Zaterdag spelen de Rode Duivels tegen Spanje hun voorlaatste wedstrijd in de voorronde van de wereldbeker 2006. België kan zich nóg altijd kwalificeren, maar de kansen worden stilaan klein. Een interview met Emilio Ferrera, kenner van het Spaanse voetbal.

Op weg naar La Louvière overvallen een mens soms de vreemdste gedachten. Bijvoorbeeld: hebben we nog een kans om in Duitsland te geraken? De vraag is in dit land eerder gesteld. De Rode Duivels spelen nog twee wedstrijden in de voorronde van de wereldbeker, tegen Spanje en in Litouwen, en hun kansen zijn gering. Ze waren veel groter geweest mocht Servië-Montenegro vorige maand in Spanje zijn gaan winnen, maar dat is niet gebeurd. En dus moeten de Belgen imperatief de Spanjaarden verslaan, en wel met 4-0. Kan dat? Natuurlijk kan dat niet, we moeten niet onnozel doen. Zelfs niet in Knack.

Maar om de moed al niet bij voorbaat te verliezen, bellen wij aan in het Stade de Tivoli in La Louvière, waar Emilio Ferrera trainer is. Kritische observator van het Spaanse voetbal. En schoonzoon van VRT-coryfee Marc Stassijns, dat schept een band met de auteur van dit stuk. En het een gezegd gelijk het ander: de Seleccion doet het al niet veel beter dan de Rode Duivels.

EMILIO FERRERA: In Spanje zijn de nationale ploeg en heel wat clubs in hetzelfde bedje ziek: ze missen efficiëntie. In de jaren tachtig heeft het Spaanse voetbal een zuurstofinjectie gekregen toen Johan Cruijff trainer werd van Barcelona. Die zorgde voor een nieuwe filosofie, bijna een revolutie, in de manier van voetballen. Het Spaanse voetbal van de jaren zeventig en tachtig was, om het beleefd te zeggen, wat aan de saaie kant. Ook bij de topclubs. Toen kwam Cruijff, en die gooide de boel om. Hij leerde zijn ploeg op balbezit te spelen, het veld breed te houden, en de vleugels te gebruiken. Barça heerste over de bal, en wachtte geduldig tot er een opening viel in het spel van de tegenstander om dan toe te slaan.

Het probleem is dat iedereen dat nadien heeft willen kopiëren, vooral dan dat balbezit. ‘Als wij de bal hebben, hebben de anderen hem niet’, dat was de redenering. Maar met balbezit ben je niet veel als het niet tot doelkansen leidt. En wat kregen we: tik, tik, tik, tik, tik, desnoods vijftien passen na elkaar, maar altijd in de breedte of achteruit. Mooi om zien, maar zelden gevaarlijk.

Welke ploegen blinken de jongste jaren uit in de Champions League? FC Porto, niet spectaculair maar wel efficiënt. Chelsea, niet spectaculair maar wel efficiënt. Juventus, niet spectaculair maar wel efficiënt. Enzovoort. En dan komen de Spaanse ploegen: wél spectaculair maar niet efficiënt.

Hoe komt het dat Real Madrid, met al zijn wereldsterren, al twee keer verliest in de Primera Division, en in de Champions League met 3-0 wordt afgetroefd door Lyon?

FERRERA: Omdat ook een ploeg als Real problemen heeft met het inpassen van nieuwelingen. Dit seizoen in de basis drie of vier, dat is vrij veel. Zelfs al zijn het de besten van de wereld. Barcelona begint pas nu te draaien, na twee jaar onder trainer Frank Rijkaard en nu er aan de ploeg niet veel gewijzigd is. En dan nog, ze hebben het bij de aanvang van het seizoen even lastig als Real. Maar dat is tijdelijk: over een paar weken staan ook in Spanje de grote drie – Real, Barcelona en Valencia – bovenin.

Heeft Real Madrid te veel topspelers?

FERRERA: Dat denk ik niet. Maar het werkt in twee richtingen: Real is een topploeg omdat het topspelers heeft, maar die spelers zijn ook topspelers omdat Real een topploeg is. Wat hebben ze dit jaar gekocht? Robinho, de Braziliaan. Wordt veel lovends van verteld, zou het grootste talent van Brazilië zijn en zo meer, maar eigenlijk kennen wij die jongen niet goed. Is dat nu al een topper, of moet hij het nog worden? Julio Baptista en Sergio Ramos zijn geen internationale vedetten. Vorig jaar in december is de Deen Tomas Gravesen gekomen. En zo hebben ze er nog een paar. Dat zijn niet allemaal wereldsterren, maar ze moeten wel allemaal worden ingepast in het elftal.

