Oostenrijkse regering als pasmunt ook de start van onderhandelingen met Kroatië. Was die houding louter ingegeven door economische motieven?

BUSEK: Met Kroatië bestaat in Oostenrijk een sterk gevoel van nabuurschap. De kleinste afstand tussen de Oostenrijkse en de Kroatische grens is 27 kilometer. Wat is 27 kilometer? Bovendien gaan heel veel Oostenrijkers al tientallen jaren in Kroatië op reis. Er zijn dus veel wederzijdse contacten.

Maar er speelde ook een gevoel van onrechtvaardigheid. U weet dat de arrestatie van de Kroatische oud-generaal Ante Gotovina nog de enige voorwaarde was voor de start van onderhandelingen met Kroatië. In Oostenrijk vroegen ze zich hardop af of Gotovina dan hét grote verschil was tussen Turkije en Kroatië. De indruk was toch wel dat Kroatië op het vlak van democratie, mensenrechten en de aanvaarding van Europese waarden veel verder stond dan Turkije. En dat één man, Gotovina, daaraan niets verandert.

In de oude lidstaten van de Europese Unie ziet een meerderheid van burgers verdere uitbreiding niet meer zitten. Is dat niet verontrustend voor de Balkanlanden?

BUSEK: Het is geen uitbreidingsmoeheid. De mensen zijn de ontwikkeling van Europa beu. Het is allemaal te veel, te snel, en niemand heeft het goed uitgelegd. Ik ben erg kritisch over het gebrek aan transparantie. Die bijeenkomsten van de Europese staatshoofden en regeringsleiders bijvoorbeeld, het is altijd zo’n gesloten clubje! Ze vergaderen, komen daarna buiten, en zeggen dan simpelweg dat ze goed vergaderd hebben: job done. Maar als er in hun eigen land dan kritiek komt op zo’n Europese beslissing, dan zeggen ze: (imiteert flauw stemmetje) ‘Brussel heeft dat beslist.’

Kan een Europese grondwet iets oplossen?

BUSEK: Nee. Het echte probleem is dat we op dit moment een generatie Europese politici hebben die nogal egoïs- tisch optreedt. De Luxemburgse premier Jean-Claude Juncker heeft dat eens heel goed verwoord. Hij zei: ‘Als er op een grote Europese top iets beslist wordt, is het altijd: grote overwinning voor Frankrijk! Of: grote overwinning voor Duitsland! Of: grote overwinning voor het Verenigd Koninkrijk!’ Terwijl het toch af en toe ‘grote overwinning voor Europa!’ zou moeten zijn. Ik denk dat de meeste Europese politici die les nog niet hebben geleerd. We staan nu op een kritisch punt. Ofwel slagen we erin om samen te werken, ofwel zal een deel van Europa met de Amerikanen meelopen, een ander met de Russen, nog een ander met de Afrikanen, en de rest alle richtingen uit.

Ik heb wel het gevoel dat het nee tegen de grondwet in de Franse en Nederlandse referendums nuttig was voor Europa. Het was een signaal: als je het Europese project zonder de burgers wilt doen, zal het niet werken. Ook de uitbreiding is blijkbaar niet goed uitgelegd. Waar staan de Tsjechen? Hoe gaat het nu met de Polen? Wat is hun bijdrage aan Europa? Wat is onze bijdrage aan Europa? Wat winnen we met uitbreiding? Er wordt daar nog onvoldoende en slecht over gecommuniceerd.

Op 1 januari 2006 dragen de Britten het voorzitterschap van de EU over aan Oostenrijk. Een cruciaal dossier is de meerjarenbegroting. Als de Britten er niet meer in slagen om nog tot een akkoord te komen, zal dat de Oostenrijkers dan wel lukken?

BUSEK: Een moeilijke vraag. Oostenrijk is een nettobetaler, het draagt meer bij aan de Europese kas dan het eruit haalt. Dat maakt het makkelijker om de onderhandelingen te leiden. Dus er is een kans. En het moet nu eenmaal opgelost worden. Maar het blijft koffiedik kijken.

Wat verwacht u van de Oostenrijkse verkiezingen volgend jaar?

BUSEK: Het wordt bijzonder interessant. Oostenrijk lijkt op weg naar een situatie zoals in Duitsland, met dezelfde discussie over een groBe Koalition van socialisten en christen-democraten. Radicaal rechts is versplinterd in BZÖ en FPÖ, en de huidige coalitie van ÖVP en BZÖ zal dus waarschijnlijk niet meer mogelijk zijn. Rood-groen is misschien nog een alternatief, maar op dit moment boeken de groenen weinig vooruitgang.

Als de uitslag van de recente gemeenteraadsverkiezingen in Wenen zich nationaal doorzet, dreigt er met de nieuwe FPÖ wel een grote en nog extremere fractie in het parlement te verzeilen.

BUSEK: Zelfs als ze dezelfde uitslag halen als in Wenen, volstaat dat nog niet om mee een regering te vormen. Vergeet bovendien niet dat er in Wenen een opkomst was van wel 60 procent! De nieuwe sterke man van de FPÖ is erin geslaagd om in de moeilijke buurten enorm veel mensen te mobiliseren. Dat is een goede waarschuwing. Er moet dringend aandacht worden besteed aan de samenlevingsproblemen in sommige wijken, ook in Oostenrijk. Maar dan nog is dat vooral een stedelijk probleem, dat veel minder leeft op het platteland en in andere delen van Oostenrijk. Het was een schok. Hopelijk heeft hij een positief effect.

Door Gerry Meeuwssen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content