Hij vindt zichzelf maar ?een gewone jongen?, maar achter de schermen is hij wel de baas. Waar staat hij eigenlijk voor? Een portret van het fenomeen-Stevaert.

‘Stevaert is compleet eendimensionaal’, zegt Jan Blommaert. ‘Een zeer herkenbaar product dat in alle mogelijke formats kan worden gesleten. Of hij nu in TerZake zit, in De Laatste Show of in De Zevende Dag: hij is altijd precies dezelfde, zijn mimiek, zijn intonatie, de kadans van zijn woorden… Dat zal nog wel een paar jaar duren, maar ik zie hem niet oud worden in de politiek. Een groot staatsman, een éminence grise wordt hij niet. Hij zal zo lang mogelijk blijven wat hij is. En dan zal hij verdwijnen.’

Blommaert, sociolinguïst aan de Gentse universiteit, publiceerde vorig jaar Ik stel vast, een boek over politieke vernieuwing en politiek taalgebruik in de jaren negentig. ‘Voor alle duidelijkheid: Stevaert is mijn type niet’, zegt hij. ‘Ik heb waardering voor hem, maar ik mis de grote visie. Hij is het soort politicus dat alleen maar in deze tijd kan functioneren. Hét probleem vandaag is immers de kloof tussen burger en politiek. En die kloof, misschien is dat wel het cynisme, de gespletenheid tussen persoon en rol. Alleen authentieke politici boezemen de mensen nog vertrouwen in: de jongens die het goed menen. Stevaert zit in dat opzicht in de categorie van Bert Anciaux, en ook Pim Fortuyn. Als Fortuyn over criminaliteit spreekt, is het alsof zijn eigen moeder ooit is beroofd. Hij kan het goed brengen. Anciaux kan dat, Stevaert kan dat ook. Hij straalt betrokkenheid uit. En een betrokken mens is niet cynisch.’

Een grote bocht ziet Blommaert hem nooit maken: ‘Wie met grote theorieën bezig is, kan al eens van gedacht veranderen. Het schoolvoorbeeld is Verhofstadt, die in vergelijking met zijn Burgermanifesten honderd tachtig graden is gekanteld. Wie alleen met kleine dingen bezig is, hoeft zich daarover geen zorgen te maken. Stevaert kan dus consequent overkomen zonder dat hij consequent hoeft te zijn. Hij staat niet voor de grote ideeën, voor het grote beleid of voor de grote veranderingen in de wereld. Hij staat voor een haalbare reeks beleidsmaatregelen. In de huidige conjunctuur is dat een goed verhaal, een goed product. Binnen zijn eigen kleine gebied kan hij zeggen: dat en dat heb ik gedaan, en dat is dus socialisme. Einde verhaal. Een complexe uitleg hoeven we van hem nooit te verwachten.’

In feite speelt hij Robin Hood, zegt Blommaert: ‘De afschaffing van het kijk- en luistergeld, het gratis openbaar vervoer… Hij trekt angels uit de mensen. Het zijn haalbare ingrepen met een klein, maar reëel sociaal effect. Er zijn mensen voor wie één euro veel geld is. Dus gratis openbaar vervoer is een uitstekend idee, maar ik blijf als linkse rakker onvoldaan. Want de fundamentele vraag is: waaróm is één euro voor sommige mensen veel geld? Dat is een complex verhaal, waarmee Frank Vandenbroucke bijvoorbeeld wél bezig is.’

ONTHECHT VAN DE IDEOLOGIE

‘Voor Stevaert is de tijd van de typische klassepartij voorbij’, zegt Willy Claes, die hem halfweg de jaren tachtig inlijfde bij de Hasseltse SP. ‘Dat standpunt heeft hij van meet af aan verdedigd. Hij vond dat de SP moest doordringen tot álle geledingen van de maatschappij. Daarover werd binnen de partij natuurlijk allang gediscussieerd, maar ineens stond daar iemand die dat idee niet alleen kon beargumenteren, maar voor een stuk echt belichaamde. Een cafébaas, die behalve arbeiders ook middenstanders en mensen met een vrij beroep aansprak. Er stonden weliswaar al zelfstandigen op onze lijst, maar Stevaert was toch iets anders. Hij was fris, uitdagend, kon omgaan met mensen en snel iemands sympathie winnen.’

