Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Talent in de topsport is: simpelweg met het juiste lichaam geboren worden. Om echt van een internationale topper te spreken, moet daar nog een jarenlange gedegen training bij komen, gecombineerd met een mentale sterkte die zich uit in een professionele instelling. In geen van die drie gebieden leek Usain Bolt bij het begin van zijn carrière over goede papieren te beschikken. En toch groeide dit Jamaicaanse fenomeen uit tot de nieuwe norm voor de sprint.

Bolt heeft nochtans allerminst het lijf van een sprinter. Daar is hij met zijn 1,96 meter te groot voor. En grote atleten, zo zal iedere sprintcoach zeggen, krijgen hun lichaam trager in beweging en doen er langer over om hun passenritme op topsnelheid te krijgen. Dat ze grotere passen kunnen nemen, helpt weinig, want tegen de tijd dat ze op snelheid komen, is de 100 meter al voorbij. Zo luidde de theorie die nu door Bolt naar de prullenbak is verwezen. Zijn reactietijden zijn immers tegen elke logica in uitstekend. Bij Bolts record op de 200 meter was hij zelfs het snelst weg van heel het deelnemersveld. En dat hij niet trager op snelheid komt, kun je zelfs met het blote oog zien: Bolt hoeft nooit een inhaalrace te lopen, nee, hij rent vanaf de start van zijn tegenstanders weg. De Jamaicaan doet dingen die onmogelijk werden geacht en luidt zo een nieuw tijdperk in voor de sprint.

In het oude tijdperk waren types à la Tyson Gay de norm. De Amerikaanse concurrent van Bolt is 1,80 meter en bijna zo breed als hij groot is. Gay is één bom samengeperste energie, zijn hele fysionomie is erop gericht om zo explosief mogelijk uit de startblokken te komen. Bolt blijkt dat echter even goed te kunnen én hij heeft maar 41 stappen nodig om de 100 meter uit te lopen, terwijl Gay het doet in 44 stappen. Die drie stappen kan Gay haast onmogelijk goedmaken, en het is maar zeer de vraag of een andere atleet van zijn lengte dat ooit nog zal kunnen, zelfs als die erin slaagt om nog explosiever te worden dan Bolt en Gay. De lange benen van Usain Bolt hebben gewoon een nieuwe standaard gezet. Net zoals je er in het zwemmen niet meer aan te pas komt als je kleiner bent dan Michael Phelps (1,92 meter) of Alain Bernard (1,96 meter), zo lijkt nu in de atletiek stilaan hetzelfde te gebeuren. Te beginnen op de 100 meter sprint, de meest in het oog springende discipline.

Usain Bolt werd tijdens de wereldkampioenschappen van Berlijn 23. Dat betekent dat zijn beste jaren eigenlijk nog moeten komen en dat hij in principe nog heel lang meekan. Carl Lewis, met zijn 1,91 meter trouwens een voorloper van het tijdperk-Bolt, behaalde op zijn 35e nog goud op de Spelen van Atlanta. Probleem voor Bolt is dat hij als prille twintiger eigenlijk al alles bereikt heeft wat er in zijn sport te bereiken valt. Hij heeft nu olympisch goud op de 100, de 200 meter en de korte estafette, net als wereldtitels in die disciplines. Het enige doel dat hem rest, is zijn eigen records scherper stellen, in de wetenschap dat niemand van zijn generatie in staat is om zijn huidige besttijden te kloppen.

Eventueel kan Bolt uitwijken naar de 400 meter om daar wereld- en olympisch kampioen LaShawn Merritt (ook 1,88 meter) uit te dagen. En vooral om het record van Michael Johnson van de tabellen te lopen. Voorlopig voelt de Jamaicaan daar echter niet veel voor. Hij zou er intensiever voor moeten trainen, wat normaal gezien ten koste gaat van zijn 100 meter. Al is ook hier de vraag of voor Usain Bolt de normale veronderstellingen wel opgaan.

Jef Van Baelen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content