Op 10 december 1970 werd in Stockholm de Nobelprijs voor de Literatuur uitgereikt aan Aleksander Isajevitsj Solzjenitsyn. 10 december was dat jaar ook de Dag van de Rechten van de Mens. Een van de ondertekenaars van de Algemene Verklaring van de Rechten van de Mens was – o ironie – de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken.

Solzjenitsyn bleef die dag weg uit Stockholm, uit angst dat hij niet meer zou mogen terugkeren naar zijn land. Zijn vrees was gewettigd.

Drie jaar na de plechtigheid in Stockholm werd in de Sovjet-Unie het manuscript van De Goelag archipel ‘gearresteerd’. In de loop van 1974 werd de auteur uit de Sovjet-Unie verbannen, nadat het eerste van drie delen van De Goelag archipel in het Westen was uitgegeven. De titel, De Goelag archipel, slaat op de vele concentratiekampen die als een eilandengroep over de hele Sovjet-Unie, maar vooral over Siberië, verspreid lagen.

Met Een dag in het leven van Ivan Denisovitsj, in 1962 na een toestemmend knikje van partijleider Nikita Chroesjtsjov verschenen in het blad Novy Mir, had Solzjenitsyn al een eerste zeil gelicht over de Siberische concentratiekampen. Wat de Franse schrijfster Simone de Beauvoir, nooit te beroerd voor een enormiteit meer, niet belette vol te houden dat de goelags voorbeeldig uitgeruste heropvoedingskampen waren.

De Amerikaanse historica Anne Appelbaum dacht daar anders over. Zij schreef over het minieme verschil tussen de concentratiekampen van de nazi’s en de Siberische Sovjetkampen: ‘In de nazikampen kwam men om in de gaskamer; in de kampen in Siberië vroor je dood.’

Volgens Solzjenitsyn waren nagenoeg 60 miljoen mensen door de Sovjetkampen gepasseerd. Miljoenen bleven er dood achter. Met De Goelag archipel bracht hij de waarheid in het volle licht: het Sovjetregime wandelde, zoals Chroesjtsjov het zei, ‘over de lijken van zijn vijanden naar wat goed was voor het volk’.

Vóór Solzjenitsyn hadden Arthur Koestler, Magarete Buber-Neumann en andere oud-communisten over de verschrikkingen in de Sovjet-Unie getuigd. Hun getuigenissen werden veelal genegeerd, onder meer door de Franse filosoof Jean-Paul Sartre, die vond dat de arbeiders uit de Parijse voorsteden niet mochten worden verontrust met de verhalen over Stalins misdaden. Of geminimaliseerd, zoals door de Britse historicus en enthousiaste communist Eric Hobsbawm, die later schreef: ‘Wij waren niet verantwoordelijk voor wat in andere landen gebeurde, en zeker niet in de Sovjet-Unie. En als we al iets hadden gezegd, dan zou dat geen enkel effect hebben gehad.’

Solzjenitsyn werd in 1945 als soldaat gearresteerd. Hij bracht acht jaar door in een concentratiekamp en daarna enkele jaren in ballingschap in Kazachstan, omdat hij in een brief kritiek op Stalin had gegeven. Pas na de destalinisering, door Chroesjtsjov in 1956 ingezet, mocht hij naar Moskou terugkeren.

Daarop heeft Solzjenitsyn zijn aanval op het Sovjetregime als een generaal voorbereid en uitgevoerd. Vanaf de publicatie van Een dag in het leven van Ivan Denisovitsj bleef hij het regime en naderhand Leonid Brezjnev, de opvolger van Chroesjtsjov, telkens een stap voor.

Toen De Goelag archipel in het Westen in de boekenrekken opdook, was Solzjenitsyn te beroemd geworden om hem als een gemene dissident te arresteren, en te gevaarlijk om hem ongemoeid te laten. Bijgevolg werd hij dan maar het land uitgestuurd en werd hem zijn staatsburgerschap ontnomen.

Samen met de dissidente atoomgeleerde Andrej Sacharov, die in 1975 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg, heeft Aleksander Solzjenitsyn het einde van het moordende Sovjetregime bespoedigd.

Met zijn boeken bevrijdde Solzjenitsyn zijn landgenoten van ‘de hese angst die met zijn behaarde klauwen het leven uit ons wringt’, waarover de dichteres Anna Achmatova het had in Ter nagedachtenis aan Sergej Jesenin, de dichter die in 1925 zelfmoord pleegde.

Maar met De Goelag archipel deed Solzjenitsyn, die in 1994 naar Rusland terugkeerde, meer dan dat. Hij bevrijdde met dat ene boek de linkse intellectuelen in het Westen van hun communistische illusie en van hun sartriaanse geloof, zoals Joseph Brodski het bestempelde, ‘dat van elke mug uit Amerika een olifant had gemaakt, en dat elke olifant uit de Sovjet-Unie als zoete koek had geslikt’.

Brodski vond het symbolisch passend dat Sartre blind werd in het jaar dat De Goelag archipel werd gepubliceerd.

door Rik Van Cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content