Op dertigjarige leeftijd en na dertien jaar proftennis houdt Stefan Edberg ermee op. Zijn ultieme ambitie : dit weekend met Zweden, in Malmö, voor de zesde keer de prestigieuze Davis Cup winnen.

AFSCHEID nemen kan pijn doen. Stefan Edberg deed het bijna een jaar lang met zijn beate glimlach en zonder verpinken, maar begin van de maand tijdens zijn laatste reguliere toernooi in Stockholm en na verlies in de eerste ronde tegen zijn landgenoot Kulti werd het ook hem net te veel. Toen een paar duizend kelen ?Tusen Takk? schreeuwden, knikten voor het eerst Edbergs knieën en moest hij onder het helle licht van de schijnwerper een eerlijke traan wegwissen. Gelukkig kon Edberg alweer lachen toen hij even later zijn laatste van een rommelkamer vol afscheidsgeschenken in ontvangst nam : een schommelstoel waarin hij als gepensioneerde mag wegmijmeren over anderhalf decennium aan de absolute tennistop.

De beslissing om er nu mee op te houden, nam Stefan Edberg in het najaar van ’95. Hij had een naar zijn normen ontstellend zwak jaar achter de rug met amper één toernooizege en veel meer uitschakelingen in eerste ronden dan hij ooit gewend was geweest. Edberg herinnert zich : ?Het besef dat het einde nabij was, kwam op Wimbledon. Ik moest er, op een buitenbaan dan nog, spelen tegen een Belg die ik nog nooit gezien had, Dick Norman. Na anderhalf uur was het afgelopen. Hij maakte me af met zijn opslagen. Ik reageerde telkens een fractie te laat. Ik verliet het terrein met een hoofd vol vraagtekens. Wat had ik daar staan doen, waarom verloor ik van een speler die ik normaal vlot had moeten verslaan ? Ik besefte dat ik nog wel goed tennis in me had, maar dat mijn beste periode van vier of vijf jaar vroeger niet meer zou terugkomen, dat ik mijn limieten bereikt had en dat mijn resultaten niet meer beantwoordden aan mijn eisen. De beslissing viel me niet zo zwaar. Veel spelers moeten afhaken omdat hun lichaam niet meer mee wil, anderen moeten stoppen omdat hun rangschikking steeds slechter wordt. Ik wou de fout niet maken van te lang door te gaan. Daarom heb ik in het najaar van ’95 besloten om nog exact één jaar te spelen. Om nog één keer naar Wimbledon te gaan, nog één keer naar Flushing Meadow, nog één keer te proberen om de Davis Cup te winnen. Dan is de pret er af, dan is het tijd om het blad om te draaien.?

Stefan Edberg heeft het allemaal realistisch bekeken. Zijn seizoenstart was ronduit slecht en alleen tijdens de Grand Slams in Parijs en New York toonde hij nog flitsen van zijn superbe klasse. Maar de jongste maanden, met het afscheid in zicht, ging het weer wat beter. Tijdens de halve finales van de Davis Cup in Praag won Edberg zijn twee enkelspelen. In Wenen geraakte hij in de halve finale na winst tegen Thomas Muster, in Parijs ging hij onderuit in de kwartfinales tegen zijn landgenoot en de man in vorm Thomas Enqvist. Nadat hij lange tijd schommelde tussen positie 20 en 40 op de wereldranglijst, sluit Edberg zijn carrière af waar hij thuis hoort, in de top-20.

REGELMAAT.

Stefan Edberg was er, zeker 25 jaar geleden, vroeg bij. Op amper zevenjarige leeftijd kreeg hij zijn eerste tennislessen in Vastervik, een provinciestadje ten zuiden van Stockholm. Edberg had talent, natuurlijk, en profiteerde van het erg sociale Zweedse sportsysteem dat overal in het land vlot toegankelijke sport- en dus ook tennisclubs had ingeplant. Nadat hij de nationale talentenjacht, de Donald Duck-competitie gewonnen had, trok hij één keer in de maand naar Stockholm waar hij werd opgemerkt door Percy Rosberg, de coach van de toenmalige absolute vedette Björn Borg. Rosberg zette Edberg op het pad van het professionalisme en liet hem, tennistiek niet onbelangrijk, zijn dubbelhandse backhand veranderen in een éénhandige. Die backhand zou één van Edbergs sterkste slagen worden.