‘Een hedendaagse socialist’, noemt Claes hem. ‘Dat wil zeggen dat hij vooral bezig is met hedendaagse problemen. Zonder zich al te bewust te zijn van de achtergrond van mijn generatie en vorige generaties socialisten: de economische achtergrond, de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal, het volgens mij nog altijd vervaarlijk dominante karakter van de multinationaal georganiseerde ondernemingswereld… Dat is allemaal blijkbaar het minste van zijn bekommernissen. De vraag of bepaalde diensten toch niet het best tot het publiek domein behoren, is ook zijn bekommernis niet. Als de dienst maar goed verleend is en betaalbaar is. Dat idee van efficiëntie wint het steeds meer van de misschien wat achterhaalde ideologie.’

‘Historisch gezien is Stevaert in dat opzicht geen uitzondering’, zegt VUB-socioloog Mark Elchardus. ‘De sociaal-democratie is altijd ondergetheoretiseerd geweest. Er waren periodes dat er een sterk anti-intellectualisme heerste, ook in andere partijen trouwens. Een twee- spalt tussen socialisten van de daad en socialisten van het woord, tussen mensen die bleven geloven in de revolutie en de mensen die een andere weg zijn ingeslagen. Vandaag hoeft die tweespalt er niet meer te zijn, omdat het marxistische denken niet veel meer voorstelt. Men mag Stevaert trouwens niet onderschatten. Hij denkt na over het socialisme en hoe je dat vandaag kunt realiseren.’

DE CENTRALE OUTSIDER

‘Hij is een sterke pragmaticus’, vindt de Mechelse VLD-burgemeester Bart Somers, die met grote aandacht heeft gevolgd hoe Stevaert Hasselt heeft bestuurd. ‘Drie dingen lijken mij essentieel. Eén: de overheid stelt de norm. Twee: hij zoekt constructieve alternatieven. Drie: de band tussen bestuur en bevolking wordt constant versterkt, er wordt een wij-gevoel gecreëerd. Aan de eigen ideologie laat Stevaert zich nooit vangen. Hij is onthecht van ideologie, zoekt concrete oplossingen voor concrete situaties. Misschien is zijn neiging om dingen gratis te maken typisch socialistisch, maar hij legt ook liberale accenten: initiatieven die van onderuit komen, zal hij ondersteunen. En hij heeft een managementsvisie op het bestuur van een stad.’

‘Stevaert heeft een reflexgevoel voor socialisme’, zegt Mark Elchardus. ‘Als hij emotioneel reageert, doet hij dat op een manier die je zou verwachten van iemand die socialistisch denkt. Maar er is soms serieuze kritiek. Een aantal mensen binnen de SP.A die intellectueel geëngageerd zijn, vrezen dat hij wel eens de populistische toer zou kunnen opgaan. Al doet hij dat niet. De laatste tijd hoor ik die kritiek trouwens iets minder, misschien wegens zijn groeiende populariteit. Nu, dat is iets wat los van de figuur Stevaert moet worden uitgepraat in de partij: in welke mate hou je rekening met de wensen en de overtuigingen van de mensen? Volgens mij moet een partij integriteit combineren met luisterbereidheid. In het algemeen houdt de politiek te weinig rekening met wat er bij de mensen leeft. Terwijl dat toch de essentie is van democratie.’

‘Populisme is een stijl’, zegt Jan Blommaert. ‘En Stevaert kan goed communiceren. Maar iemand met zijn street credibility, een gezagsfiguur met een achterban, moet ook zijn verantwoordelijkheid opnemen. Moet zijn stem laten horen in ideologische discussies waar veel gewicht aan hangt. Stevaert zal zich nooit mengen in echt controversiële dossiers. Neem het stemrecht voor migranten: als Stevaert daarover publiek een duidelijk standpunt zou innemen, zou hij sommige mensen kunnen overtuigen. Maar dat doet hij niet. En dus vraag ik mij af: welke lerende functie heeft die man nu ten opzichte van de bevolking? Wat voor een rolmodel is hij?’

Ach, hij is maar een gewone jongen, zegt hij zelf altijd. En zeker geen beroepspoliticus. Maar als Stevaert geen beroepspoliticus is, wie is het dan wel? ‘Het is gek’, zegt Elchardus, ‘maar tegenwoordig kun je dus politiek succes hebben door te zeggen dat je geen politicus bent. Bij de verkiezingen van 1995 heeft Bert Anciaux dat expliciet gesteld in zijn campagne, dat hij geen politicus is. Stevaert heeft die regel ook begrepen.’

