Sommige mensen hebben beweging nodig om zich goed in hun vel te voelen. Anderen niet. Het verschil zit in de genen, zeggen wetenschappers.

Waarom doen sommige mensen aan sport en anderen niet? Waarom neemt de een straks deel aan de 20 km door Brussel en vindt de ander dat gekkenwerk? Volgens de gangbare hypothese doen mensen aan sport omdat bewegen hen oppept en omdat ze zich naderhand beter voelen. Sport zou angsten en depressieve gevoelens wegnemen. Om die reden wordt bewegingstherapie meer en meer ingezet bij de behandeling van depressies. Maar klopt die hypothese wel?

Wetenschapper Marleen de Moor van de Vrije Universiteit Amsterdam onderzocht het verband tussen sportiviteit en geestelijke gezondheid, en plaatste haar onderzoeksresultaten in een genetisch perspectief. Voor haar research maakte ze gebruik van gegevens die tussen 1991 en 2004 werden verzameld door het Nederlands Tweelingen Register. Om de twee à drie jaar vullen adolescente en volwassen Nederlandse tweelingen een vragenlijst in over hun levensstijl, gezondheid en persoonlijkheid. In totaal bevat het register gegevens over ruim twintigduizend personen.

EENEIIGE TWEELINGEN

Uit diverse studies is gebleken dat volwassenen die regelmatig sporten minder last hebben van depressieve gevoelens, minder neurotisch zijn en minder sociale problemen hebben. Ze zijn bovendien extraverter en beoordelen hun gezondheid vaker als goed. De positieve invloed van sporten op angstgevoelens wordt echter afgezwakt door de vaststelling dat een omvangrijke groep personen die niet beweegt toch geen last heeft van angsten, depressieve stoornissen of aanverwante problemen. Zij voelen zich prima zonder dat ze aan sport doen.

Marleen de Moor vergeleek die vaststellingen met de resultaten van het tweelingenonderzoek. Eeneiige tweelingen hebben de unieke eigenschap dat ze voor honderd procent hetzelfde genetisch materiaal bezitten. Als tweelingbroers of-zussen die meer aan sport doen minder angstig en depressief zouden zijn dan hun broers of zussen die niet sporten, kan daaruit worden geconcludeerd dat sportiviteit wellicht een positieve invloed heeft op de gemoedsgesteldheid. Maar als de sportieve helften van tweelingen niet minder angstig of depressief zouden zijn dan de niet-sportieve helften, zou dat veeleer duiden op een genetische invloed. De analyse van de onderzoeken heeft aangetoond dat de erfelijke aanleg een grote rol speelt. Zin hebben in sport en zich beter voelen door te bewegen zit grotendeels in de genen, stelt Marleen de Moor vast in haar proefschrift. Sportiviteit op zich leidt niet tot minder angsten en depressies.

Wat dan met de gunstige resultaten van bewegingsprogramma’s bij de behandeling van depressies? Volgens Marleen de Moor kan sporten best een gunstig effect hebben op de mentale gezondheid, maar dan vooral bij die groep mensen met een genetische aanleg die hen gevoelig maakt voor de effecten van sport. Die genetische factoren kunnen ook verklaren waarom sportieve ouders vaker sportieve kinderen hebben. Zin hebben in sporten zit grotendeels in de genen.

DOOR MARLEEN FINOULST

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content