De Braziliaanse ex-bondscoach Wanderlei Luxemburgo kwam in september vorig jaar in de plaats van José Camacho. Hij ligt steeds meer onder vuur.

FERRERA: Een trainer van Real ligt al onder vuur vóór hij getekend heeft, dat is niets nieuws. Ik denk dat Luxemburgo het nog wel een een tijdje volhoudt. Er zijn voorlopig ook geen trainers van internationaal topniveau vrij om hem op te volgen. Spaanse ploegen spelen allemaal op dezelfde manier: 4-2-3-1. Vier man achterin, twee verdedigende middenvelders, drie offensieve middenvelders, en één diepe spits. Luxemburgo heeft dat veranderd door geen vleugelaanvallers meer te gebruiken, en compact in het midden te spelen met voortdurend ver oprukkende vleugelbacks. In het starre Spaanse voetbalwereldje wordt zoiets met argusogen gevolgd. De voetbalpers, die ook conservatief denkt, heeft het gemakkelijk om daarop kritiek te spuien: ‘Er wordt niet voldoende over de flanken aangevallen.’ Nee, dat is net zijn systeem. En dat systeem zou op termijn efficiënt kunnen zijn. Maar voor zo een nieuwigheid staan ze in Spanje niet open.

En als het dat niet is, is het wel iets anders. De invloed van de pers is bijzonder groot. Er zijn verschillende sportkranten, zowel in Madrid als in Barcelona. Die schrijven elke dag twaalf bladzijden over Real en Barça, vul dat maar een keer. Op de duur staat daar om het even wat in. Elk nieuwtje, elk gerucht, elk geringste incidentje wordt dagenlang paginabreed uitgesmeerd en van allerlei wel of niet terzake doende commentaren voorzien. In zo een sfeer moet je als trainer bijzonder sterk op je benen staan.

Real verloor zijn eerste Champions-Leaguematch met 3-0 op Lyon, en opnieuw kreeg Luxemburgo de volle laag. Maar die drie goals vielen alle drie na een stilstaande fase, en bij Real hebben ze niet veel gestalte. Ik heb het voorrecht gehad om er voor de televisie enkele interviews te gaan afnemen, en als je dan in levende lijve naast Roberto Carlos of Raul staat, valt het pas echt op hoe klein die mannen zijn. Real mist lengte op vrijschoppen en hoekschoppen, maar dat kun je de trainer niet verwijten.

Na vijf speeldagen in de Primera Division stonden Celta de Vigo en Getafe op één en twee.

FERRERA: Toeval. Celta de Vigo was gedegradeerd en is na één jaar opnieuw gepromoveerd. Het is zich trouwens in Genk op het nieuwe seizoen komen voorbereiden. Celta is een goede ploeg, en ik zie ze niet opnieuw in degradatiegevaar komen, maar aan de kop van de Primera Division horen ze evenmin thuis. Getafe is een kleine club uit een buitenwijk van Madrid, die getraind wordt door Bernd Schuster, de grote Duitse ex-speler van FC Köln, Barcelona, Real Madrid én Atletico Madrid. Die laatste drie samen hebben er niet veel op hun kaartje staan. Schuster begint altijd goed aan het seizoen, zoals vorig jaar met Levante, dat zich na zeven wedstrijden ook tussen de eerste drie had gewrongen. Maar na een tijdje komt daar sleet op. Uiteindelijk is Levante gedegradeerd en Schuster ontslagen. Getafe is de club met het kleinste budget van de Spaanse eerste klasse, dan kun je geen wonderen verrichten. Ze zullen moeten knokken om in eerste te blijven, dat weet Schuster zelf beter dan wie ook.

De Spaanse nationale ploeg kwakkelt in de voorronde van de wereldbeker. Geraakt thuis slechts op het nippertje aan een gelijkspel tegen Bosnië-Herzegovina, kan ook niet winnen tegen Servië-Montenegro. Hoe komt dat?

FERRERA: Omdat ook in de nationale ploeg de filosofie en het concept totaal ouderwets zijn. Altijd dezelfde tactiek: 4-2-3-1, altijd balbezit, altijd tik, tik, tik, tik. Weinig ploegen zijn zo voorspelbaar als de Seleccion. Ze kunnen nooit eens een goal maken op tegenaanval, scoren zelden na een stilstaande fase. Spanje scoort alleen na een fantastische collectieve actie: zeven passen en dan draait Raul ineens langs zijn man en schiet hem erin. Maar wachten op een fantastische collectieve actie… dat kan soms lang duren. Dat is het probleem van de nationale ploeg.

Kan België winnen tegen Spanje?

