Uit “Begeerte heeft ons aangeraakt”, een historisch boek over socialisten en seksualiteit, blijkt dat die twee een dubbelzinnige relatie met elkaar hadden.

Laten we met de socialistische “denkers” beginnen. “La femme est imbécile par nature”, beweerde Pierre-Joseph Proudhon halfweg vorige eeuw. Volgens Proudhon waren vanuit fysiek oogpunt twee mannen drie vrouwen waard. Ook intellectueel hadden twee mannen evenveel te bieden als drie vrouwen. Bijgevolg – zo redeneerde Proudhon – had men ook op moreel gebied drie vrouwen nodig om het niveau van twee mannen te halen. Vervolgens toonde hij met een eenvoudig rekensommetje (3 maal 3 maal 3 = 27 en 2 maal 2 maal 2 = 8) aan dat één man eigenlijk drie vrouwen waard was.

Voor een beweging die gelijkheid in het vaandel droeg, kon dat tellen. Nochtans waren er bij de vroeg-socialisten ook heel andere geluiden te horen. Zo kwam Charles Fourrier in zijn “Le nouveau monde amoureux” op voor de volledige emancipatie van vrouwen, de erkenning van seksuele diversiteit en een minimum aan seksuele bevrediging. Beducht voor kritiek werden deze standpunten in de negentiende eeuw echter wijselijk voor het publiek verborgen gehouden; het zou zelfs tot 1967 (!) duren vooraleer dit boek gepubliceerd werd.

Ook verrassend vooruitstrevend in zijn denken over de relatie tussen mannen en vrouwen was de socialistische voorman Hendrik De Man. Enthousiast over wat hij tijdens een reis in de Verenigde Staten gezien had, schreef hij in 1920 een artikel met als titel “Het land waar de vrouw een mensch is”. Daarin stelde hij dat in België de vrouw nog een “mensch van tweede klas” was. In de Verenigde Staten, waar mannen slechts acht uur per dag moesten werken, had hij gezien dat ze veel meehielpen in het huishouden. “Niet alleen het fornuisonderhoud, het afwaschen en drogen na ’t eten, maar ook het aankoopen op de markt, het opmaken der bedden, ’t schoenen poetsen, enz… Een man die eene vrouw zou vragen zijn schoenen te poetsen zou van een kale reis thuiskomen.”

De vrouwen had er “een eigen brein, een eigen wil en eene eigene persoonlijkheid” en die onafhankelijkheid had positieve gevolgen voor haar seksualiteitsbeleving: “Zij kan met mannen als haarsgelijken omgaan, vrij, onbekommerd en onbevreesd, omdat zij niet meer, zoals bij ons, als eene slaafsche prooi voor ’s mans geslachtsdrift beschouwd wordt.”

Dat waren behoorlijk revolutionaire opvattingen voor die tijd, zeker voor een man. Op het eind van vorige eeuw had een vrouw als Emilie Claeys al zeer geëmancipeerde taal verkondigd en tijdens het interbellum nam Isabelle Blume standpunten in die zelfs vandaag nog niet gedateerd blijken. Enerzijds pleitte ze voor een seksualiteitsbeleving vrij van zondebesef, ook al bleef de daad “une fonction qui doit être rempli”. Maar ze gaf ook tips aan werkende koppels om de “echtelijke democratie” in praktijk te brengen. Partijmilitanten riep ze op om woord en daad met elkaar in overeenstemming te brengen. “De temps en temps, quitte la réunion ou l’on parle tant pour ne rien dire, ou l’on se dispute peut-être, rentre chez toi, prends ta casquette, quitte l’uniforme de travail, assieds-toi entre ta femme et ton enfant!”

Dat enkele decennia later Louis Major parlementslid Nelly Maes om de oren sloeg met “wijven moeten niet zoveel complimenten maken”, kan als laatste voorbeeld dienen om te illustreren dat de socialisten in deze materie niet echt op dezelfde golflengte zaten.