Na de periode-Rosberg maakte Edberg kennis met Tony Pickard, de Engelse gewezen Davis-Cupspeler, die hem bijna zijn hele carrière lang zou begeleiden. Pickard zou Edbergs grootste houvast worden in het circuit en daarbuiten : ?Tony is zo’n beetje mijn tweede vader geworden. Hij trok met me rond omdat mijn ouders geen Engels verstonden. Tony heeft me altijd excellente raad gegeven, zowel zakelijk als tennistiek. Alhoewel we twee verschillende karakters hadden, vulden we mekaar perfect aan. Hij stimuleerde me altijd in de juiste richting. Dat we van een andere generatie waren, ervoer ik veeleer als een voordeel dan als een nadeel.?

Edberg stootte in de jeugdcategorieën vrijwel onmiddellijk door naar de top. In ’80 en ’82 werd hij Europees juniorenkampioen. In ’83 slaagde hij erin om de Junior Grand Slam te winnen. Alleen de Amerikaan Butch Buchholz deed het hem voor in ’58, tot dusver kon niemand die krachttoer kopiëren.

Edberg was al prof op zijn zestiende. In 1984, toen hij achttien jaar was, brak Edberg echt door. Hij won zijn eerste toernooi in Milaan waar hij de twee jaar oudere Mats Wilander versloeg. In de zomer was hij de beste op het Olympisch demonstratietoernooi in Los Angeles en tegen het einde van het jaar was hij opgerukt naar de 20ste plaats op de wereldranglijst. Van 1985 af stond Edberg negen jaar ononderbroken in de top-10 van de wereld. Een opsomming van de 41 titels, waaronder 6 in Grand Slams, die Edberg behaalde is hier weinig relevant. Edberg zelf gaat vooral prat op zijn regelmaat : ?Ik ben aan de start gekomen van 54 opeenvolgende Grand-Slamtoernooien, heb twee seizoenen afgesloten als nummer 1 op de wereldranglijst en heb op een haartje na tien jaar top-5 gemist.?

WIMBLEDON.

Edberg situeert zijn topperiode logischerwijze tussen 1987 en 1993. In die periode speelde hij acht Grand-Slamfinales waarvan hij er drie won. En drie van die finales speelde hij op Wimbledon, het toernooi waaraan hij de mooiste herinneringen bewaart : ?De finale van 1988 tegen Boris Becker beschouw ik als het absolute hoogtepunt in mijn carrière, meer nog dan die op de US Open van 89 waar ik tegen Jim Courier wellicht mijn allerbeste tennis ooit gespeeld heb. Mijn allereerste Wimbledonfinale begon nochtans raar met een eindeloos regenachtige zondag. Ik dacht veel na over de finale op Queens, drie weken eerder. Ik had die, tegen Becker, verloren met twee dubbele fouten. Om de tijd te doden, speelde ik de hele middag kaart met Tony Pickard. Toen het al bijna donker werd, konden we amper vijf games spelen. Ook maandag regende het lange tijd. Pas in de late namiddag kwam de zon erdoor. Ik herinner me het verlies van de eerste set, de tie break van de tweede waarin ik de match deed kantelen in mijn voordeel. De vierde set ook, het laatste punt. Een lange rally, ik volleyde aan het net, Becker die een bal op mijn lichaam speelde en in het net sloeg. Ik ben op mijn rug gevallen, opgelucht en in de hemel zoals nooit tevoren. Op dit moment had ik altijd al gewacht.?

Aan een andere finale, in 1989 in Parijs en op Roland Garros bewaart Edberg zijn slechtste herinnering. Edberg verloor, nadat hij met twee sets tegen één had geleid, nog in vijf sets van de zeventienjarige Michael Chang die eerder in dat toernooi Ivan Lendl met een pollepelservice compleet uit zijn lood had gehaald : ?Ik heb vaak aan de match tegen Chang gedacht tijdens de jongste Roland Garros. Zeven jaar na datum moest ik opnieuw, maar nu in de achtste finales, tegen hem op le court central spelen. De intensiteit, de kwaliteit lagen enorm hoog. In mijn geest was de zege een finale-overwinning waard. Maar in de volgende ronde ging ik eruit tegen Marc Rosset en was mijn allerlaatste kans op een Grand-Slamzege in Parijs weg. Het besef van wat ik in ’89 tegen Chang had laten liggen, was enorm groot.?

