De Zachte Weg van Harry van Barnevelt die straks op het EK judo in het Spaanse Oviedo zijn Europese titel van Oostende verdedigt.

Je hebt van die kerels waar je liever tegen drinkt dan vecht. Neem nu Harry van Barnevelt. Weegt wel eens 130 kilogram (“Dat was na de Spelen in Atlanta, maar dat had zo zijn redenen”), weegt ook wel eens 115 kilogram, meer zijn competitiegewicht. Maar nooit minder. Een béér. Toch lukt het hem niet er echt vervaarlijk uit te zien. Dat heeft dan te maken met die bolle wangen, en de zachte en goedlachse ogen. Of met de kleine oortjes. Het maakt van de kolos een knuffelbeer, een zachte beer.

In elk geval: Van Barnevelt is een waardig judokampioen, want ju-do staat voor de Zachte Weg.

Hij zocht ook zachtjesaan zijn weg naar de top. Harry van Barnevelt is 31 jaar geleden geboren in Amsterdam, maar woonde vanaf zijn zesde, na de scheiding van zijn ouders, met zijn Belgische moeder in Sint-Martens-Latem. En nu met de Waalse Carol en hun zoontje Kevin, zes jaar, diep in Wallonië, in Marche-en-Famenne. Hij traint vaak in Duitsland, Van Barnevelt blijft een beetje rondtrekken, heeft nog wat circusstreken. Dat kan ook moeilijk anders, zijn stiefvader was mecanicien bij een circus, in zijn jeugd trok hij altijd rond.

Een circusreusje dat sprak als een Hollander, dat vroeg om problemen. “Ik werd op school nogal gekloot met dat Hollands accent. Was ik een rotzakske geweest, dan had ik ze gewoon een tok op hun tanden gegeven, en dan was het gedaan.”

Maar Van Barnevelt doet de medemens liever geen pijn, en liever dan hem tokken te verkopen, wilde hij zich proper weren. En zo kwam Harry op zijn dertiende in het judo terecht, meegegaan met een kameraadje, ook een keer die witte pyjama aangetrokken. Hij bleek behalve ontzettend sterk ook getalenteerd, “ik won al meteen mijn tweede competitie. Zo ben ik erin gerold. Je droomt van een groter toernooi, dan van de Belgische Kampioenschappen, uiteindelijk van een medaille op de Olympische Spelen.”

Dat zou nog wel even duren, al hoorde Van Barnevelt – in ’87 inderhaast voor een EK-juniores tot Belg genaturaliseerd – op zijn 25ste, en dat is vrij jong in de categorie zwaargewichten, al tot de besten van de wereld. In ’92 won hij, als eerste buitenlander in de open categorie, de Kano-Cup, het meest prestigieuze Japanse toernooi. Daarvoor wordt hij nu nog in judo-land Japan met alle mogelijke egards behandeld. Het bleef zo’n beetje zijn favoriete toernooi, maar de komende Kano-cup, in januari, laat hij links liggen, “het past niet in mijn trainingsschema. ( Blaast🙂 En ik heb het toch al gewonnen… Ironisch bedoeld, hoor.”

Hij hoeft zich niet meer te bewijzen, het is wellicht meer zo bedoeld. Het is lang anders geweest. Tot ’96 grossierde Van Barnevelt weliswaar in eremedailles op de Europese Kampioenschappen (vier zilveren en vijf bronzen plakken) maar meer zat er blijkbaar niet in. Waardoor nationale coach Jean-Marie Dedecker hem op de vooravond van de Spelen in Atlanta publiekelijk afschreef. En zie, de Harry maakte zich een keer kwaad en pakte in Atlanta een bronzen medaille. “Achteraf zei Dedecker dat hij mij met zijn uitlatingen had willen prikkelen. Ik blijf erbij dat je mij daarmee nièt motiveert.”

In elk geval was Van Barnevelt vertrokken: vorig jaar haalde hij op het EK in Oostende goud en op het WK in Parijs volgde nog een keer brons. Op de komende Europese kampioenschappen, die op 14 mei in het Spaanse Oviedo van start gaan, verdedigt Van Barnevelt zijn titel. Zijn grootste concurrenten worden allicht alweer de Franse tweevoudige olympisch èn wereldkampioen Douillet, de Turk Tataroglu, de Duitser Möller en dan een stuk of wat outsiders, “een of andere Rus”. Het hangt allemaal dicht bijeen, “ik ben geen superman die er 37 koppen bovenuit steekt”, omschrijft Harry, “maar ik heb ze toch al allemaal verslagen.”