ER WERKTEN OOK MANNEN AAN MEE

Het idee om te gaan uitspitten hoe de socialistische beweging in de voorbije twee eeuwen met seksualiteit is omgesprongen, was afkomstig van vrouwelijke personeelsleden van het Gentse Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging (Amsab). Een titel vinden voor boek en tentoonstelling was gauw geklaard: mooier dan “Begeerte heeft ons aangeraakt”, een regel uit de door Henriette Roland Holst vertaalde Internationale, kon niet. Uitpluizen wat er zich in de loop der tijd op seksueel gebied in de hoofden en tussen de lakens van de socialisten heeft afgespeeld, bleek een moeilijker klus.

Een vijftiental mensen werd aan het werk gezet om diverse aspecten via alle mogelijke bronnen te onderzoeken. Behalve de theorie wou men ook de praktijk aan het licht brengen. Zou er zoiets bestaan als arbeidersseksualiteit, vroeg de een zich af. Anderen zochten uit welk standpunt de Belgische socialisten innamen ten opzichte van abortus en anticonceptie, prostitutie of homofilie. Nog anderen probeerden te achterhalen hoe socialistische jongeren werden voorgelicht. Welke boodschap kregen ze in de jeugd- en sportbeweging? En hoe werden mannen en vrouwen afgebeeld, op affiches maar ook in romans en films?

Deze zoektocht leidde weliswaar tot een prachtige verzameling historisch materiaal, die vanaf deze week op de gelijknamige tentoonstelling in Gent te zien is, maar het is moeilijk om uit het boek inhoudelijke conclusies te trekken. Bovendien zijn de bijdragen zeer verschillend geschreven: elke auteur hanteert eigen stijl, methode, zelfs terminologie – wat voor de leek al eens verwarrend kan werken.

Historica Denise De Weerdt, die na het overlijden van Amsab-departmentshoofd Guy Vanschoenbeek de coördinatie en eindredactie van het boek op zich nam: “Ik geloof niet dat in het totaal van de artikelen een evenwicht bereikt is, daarvoor is de materie te uitgebreid en te complex. We hebben gekeken naar alle elementen in de socialistische beweging waarbij seksualiteit aan bod kan komen, gaande van de werkvloer tot de beeldvorming. Dan krijg je zeer diverse bijdragen. Toch heb ik de indruk dat het boek een eenheid vormt.”

Los van het feit dat de auteurs verschillende individuen zijn, waren zij ook verschillend van geslacht en bij een onderwerp als dit kan dat volgens De Weerdt een rol spelen. “Het was aanvankelijk een vrouwenproject, maar we vonden het belangrijk dat er ook mannen meewerkten, al was het maar omdat je ziet dat mannen in de socialistische beweging diegenen waren die beslisten. Dat was zowel het geval bij het ontwikkelen van theorieën als bij het uitbouwen van organisaties waarbij men al dan niet toevallig in contact kwam met seksualiteit, zoals bij turn- of sportverenigingen. Nu, de mannelijke vorsers stonden in het begin een beetje onwennig tegenover de hele zaak. De meeste vrouwelijke medewerksters wisten iets af van vrouwengeschiedenis, waren vertrouwd met het begrip gender – het verschil tussen man en vrouw zoals dat gegroeid is in de maatschappij – en hadden dus een andere invalshoek. Je kon de mannen natuurlijk niet dwingen om op die manier te gaan denken maar door geregelde contacten, vergaderingen en zelfs een studiedag is er toch een soort eenheid gegroeid.”