RECLAMEMACHINE.

Stefan Edberg beschouwt Boris Becker die zelf als zestienjarige voor het eerst Wimbledon had gewonnen, als de hardnekkigste tegenstander in zijn carrière : ?We hebben ontelbare keren gespeeld tegen mekaar. In die duels hebben we telkens onze grenzen verlegd. We hadden natuurlijk onze verschillen. Boris is plots naar de top geschoten. Ik ben langzamer naar de top gegroeid. Hij heeft ook meer ups en downs gehad. Gedurende drie jaar heeft hij in grote toernooien weinig laten zien. Dat ik nu sneller de jaren voel, heeft wellicht te maken met onze verschillende manier van spelen. Becker kan zich verlaten op zijn opslag en daarmee makkelijke punten scoren. Ik moest als serve and volleyer altijd naar het net stormen. Dat kost meer kracht. Ik ben heel lang van blessures en slijtage gespaard gebleven, maar tijdens de laatste US Open had ik zodanig veel last ter hoogte van mijn achillespezen, dat ik nog nauwelijks kon lopen. Mijn manier van spelen is bijna achterhaald. De meeste tegenstanders blijven achterin en passeren je met bruut geweld langs alle kanten als je aan het net staat. Maar ik denk dat Becker ook langzamerhand de voeling met de top zal verliezen. Het wordt ook voor hem almaar zwaarder.?

Edberg heeft veel respect voor Becker, maar de allerbeste tegenstander was Pete Sampras : ?Sampras is completer dan alle anderen. Hij kan punten scoren van achteren uit, hij beheerst serve and volley. John McEnroe was ook fantastisch aan het net, maar Sampras is solider. Hij heeft de kracht, de slagen, de elegantie en de touch. Hij is ook de enige die jaar in jaar uit regelmatig is. Hij is mijns inziens de beste speler aller tijden. Een André Agassi is bijvoorbeeld meer een reclamemachine. Hij komt en gaat, zoals vele anderen.?

De eenzijdige evolutie van het tennis naar pure kracht vanop de baselijn baart Edbert enigszins zorgen : ?We kunnen de vooruitgang niet tegenhouden. De fabrikanten brengen steeds modernere en krachtigere rackets op de markt, de ballen worden sneller, de banen ook. We kunnen dat niet verhinderen. Een wijziging van de reglementen van twee opslagen naar één, tragere ballen, het net dat hoger moet hangen, het servicevak dat kleiner moet ; het lijkt me niet de juiste oplossing. Volgens mij moeten we weer meer persoonlijkheden op de baan krijgen. Maar de sport is zo ontzettend professioneel geworden dat alleen met opperste concentratie nog kan gewonnen worden. De spelers lijken bijna robotten omdat ze niet anders kunnen. De reglementen zijn erg streng, alles is voorgeschreven. Een woedeuitbarsting kan je bij wijze van spreken fataal worden. Ik ben altijd een kalme geweest, maar ik moet toegeven dat ik vroeger genoot van McEnroe. Ik had als speler graag iets meer van hem in mijn bloed gehad.?

CHEF D’EQUIPE.

Nog één opdracht rest Stefan Edberg dus voor hij op prepensioen mag. Van 29 november tot en met 1 december gaat hij met de Zweedse Davis-Cupploeg in de Malmömässan, een omgebouwde Saabfabriek in Malmö, op zoek naar een zesde zege in de meest prestigieuze landencompetitie. Frankrijk is de verrassende tegenstander.

De twee finalisten hebben een rijke Davis-Cupgeschiedenis. Frankrijk doet al mee van 1904, de Zweden van 1925. De Fransen wonnen met de legendarische ?mousquetaires?Lacoste, Brugnon, Cochet en Borotra zes titels op rij tussen 1927 en 1932 en zorgden in 1991 in Lyon voor één van de absolute hoogtepunten in de geschiedenis van de competitie door de onklopbaar gewaande Amerikanen met spitsspelers Sampras en Agassi te verslaan. Vorig jaar balanceerde het team van coach Yannick Noah nog op de rand van de degradatie uit de wereldgroep, maar dit seizoen loopt alles bijzonder vlot. Na probleemloze 5-0-zeges tegen Denemarken en Duitsland, zonder het duo Becker- Stich, moesten de Fransen alleen erg diep gaan in de halve finale tegen Italië. Het dubbelpaar Forget- Raoux en de enkelspelers Boetsch en Pioline bogen een 0-2-achterstand na de eerste dag om in 3-2-kwalificatiewinst.