Hij is er klaar voor, fysiek in elk geval, na alweer een stage in Japan, vorige maand. Hij is intussen toch al “minstens twintig keer” een beetje gaan sterven in het land van de rijzende zon.

HARRY VAN BARNEVELT: Toch is het niet meer zo hard als vroeger. Niet meer zo racistisch, niet meer zo streng. In de Kodokan, het mekka van het Japanse judo, slapen we nog wel met zo’n twintig man samen, in kamers zonder verluchting, een betonnen kot, maar je raakt dat toch gewoon. De trainingen zijn ook minder hard. Toen ik negentien, twintig jaar was, sleurden mijn tegenstrevers mij tot voor de Sensei, de meester, waar ik dan gewoon werd afgemaakt. Dat vonden ze dan plezant. Dat is intussen veranderd, nu sleur ik ze rond ( lacht). Daarom is het ook mentaal gemakkelijker geworden. Op judovlak blijft het noodzakelijk, zo’n stage, gewoon omdat ik daar tenminste tegenstanders heb van mijn gewichtsklasse. Niet dat ik nog zoveel bijleer, maar je kan op technisch vlak altijd details verbeteren. In België kan ik dat niet, hier kan ik eigenlijk alleen trainen op fysiek en kracht. Mijn moeilijkste tegenstander hier is Daan De Cooman, maar die jongen weegt zo’n veertig kilogram lichter, bedrijft gewoon een heel ander judo.

Er staat geen opvolging klaar en intussen word jij wel al eens opa genoemd.

VAN BARNEVELT: ( Lachend:) Dat wordt gezegd, ja. Al is dat bij de zwaargewichten nog niet echt oud, de meeste toppers zijn toch al dertig of ouder. Ik verzorg mij ook goed, bouw op tijd rust in. Daarom beschouw ik dit jaar als een overgangsjaar. Ik wil niet weer als een zot tekeergaan. Dat kan pas weer vanaf volgend jaar, met de selecties voor de Spelen in Sydney, dan moet die bezetenheid er weer zijn. Het komende EK is het enige grote toernooi, maar dat ik zogenaamd titelverdediger ben, speelt voor mij geen enkele rol, zorgt in elk geval niet voor extra druk. Niet dat ik nu zeg je m’en fou, eenmaal op die mat wil je altijd winnen, natuurlijk, en een medaille lijkt mij wel haalbaar. Maar ik heb nu niet het gevoel: ik moèt want anders is mijn jaar om zeep.

Het Deburghgraeve-syndroom.

Dat is gewoon het leven-syndroom, je bioritme, een mens bestaat uit hoogtes en laagtes. Je kan niet altijd boven blijven, je moet ook een keer naar beneden gaan.

Dedecker zal het graag horen: typisch Van Barnevelt. Te gemakkelijk.

VAN BARNEVELT: Ach, Jean-Marie heeft zijn keppekindjes natuurlijk. Maar daar heb ik totaal geen last van. Maar blijkbaar heeft men zich een beeld gevormd: Van Barnevelt is een softie. En daar word ik stilaan doodziek van. Ik heb net in Japan drie weken voluit getraind ondanks een afgescheurde pees aan mijn duim. Ik krijg gewoon niet graag inspuitingen en zo, dat is alles.

Het gaat ook om een gebrek aan killerinstinct.

VAN BARNEVELT: Dat is nu eenmaal mijn karakter. Robert Vandewalle was een beest. Die had misschien nòg betere prestaties geleverd, had hij wat voorzichtiger getraind, wat meer rust genomen, minder agressief geweest ook. Maar ik ben nu eenmaal Harry van Barnevelt. Misschien had ik met zijn aanpak ook andere resultaten kunnen voorleggen, maar dat kan je niet weten. Ik luister meer naar mijn lichaam, bouw rust in. Anderzijds moet ik toegeven dat ik toch een beetje schrok van mezelf, toen ik de beelden terugzag van Oostende. Zoveel agressie op mijn gezicht…

Judo is ippons en wazhari’s. Maar ook bloedwurgingen, ademhalingswurgingen, eens een armpje kraken indien nodig. Waar leg jij je grenzen?

VAN BARNEVELT: Het is nu ook niet zo dat ik een schaap ben. Bij een armklem trek ik heus wel door, ga ik niet denken ik mag het ventje niet zeer doen. En ik shot ook geregeld op de schenen. Maar het klopt wel dat ik mijn tegenstander niet hààt. Ik ben nu eenmaal zachtaardig. Ik hou van mijn sport, wil altijd winnen, maar verder gaat het niet.