Nog een vergelijkingspunt met Pim Fortuyn, vindt Blommaert: ‘Stevaert speelt de outsider. Hij is niet besmeurd door het machinevet van het partijapparaat. Hij is niet de militant die van deur tot deur is gegaan, niet de man met de gigantische parlementaire bagage, maar iemand met een schimmige achtergrond die ineens op een zeer prominente plaats in de partij is beland. Mensen zien veel gehaaide advocaten in de politiek, en in dat gezelschap zit hij nu een beetje schaapachtig te glimlachen. Iemand die van een andere planeet komt, dat is het imago. En tegenwoordig is dat een ticket om de verkiezingen te winnen. Wat dat betreft zit hij in de categorie van al die figuren die als vernieuwers in een partij zijn beland: van Jean-Marie Dedecker tot Gunther Neefs. Stevaert hoort er niet echt bij. Toch is hij een centrale figuur in ons politieke bestel. Het is zelfs verbazend hoeveel macht hij heeft geaccumuleerd.’

DE BUIK VAN DE BAAS

Patrick Janssens is de voorzitter, maar Stevaert is de baas. Daarover lijkt iedereen, behalve Stevaert zelf, het eens. ‘Men bedoelt daarmee dat Stevaert de beste feeling heeft voor de publieke opinie’, aldus Willy Claes. ‘En dat zijn standpunt meestal het juiste is. En dat men er dus verstandig aan doet om zijn standpunt te volgen en niet te lang te discussiëren of te aarzelen. Dit is niet bedoeld als kritiek op Janssens, maar volgens mij zou de partij ook het beste gediend zijn met Stevaert als voorzitter. Stevaert zou door de publieke opinie makkelijker geïdentificeerd worden met een modern SP.A-beeld en zou het electoraal makkelijker maken voor de partij. Al weet ik dat hij daar niets voor voelt. Hij heeft het temperament van een bouwer. En wie graag aan de weg timmert, zit het best in een uitvoerende functie. Daar heeft hij altijd al gezeten. In die zin is hij met de helm geboren. Hij is begonnen in de bestendige deputatie, werd vervolgens burgemeester en dan meteen minister. Stevaert heeft nog nooit in de oppositie gezeten.’

‘Dat zou de lakmoesproef zijn’, zegt Blommaert. ‘Zolang het goed gaat, kan hij perfect functioneren. Maar zodra de SP.A in de oppositie terechtkomt, zul je het verschil zien met figuren zoals Frank Vandenbroucke of Johan Vande Lanotte. Een parlementariër moet zijn dos- siers tot in de puntjes kennen, is niet zo goed omringd als een minister, en staat dus alleen. Ik denk dat Stevaert in de oppositie een grote naam zou zijn met weinig inhoud. Lid van belangrijke commissies, uithangbord voor de partij, zonder in het parlement een geducht tegenstrever te zijn.’

Ondertussen moet de SP.A zich hoeden voor een te blind vertrouwen op het buikgevoel van Stevaert, vindt Blom- maert: ‘Tobback speelde vroeger in het partijbureau diezelfde rol als Stevaert nu. Hij was degene die het beste voelde welke richting men moest kiezen. Met als gevolg dat de SP destijds van veiligheid een socialistisch thema heeft gemaakt. Die nieuwe flinksheid, dat was de gutfeeling van Tobback. En op hoeveel procent staat de partij nu? Het was een vergissing, die heel wat kiezers naar Agalev heeft gejaagd.’

Elchardus gaat niet akkoord: ‘Blommaert gelooft dat onveiligheid maar een probleem is geworden omdat het Vlaams Blok erover spreekt. Als dat zo zou zijn, als je de mensen zomaar iets kan doen geloven, zou het Vlaams Blok geen 15, maar 65 procent van de stemmen behalen. Ik vind net dat een partij veel méér moet informeren naar wat er leeft bij de mensen, en zich dan moet afvragen: hoe spelen we daarop in?’

Wat Stevaert ‘verzuring’ noemt, had Elchardus trouwens al beschreven. ‘Ik noem het onbehagen’, zegt hij. ‘En dat kun je vrij goed lokaliseren in de samenleving. Dat onbehagen is sterker bij ouderen, bij laaggeschoolden, bij levensbeschouwelijk onverschilligen… Het wordt aangezwengeld bij mensen die veel tv kijken en die geen banden hebben met het verenigingsleven. Het is heel moeilijk om die mensen aan te spreken, want dat onbehagen wordt vertaald in een wantrouwig mensbeeld. Wat al veel kan doen, is de oudere mensen geruststellen, de laaggeschoolden hun gevoel van waardigheid teruggeven… En ik denk wel dat Stevaert een van de politici is die dat kunnen, of die op z’n minst kan voorkomen dat het onbehagen zich verder verspreidt.’