Voor de twaalfde Franse finale doet Noah een beroep op zijn kern van tegen Italië. Een robuuste kern. Pioline en Boetsch zijn top-30, dubbelspecialist Forget en relatieve nieuwkomer Raoux staan ook in de top-60. Het grootste Franse probleem is en wordt wellicht het gebrek aan regelmaat. Boetsch en Pioline kunnen bij momenten met hun racket toveren, maar hebben vaker dan goed is, ook vlagen van absenteïsme op de baan.

Op papier hebben de Zweedse gastheren alle troeven in handen om voor de zesde keer te triomferen. Het thuisvoordeel, het spelerspotentieel en de recente prestaties in de doordeweekse en Davis-Cupcompetitie spreken in hun voordeel. Neem gewoon de voorbije twintig jaar in de Davis Cup. Alleen de Zweden, de Tsjechen en de Italianen zijn sinds de wereldgroep (de beste 16 tennislanden) gecreëerd werd, nooit uit het elitegezelschap gedegradeerd. Na een kortstondig vacuüm na een eerste zege in 1975 met Björn Borg, speelden de Zweden in de jaren tachtig zeven finales op rij. Ze wonnen er drie van. En twee jaar geleden in Moskou en tegen thuisfavoriet Rusland slaagden ze erin om voor de vijfde keer de trofee te winnen.

Stefan Edberg heeft zijn hart aan de Davis Cup verpand. Hij debuteerde in de luwte als dubbelspeler in de finale van 1984 tegen Amerika. Tegen de kibbelende vedetten Connors, Mc Enroe en dubbelspeler Fleming behaalde het jonge kwartet Wilander- Sundström-Edberg- Karrud in het dolgedraaide Scandinavium in Gothenburg een sensationele 3-0 overwinning.

Dertien jaar na zijn debuut sluit Stefan Edberg in eigen land de cirkel. Hij kijkt er naar uit : ?Mijn eerste selectie in ’84 is onvergetelijk. De winst tegen de wereldkampioenen Mc Enroe-Fleming herbeleef ik nu. De Davis Cup betekent heel veel voor me. De vorige en de huidige coaches Sjögren en Hageskog slaagden er telkens in om van onze kameraadschap en talent echte wapens te maken. We willen tegen Frankrijk onze rol als favoriet niet ontlopen. We hebben een sterk, hecht team. Thomas Enqvist is sinds zijn debuut vorig jaar in de halve finales tegen Amerika mentaal en tennistiek gegroeid. Hij heeft sindsdien alle matchen met inzet gewonnen. Na zijn overwinningen ook in de toernooien van Parijs en Stockholm is hij de ?chef d’équipe?. Kulti en Björkman zijn erg sterk in dubbel. Ik beschouw mezelf zo een beetje als de vader van de groep. De andere, jongere spelers hebben respect voor wat ik gepresteerd heb. Het leeftijdsverschil vormt geen enkel probleem. Voor deze finale moeten we ons, zeker ik, wapenen voor de druk. Alhoewel. In Praag tijdens de halve finale was de druk enorm en ik ben er toch goed doorgekomen. De stress tijdens mijn gewoon afscheidstoernooi in Stockholm zal groter geweest zijn dan die in Malmö, vermoed ik toch. Ik zal er niet alleen staan, we vormen een team. Ik moet niet winnen, een fout die ik maak, kan worden goedgemaakt door Enqvist of Björkman en Kulti. Maar ik ga er van uit dat ik, als de conditie goed is, niet onderuit zal gaan door de stress. Een afscheid met een zege zou zonder meer sensationeel zijn. Maar hoe ik me daarbij zou voelen, weet ik niet. Eerst spelen en rustig blijven.?

Op zijn Zweeds dus.

Dirk Gerlo

Stefan Edberg in Roland Garros van dit jaar : Mijn resultaten konden niet meer beantwoorden aan mijn eisen.

Het hoogtepunt : de winst van Wimbledon ’88 tegen Boris Becker. Ik ben op mijn rug gevallen, opgelucht en in de hemel zoals nooit tevoren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content