FERRERA: Maar natuurlijk. Op het grote veld van de Heizel voor een vol stadion? Laat ze maar tikken en speel de tegenaanval. Met spitsen als Emile of Mbo Mpenza heb je daarvoor de ideale spelers in huis. Maar met vier goals verschil zal het niet zijn. Ik blijf toch verwachten dat Spanje tweede wordt in de groep, en dan zal het de barragematchen wel winnen. Het zou een vernedering zijn als het ontbreekt op de wereldbeker.

Lijdt de Spaanse ploeg onder het hoge aantal buitenlanders in de competitie?

FERRERA: Nee. Spanje heeft vroeger ook nooit gepresteerd op Europese of wereldkampioenschappen, en toen mochten er in de competitie slechts drie buitenlanders per ploeg aantreden. Spanje is in 1964 Europees kampioen geworden, maar toen speelden er nog niet zo veel landen mee, en was de eindronde beperkt tot halve finale en finale. Die werden toen trouwens in Spanje zelf gehouden. En in 1984 heeft het de finale bereikt van het EK in Frankrijk, verloren tegen Michel Platini en de zijnen. Voor de rest staat er op de erelijst van de Spaanse nationale ploeg niets. Wat weinig is voor een zo groot voetballand. De reden is dat de Spanjaarden niet over de grenzen kijken. Hun nationale competitie draait op hoog niveau, de stadions zitten vol, kranten en televisiestations spuien voetbal, er wordt veel geld in verdiend, de beste spelers van de wereld zitten ondanks de concurrentie van Engeland toch nog altijd daar… dat zet niet aan tot innovatie. Spanje is blijven stilstaan. Door het enorme talent van hun spelers, veelal buitenlanders, kunnen de clubs dat in de Champions League overstijgen. Als je een middenmoter als Real Betis ziet demonstreren op Anderlecht, kun je niet anders dan bewonderend toekijken. Vijf jaar geleden zaten er drie Spaanse clubs in de halve finales. Maar de nationale ploeg overstijgt dat conservatisme niet.

Kan het zijn dat men in Spanje geen belang hecht aan de nationale ploeg? Net als in Italië is de eigen competitie belangrijker dan de internationale toernooien, en grote delen van Spanje zijn toch al niet Spaansgezind.

FERRERA: Neenee. Als de nationale ploeg speelt, is het stadion altijd vol en staat het hele land er wel achter, ook de Catalanen en de Basken. Tenslotte spelen hun eigen spelers ook mee in de Seleccion. Het is wel zo dat de regio’s in Spanje ook hun eigen ‘nationale ploeg’ hebben. Na het seizoen zijn er toernooien waar een Baskische selectie speelt tegen een Catalaanse, of een Andalusische. Het is vriendschappelijk, maar dat betekent niet dat er met de pet naar wordt gegooid. En er zit veel volk op de tribunes.

Hebben Spaanse voetballers over de grens te snel heimwee? Vier of vijf weken in het buitenland op toernooi, dat schijnen ze niet te kunnen opbrengen.

FERRERA: Nee, dat speelt geen rol. Je moet het niet verder gaan zoeken dan wat ik al gezegd heb: het Spaanse voetbal zit vastgeroest. Andere landen hebben allemaal een evolutie ondergaan, Spanje niet.

Maar je vindt pas de jongste jaren Spaanse spelers in buitenlandse competities. In de jaren zestig had je Luis Suarez bij Inter Milaan, andere Spanjaarden die het echt gemaakt hebben in het buitenland zijn er nauwelijks of niet.

FERRERA: Ja, maar dat heeft niets met heimwee of ‘niet kunnen aarden’ te maken. Ze konden in eigen land gewoon veel meer verdienen en ze zaten in een van de beste competities ter wereld. Wat hadden ze in het buitenland te zoeken? Dat geldt nu nog. Zelfs spelers van derde klasse hebben absoluut geen zin om naar België te komen.

Javier Portillo is de uitzondering. Maar die vindt moeilijk zijn draai bij Club Brugge.

FERRERA: In zekere zin verheugt me dat. Dat wil toch zeggen dat de Belgische competitie ook weer niet zo slecht is als al die zwartkijkers, vooral in de pers, beweren. Op de duur creëer je je eigen ondergang. Portillo zal ondertussen wel weten dat ook hier niveau wordt gehaald. Bovendien heeft men te snel geroepen dat er nu een echte topper naar België was gekomen. Maar wat heeft Portillo bij Real gepresteerd? Hij heeft zijn opgang gemaakt toen Florentino Perez voorzitter was geworden. Die wilde een mix van wereldsterren als Zinedine Zidane en David Beckham, aangevuld met jonge beloften zoals Francisco Pavon. In die context is ook Portillo nu en dan in het eerste elftal opgenomen, maar zeer weinig. Men verkijkt zich hier op zijn waarde.