Uitzonderlijk ook, vindt Elchardus, hoe Stevaert van verkeersveiligheid een thema maakte: ‘Ik ken niet veel politici die in zulke korte tijd een issue geclaimd hebben en het bovendien zo kunnen spelen dat het een impact heeft op het gedrag van de mensen. Ik zie niet alleen weinig voorbeelden in België, maar zelfs niet internationaal.’

SLIJTAGE IN DE HUISKAMER

Als de loftrompet zo vaak wordt gestoken, kan het niet anders of er is ongenoegen, jaloezie. ‘Ongetwijfeld’, zegt Willy Claes. ‘Daar waarschuw ik hem altijd voor: pas op, je wordt benijd, zeker door politieke tegenstanders, maar ook in je eigen partij. U kent de uitspraak van Camille Huysmans: Bescherm mij tegen mijn politieke vrienden, met mijn vijanden zal ik mij zelf wel bezighouden. Wel, ik denk dat hij die inderdaad voelt komen. Hij moet dus zorgen dat hij ook op zijn rug waarnemingsorganen ontwikkelt. Toen ik van de SP naar de NAVO ging, heb ik mijn interne dekking verwaarloosd. Dat heb ik zwaar betaald. Stevaert kan op dat punt niet bekommerd genoeg zijn, hij moet zijn dekking nog sluitender en steviger maken.’

De ‘beperkte houdbaarheid’ waar Stevaert het zelf wel eens over heeft, komt ook ter sprake als hij bij Claes op de sofa zit. ‘Ja, ik begrijp die vrees’, knikt Claes. ‘Door de steeds grotere rol die de media spelen in het politieke leven, neemt het gevaar op voortijdige slijtage bestendig toe. Ook dat is niet abnormaal, en je hoeft geen specialist te zijn om dat in te zien. Als je regelmatig de voorpagina’s haalt, als je om de twee dagen via het scherm ongevraagd aanwezig bent in de Vlaamse huiskamers, dan komt er een moment dat ze daar in die kamers wel eens iets anders willen. En zodra je dat begint te voelen, is het te laat.’

Maar zover is het nog niet, denkt Claes, integendeel: ‘Na de gemeenteraadsverkiezingen heb ik in Hasselt gezegd, en dat hoorde hij niet graag: Ste- vaert is de natuurlijke burgemeester, maar ik moet u zeggen dat u hem hier niet zult zien. Men heeft hem hogerop nodig en de SP.A houdt niet op aan de Hasseltse grens. Het gaat niet goed met de partij en dus is het zijn verdomde plicht om zich ter beschikking te stellen. Ik denk dat Stevaert het meent als hij zegt dat hij terug wil komen naar Hasselt, maar dat mag niet en dat kan niet. Hij heeft een plichtenleer aan te kleven als lid van de SP.A. Ik ben zo opgevoed: in een partij moet je alle taken aanvaarden die men je opdraagt. Geen enkele taak is te min, en ook bij hogere taken heb je niet het recht om te weigeren. De partij gaat altijd voor. Ik denk dan ook dat Stevaert vroeg of laat federaal minister zal moeten worden.’

En burgemeester van Antwerpen? Wie Filip Dewinter straks in de tweede ronde van de rechtstreekse verkiezing wil verslaan, zal erg vroeg moeten opstaan. Tenzij hij Stevaert heet, bijvoorbeeld. ‘Ik zelf ben ook ooit het lijdend voorwerp geweest van een dergelijk scenario’, lacht Willy Claes. ‘Maar nee, dat soort parachutage is niet geloofwaardig.’

Jan Blommaert voelt er wél wat voor: ‘Antwerpen heeft een sterke, aanwezige burgemeester nodig. Een joviale vaderfiguur die aan het hoofd staat van een volledig vernieuwde ploeg. Dat is hem echt op het lijf geschreven. Stevaert is de man van de kleine ingrepen die het verschil maken. Kijk, in heel Vlaanderen zal Stevaert het mobiliteitsprobleem niet oplossen. In Hasselt kon hij dat wel, in Antwerpen zou hij dat ook kunnen. In een stad leveren kleine, spectaculaire ingrepen meteen zichtbare resultaten op. En dat is het genie van Stevaert, dus ik denk dat hij Antwerpen goed zou besturen. Op voorwaarde dat hij een ploeg heeft die werkt, een ploeg die helemaal ten dienste van hem speelt, die hem laat scoren. Ja, Stevaert naar Antwerpen: lanceer in Knack alvast maar een oproep.’

Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content