Je toert nu al twaalf jaar met de nationale ploeg de wereld rond, hebt afgezien, triomfen meegemaakt. Doe je het nog even graag?

VAN BARNEVELT: Heel zeker. Al mis ik op de stages fel Kevin. Maar anderzijds heb ik als circuskind nooit een ander leven gekend, heb ik altijd veel gereisd, ik kèn gewoon niet het fameuze thuisgevoel. De dag dat ik thuis zal moeten blijven, zal ik het lastig hebben, denk ik. Carol denkt er gelukkig ook zo over, zou mij nooit graag hele dagen op haar dak hebben ( lacht). Wellicht is ook mijn jeugd bepalend geweest, ik heb nooit dat home sweet home gevoel gehad. Ik voèl mij bijvoorbeeld ook geen Nederlander, Vlaming of Waal, voel mij overal thuis. Als men mij zou vragen om drie, vier jaar in Saudie-Arabië of Australië training te geven, en ze betalen goed, ben ik weg. Maar toch ben ik graag Belg, al is het toch een beetje een apenland ( lacht).

Wat hou je er fysiek aan over? Volgens testen met radioactieve stralen is er in jouw lichaam nog maar weinig heel gebleven?

VAN BARNEVELT: Er waren blijkbaar maar weinig gewrichten en spieren die nog niet getoucheerd zijn. Daar kies je dus voor: sport is gezond, maar topsport is dat niet. Trop is te veel, hé. Je zou mij eens ’s morgens moeten zien opstaan: alles kraakt en spokt, als een oud mannetje. Na mijn carrière betert dat misschien wel, maar ik zal er toch altijd iets aan overhouden. Maar het zal de moeite waard zijn geweest. We hebben fantastische tijden meegemaakt. Je doet het voor jezelf natuurlijk, maar het groepsgevoel dat Jean-Marie heeft gecreëerd, blijft heel belangrijk. We leven toch zes maanden per jaar samen. Er zijn natuurlijk wel eens spanningen, maar dat heb je in elke familie. Met de federatie is er ook altijd wel ergens een probleempje, maar dat heb je ook overal. Alleen wordt dat nu in het judo uitvergroot, door de successen die zijn behaald. Ik lig nu trouwens ook een beetje overhoop met een van de bestuurders, maar meer wil ik daar niet over zeggen, het raakt wel opgelost.

Na Atlanta wilde je nog bodyguard worden, of politieagent, maar intussen heb je toch je zaakjes goed geregeld: een contract bij het BOIC en sponsorcontracten bij Bacob, Randstad en Nissan.

VAN BARNEVELT: Door de auto die ik van Nissan kon krijgen, is mijn contract met het BOIC, die een auto bij Ford wilde leasen, intussen wel gehalveerd. Maar ik verdien nu toch al meer dan 31.000 frank per maand.

Laten we zeggen: het dubbele?

VAN BARNEVELT: Oké, de waarde van de auto inbegrepen dan.

En Randstad zou je ook na je carrière verder helpen.

VAN BARNEVELT: Daar zijn afspraken over gemaakt, het is misschien een mogelijkheid voor later. Eerst zal worden onderzocht waar mijn capaciteiten liggen, via cursussen kan ik dan worden opgeleid om er dan binnen twee jaar in te stappen.

Ongeacht wat nog volgt: kan je nu al tevreden terugblikken op je carrière?

VAN BARNEVELT: Tien Europese medailles, een olympische medaille en brons op een WK: wie kan dat zeggen? Ik zal toch niet moeten zeggen shit, ik heb mijn tijd verloren. Zonder het goud van Oostende had ik misschien wel zo moeten denken: altijd net niet.

En hadden ze je een softie blijven noemen.

VAN BARNEVELT: Ik heb liever dat ze mij een knuffelbeer noemen dan een crapuul, zoals die keer in Humo. Een buitenwipper, een bokser, hing daarin een compleet verzonnen verhaal over mij op. Ik had zogezegd in een dancing een vechtpartij uitgelokt. Terwijl ik er niks mee te maken had. Ik kreeg wel een kroket op mijn bakkes. Ik ben half groggy buitengegaan. Ik vermijd nu wel liever bals of thé dansants. Omdat ik weet dat er wel eens van die stoere gasten zijn, altijd in bende, die met een stuk in hun voeten….. Van Barnevelt willen uitdagen. Ge kent dat: tegen mij durf je niet vechten, hé… Dus probeer ik dat te vermijden. Omdat ik weet wat de gevolgen kunnen zijn als ik er één een tok zou geven.

Gij zijt een goed mens, gij.

Ach, ik heb toch wel een beetje een speciaal karakter.

Frank Buyse

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content