Spaanse spelers blijven dus het liefst in eigen land. Alleen in Engeland zie je ze plots wel opduiken. Waarom? Omdat ze in Engeland nog meer zijn gaan betalen, en omdat de Premier League van het niveau van de Primera Division is geworden. Maar dan moet je er ook bij vertellen dat er heel wat bij Liverpool zitten, dat met Rafael Benitez toevallig een Spaanse trainer heeft. En meer op zijn Spaans dan op zijn Engels speelt.

Zouden er meer buitenlandse trainers in Spanje moeten werken?

FERRERA: Dat zou nieuwe zuurstof kunnen geven, ja. Maar de buitenlanders die er zijn, passen zich meestal aan aan het Spaanse voetbal. Of stappen weer op, zoals Louis Van Gaal. Ik ben benieuwd hoe lang Frank Rijkaard het volhoudt bij Barcelona. Want de druk van pers en supporters is enorm: je moet prijzen winnen, en met minder dan de Champions League nemen ze geen genoegen. Rijkaard heeft vorig seizoen de landstitel gepakt, maar met spelers als Samuel Eto’o en Ronaldinho in zijn ploeg vindt de buitenwereld dat niet meer dan vanzelfsprekend.

Ik denk ook niet dat de nationale ploeg profiteert van de buitenlandse ervaring van sommige Spaanse spelers. De basis van de Seleccion komt nog altijd uit de eigen competitie: Iker Casillas, Michel Salgado, Carles Puyol, Xavi, Carlos Marchena, Joaquin, Raul, David Albelda, Rubén Barraja… dat zijn er voor de vuist weg al negen.

Wordt de jeugd in Spanje beter opgeleid dan bij ons?

FERRERA: Wat is jeugdopleiding? Jeugdopleiding is vooral prospectie. Je moet gaan zoeken waar jonge voetballertjes zitten die ‘het’ hebben, meegekregen van bij de geboorte. Wie het niet heeft, zal het ook niet leren op training. Die natuurtalenten pik je eruit, breng je met de beste leeftijdsgenoten samen, en ga je door veel oefenen vervolmaken. In een groot land als Spanje heb je veel meer rekruteringsmogelijkheden dan in België, en grote clubs hebben meer scouts dan kleine. Of zouden dat toch moeten hebben. Daarmee is het uitgelegd. Voor de rest wordt er over jeugdopleiding veel blabla verkocht.

Door hun manier van spelen hebben Spaanse voetballers wel allemaal een uitstekende techniek, anders vallen ze door natuurlijke selectie af. Want om op balbezit te kunnen spelen, moet je de bal nu eenmaal perfect kunnen controleren, en perfect kunnen doorspelen. Anders zal dat tik-tik-tik niet lang duren. Maar die techniek wordt slechts binnen één tactiek aangewend, en verliest daardoor vaak van haar waarde. Verder kennen veel Spaanse clubs met hun jeugd dezelfde problemen als Belgische: ze leiden jonge talenten op, en als die klaar zijn voor de eerste ploeg, worden ze door andere clubs onder hun neus weggeroofd. Valencia is daar constant het slachtoffer van.

Waar liggen jouw roots in Spanje?

FERRERA: Ikzelf ben in België geboren, maar mijn familie en mijn broers en zussen komen allemaal uit Sevilla.

FC of Betis?

FERRERA: Betis natuurlijk, alstublieft hé.

Zou je graag in Spanje trainer zijn?

FERRERA: Wie niet? Maar ik denk niet dat ik daarvan mag dromen. Om in Spanje aan de bak te komen, is de Belgische competitie geen grote referentie.

Maar jij bent begonnen in Mexico, als assistent van de beroemde Nederlander Leo Beenhakker.

FERRERA: Ja, maar dat is al een tijd geleden. Let trouwens maar op voor Mexico, want daar heeft het voetbal een vlucht vooruit genomen. De stadions zijn allemaal uitverkocht, en de competitie draait op hoog niveau. Met telkens andere kampioenen, zodat het geld ook goed verdeeld wordt, en de clubs zich elk op hun beurt kunnen versterken. Op de wereldbeker volgend jaar in Duitsland zouden de Mexicanen wel eens voor verrassingen kunnen zorgen.

Waar zit Don Leo tegenwoordig?

FERRERA: Bondscoach van Trinidad en Tobago. Een uur geleden toch nog.

Door Koen Meulenaere

‘ Het Spaanse voetbal mist efficiëntie.’

‘ Sinds Johan Cruijff is er niets meer veranderd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content