?Orphée aux Enfers? van Offenbach : een spetterend spektakel in De Munt.

Wie even uit de dagelijkse zorgen weg wil en zijn ziele- en kiespijn twee uur wil vergeten, die moet proberen alsnog een plaatsje te bemachtigen in De Munt. Daar spelen ze namelijk ?Orphée aux Enfers? van Jacques Offenbach (1819-1880), de man die de ?vader van de operette? wordt genoemd. Deze opéra bouffe is een meesterwerk, vol sprankelende melodieën die dagenlang in je blijven naklinken. Eén ervan kent iedereen : het is de populaire french cancan.

?Orphée aux Enfers? is een parodie op het klassieke verhaal uit de Griekse mythologie, dat sinds de ?Orfeo? van Claudio Monteverdi uit 1607 ook de tranen beladen story bij uitstek was voor nog zo’n drie dozijn andere componisten. De bekendste bij het grote publiek is ongetwijfeld die van Christoph Willibald von Gluck. Offenbachs ?Orphée? is echter niet om bij te huilen, behalve van het lachen. Heel geestig. Geen oppervlakkige lolbroekerij, maar zowel een briljante parodie op de ?grand opéra? als een satire op het mondaine leven in Parijs en het politieke gedoe ten tijde van het Second Empire. Het libretto is van Hector Crémieux, naar een idee van Ludovic Halévy. Alles wat met antieke goden, menselijke branie en burgerlijke moraal te maken heeft, wordt tot moes gemalen en genadeloos belachelijk gemaakt. Niet vulgair, wel fris en vrolijk.

Kort samengevat luidt het verhaal : het echtpaar Orphée en Euridice zijn op elkaar uitgekeken. Zij is verliefd op ene Aristeus, die in werkelijkheid Pluto is, de god van de onderwereld. Dat kan Orphée, vioolleraar aan het conservatorium, eigenlijk geen barst schelen, gezien zijn eigen amoureuze situatie met de nimf Chloé. Maar de ?Publieke Opinie? of het Algemeen Fatsoen dwingt hem om zijn vrouw terug te halen. Voor deze moeilijke opdracht vraagt hij hulp aan oppergod Jupiter. Die gaat zelf met de hele godenbende een kijkje nemen in de Hades, maar raakt op zijn beurt prompt verslingerd op Euridice. Als Pluto zich gedwongen ziet haar te laten vertrekken, neemt de geile Jupiter haar tot grote vreugde van Orphée die liever bij zijn nimf blijft als bacchante mee naar de Olympus, waar altijd plezier is.

Het was voor Offenbach een gedroomd libretto. Bij hem zat het namelijk zo, dat enkel een goede tekst zijn muzikale fantasie kon prikkelen. Voor de beoordeling van libretti lette hij niet zozeer op literaire maar vooral op theater-praktische gezichtspunten. Met passages die voor zijn muziek geen ?effecten? opleverden, wist hij niets te beginnen. Deze effecten wilde hij op de eerste plaats komisch, want voor hem moest elk stuk barsten van vrolijkheid. Met humor kan je alles zeggen.

JE KOMT OGEN TE KORT

Op dit Orphée-libretto zette hij sprankelende muziek, doorspekt met toespelingen en quasi-citaten uit bekende composities. Daar zit ?J’ai perdu mon Euridice? van de al genoemde Gluck natuurlijk bij. En ook heel even de ?Marseillaise?, kort en krachtig, zoals het in een gesproken komedie niet mogelijk zou zijn.

De Munt heeft deze fascinerende opéra-bouffe uitgebouwd tot één van haar memorabelste producties. Dat is vooral dankzij Herbert Wernicke, die tegelijk verantwoordelijk is voor regie, decors, kostuums en belichting. Hij heeft er een ongeëvenaard spektakel van gemaakt, vol kleur, dynamiek en visuele grappen. Je komt ogen te kort. Het is ook een schoolvoorbeeld van actualisering : het decor is het interieur van het vlak bij de Munt gelegen café ?A la Mort Subite?. De Publieke Opinie, vertolkt door Désirée Meiser, is een onvervalste Brusselse poetsvrouw. Dan is er de hond Cerberus, een enorm beest. Hij is niet de verscheurende griezel uit de Hades, maar een brave lobbes die het liefst van al wil slapen. Onder diens wollig langharige bruine vacht zit Thomas Stache te zweten, te brommen en te blaffen. Een geweldig visueel moment is ook wanneer er een reusachtige locomotief door het dak dondert, hijgend en puffend, met veel rook. De vooruitgang èn de ondergang. Heel indrukwekkend. Als dat gebeurt, wordt de zaal wild enthousiast.

Alle acteurs zijn gemotiveerd en gaan op in hun spel. Alexandru Badea is geknipt als Orphée en speelt daarbij nog knap viool. Elizabeth Vidal vertolkt een verleidelijke Euridice. Ze zingt tegen de sterren op met virtuoze coloraturen, en is bovendien mooi om te zien. Voortreffelijk zijn ook de aan twee koorden bengelende Frank Cassard als Mercurius, Dale Duesing als Jupiter, Sonja Theodoridou als godin Diane, André Jung, die een onvergetelijke John Styx op het podium zet, en ten slotte de uitstekend zingende en acterende Marie-Noëlle de Calatay als Cupidon. Plus nog anderen.

Het Muntorkest onder leiding van Patrick Davin vedelt en blaast voortreffelijk. Misschien een ietsje te braaf, te gaaf, denk je. Dat is echter enkel schijn omdat het er op de scène zo ongegeneerd spontaan aan toe gaat. Vooral als op het einde de goden en helden in een wilde galop infernal een wervelende cancan rondhossen en de hele zaal ritmisch meeklapt.

Fons de Haas

Offenbach, ?Orphée aux Enfers?, De Munt, nog voorstellingen op 27/3 en 1, 2, 4 en 5/4 om 20.00 en op 30/3 om 15.00 Tel. 02/229.12.11.

Orphée aux enfers. Het bonte gezelschap in het café A la Mort Subite, met achteraan de binnengedonderde locomotief en vooraan, onder tafel, Cerberus, de vervaarlijke hond van de Hades : een schoolvoorbeeld van actualisering.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content