“The turn of the screw” van Benjamin Britten in de Munt. Stap voor stap in de kindergruwel.

Voor sommige Engelsen, althans een hoofdredacteur van een Brits muziektijdschrift, is muziekdirecteur van de Munt Antonio Pappano veel te Amerikaans. Wat hij daarmee bedoelde, is niet zo duidelijk. Maar toen hij dat zei, kan hij Tony nooit het War requiem of Peter Grimes hebben horen dirigeren en zeker niet The turn of the screw. Een oratorium en twee opera’s van Benjamin Britten, waarvan de laatste op dit ogenblik in de Munt op het programma staat, de meest Engelse muziek. Vooral “The turn of the screw” kan nergens anders dan in Engeland gesitueerd worden, het verhaal niet, de muziek niet. Het verhaal is verschrikkelijk.

Wat lijkt op een spookverhaal, verbergt en reveleert slechts stapje voor stapje de gruwel van kindermisbruik. De achttienjarige Britten hoorde het oorspronkelijke verhaal van Henry James uit 1898 voor het eerst als luisterspel op de radio. Het thema is bij hem blijven gisten en hij componeerde het in 1954 als opdrachtwerk voor de biënnale van Venetië. Het werk baadt in een koortsachtige dubbelzinnigheid. We komen niet te weten of het nu de gouvernante is die hallucineert en spoken ziet, dan wel de kinderen, behekst door boze herinneringen.

Librettiste Myfanwy Piper, de vrouw van zijn decorateur, legde iets andere accenten dan James. De geesten krijgen bij haar een reële gedaante. De fascinatie van Benjamin Britten voor dit gegeven lijkt terug te gaan op persoonlijke en gelijkaardige ervaringen tijdens zijn jeugd. Hij staat aan de kant van kinderen, in het bijzonder aan die van het jongetje Miles.

Titel van de opera is “The turn of the screw”, wat we zouden kunnen vertalen als de draai aan de schroef. De uitdrukking komt nergens in de opera zelf voor. Maar het gaat niet om één stevige draai, wel om zestien graduele, bijna onvoelbare slagjes. Piper maakte er geen continu verhaal van maar deelde haar libretto op in korte onafhankelijke scènes die dramaturgisch listig evolueren van een luchthartig opgewekte toon tot het beklemmende en verpletterende einde.

De muziek die Britten hierbij schreef, is zonder meer geniaal. Meer dan een klein kamerorkest had hij hiervoor niet nodig. Hij laat de scènes voorafgaan door een thema en vijftien variaties, de Britten zo typerende interludes. Het thema bevat de twaalf tonen van het octaaf, maar heeft verder niets vandoen met de dodecafonie die op dat ogenblik, vlak na de oorlog, zowat de norm was. Wat dat betreft, was hij conservatief; conservatief maar creatief. Springt de verhaallijn schijnbaar willekeurig van links naar rechts, de muziek volgt een ijzeren en rechtlijnige logica.

UITROEPTEKENS

Telkens wordt de schroef een slagje strakker aangespannen. De dingen waar de tekst schijnbaar achteloos overheen gaat, krijgen er door de muziek bij wijze van spreken extra uitroeptekens bovenop. De dubbelzinnigheid zit ook in de frêle kinderwereld. Eenvoudige en onschuldige kinderliedjes krijgen van Britten een bittere en niet zo onschuldige ondertoon en verwijzen naar de holle, lugubere spookwereld.

Die complexe muziekwereld houdt dirigent Antonio Pappano zeer strak in de hand. Het muzikaal verhaal blijft intens en sober, hij vermijdt dramatische uithalen en toch legt hij veel empathie in de muziek. Door de kleine bezetting moeten de kinderen geen moeite doen om boven het orkestraal geweld uit te komen. De jongenssopraan Leo van Cleynenbreugel die we al kenden uit Artesia van Dirk Brossé, zingt een aandoenlijke en toch wereldwijze Miles. Lynda Simons (Flora) is al een professionele zangeres en toch heeft ze nog een uitermate jong timbre. De Noorse Anne Bolstad klinkt niet zo spookachtig (Miss Jessel) als wel zou mogen, ze heeft een warme stem.

Anne Evans is een efficiënte huishoudster en Anthony Rolfe Johnson als Quint schittert niet door vocale glans maar door zijn constant ingehouden sinistere toon, een pareltje van een doeltreffend de dramaturgie dienende rol. Draait de muzikale schroef van Britten langzaamaan iedereen tot moes, in de rol van de gouvernante zit er een merkwaardige tegenbeweging. Haar persoonlijkheid groeit, tot ze bereid is om de confrontatie aan te gaan met de duistere krachten. Susan Chilcott profileert zich op het Brusselse podium meer en meer als de ideale Britten-sopraan. Haar optreden kan niemand koud laten.

Het verhaal speelt zich af in een geïsoleerd landhuis. Op scène in de Munt, een virtuoos decor van Stefanos Lazaridis, is het duister spaarzaam uitgelicht, met een enorme schuin opgestelde one-wayspiegel als achtergrond. Daardoor kunnen er twee, drie, meerdere werelden ontstaan, parallelle of spiegelende, met daarbovenop plotselinge en schijnbaar onverklaarbare verschijningen. Dat technische hoogstandje kan zowel dienen om een vleugje poëzie in deze zwarte wereld aan te brengen – de spiegeling van uitgestrooide bloemen -, om de vele ruimtes van het landhuis te suggeren als om de brutale, schokkende en meervoudige verschijningen van Quint te realiseren. De voorstelling in een regie van Keith Warner is intens, de muziek, de taal en het thema zijn actueel. Ze is hard, ze troost niet, maar ze vertaalt het leed van het kindermisbruik van de jongste jaren naar een artistieke dimensie.

Britten, “The turn of the screw” in de Munt tot 3 juli.

Lukas Huybrechts

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content