RESPECT VOOR MEISJES

Als er uit het meer dan vijfhonderd bladzijden tellende boek toch een conclusie moet worden getrokken, dan luidt die volgens Denise De Weerdt dat er niet zoiets als een socialistische seksuele moraal bestaat. “Seksualiteit is voor een partij of vakbeweging geen prioritaire zaak, maar iets wat erbij komt. In 1923 moest er bijvoorbeeld gestemd worden over een katholiek wetsvoorstel dat in het kader van een nataliteitspolitiek de wetgeving op publiciteit voor voorbehoedsmiddelen wilde verstrengen. Tijdens het debat namen een paar socialistische mannen – er waren alleen mannelijke verkozenen – het op voor geboortebeperking maar ze haalden het niet. Ze waren met weinig maar toch zat het grootste aantal nee-stemmers bij de socialisten. Men zou daaruit kunnen besluiten dat zij het meest vooruitstrevend waren maar tegelijk stemden sommige socialisten ook voor de strengere wet. Dat is dus ambivalent: sommigen zijn voor, anderen zijn tegen. Je hebt in de socialistische partij altijd conservatieve mensen gehad. Men kan uit het geheel geen eensluidend besluit trekken. Men kan alleen zeggen dat er in die twee eeuwen iets ontstaan is wat men de socialistische mens zou kunnen noemen. Een mens met een moraal die misschien zijn oorsprong vindt in de burgerlijke moraal maar die beïnvloed is door allerlei elementen uit socialistische standpunten, waardoor de socialisten er uiteindelijk toch een ietsje vooruitstrevender uitkomen dan de katholieken of de liberalen.”

Naast de dubbelzinnigheid van voor- en tegenstanders ziet De Weerdt ook een dubbelzinnigheid in de officiële houding van leiders van de partij en in wat ze dan concreet doen. “Een van de mooiste voorbeelden daarvan is de lectuur die ze verspreiden om ‘het volk te verheffen’. Vooruit geeft zelf boeken uit en prijst die aan: grote werken van socialistische denkers zoals “De vrouw en het socialisme” van August Bebel, alle brochures van Emilie Claeys waarin de meest vooruitstrevende standpunten staan, zelfs een pleidooi voor vrije liefde. Ondertussen wordt de goedkope feuilletonliteratuur bekritiseerd omdat die mensen een droombeeld voorhoudt. Maar in hun eigen blad Vooruit publiceren ze wel twee feuilletons: een ernstig en een van die smartlappenfeuilletons.”

“Ook de werken van Emile Zola worden uitgegeven, niet opdat de mensen zich zouden verlustigen in de ruige kant van het volksleven maar omdat Zola een zedenpreker is die hen die verhalen als een soort spiegel voorhoudt. Tegelijk geven ze ook ‘De Verborgenheden des Volks’ uit, eigenlijk een geschiedenis over opstanden van het volk, maar geïllustreerd met voor die tijd tamelijk shockerende beelden van naakte vrouwen, verkrachtingen, geslagen vrouwen. Want dàt verkoopt.”

“Die dubbelzinnigheid tussen discours en werkelijkheid komt mooi tot uiting in het boek en dat vind ik er juist interessant aan. Het discours plaatsen tegenover de realiteit werd tot nu toe in de geschiedschrijving te weinig gedaan. Ofwel beschrijft men alleen het discours, ofwel alleen de realiteit. Het wordt pas moeilijk als je de twee behandelt.”

“Overigens denk ik niet dat die dubbelzinnigheid typisch socialistisch is. Detheorie van om het even welke beweging moet altijd rekening houden met de onwil van de ‘massa’ om een aantal leuke, prettige zaken los te laten. Dit boek maakt in ieder geval duidelijk dat men op het gebied van seksualiteit niks kan verbieden. De socialisten hebben wél geprobeerd de mensen een moraal mee te geven, een respect voor zichzelf en voor anderen. Dat zie je goed in de jeugdbeweging in de jaren twintig tot vijftig, waar jongens en meisjes moesten leren elkaar – zowel elkaars mening als elkaars lichaam – te respecteren.”

Voorstander van die co-educatie was alweer Hendrik De Man. Volgens De Weerdt zijn zijn ideeën alleen maar verrassend omdat – in tegenstelling tot zijn economische opvattingen – zijn “Psychologie van het socialisme” te weinig bestudeerd is. De Weerdt: “Hij vond dat jongens en meisjes elkaar moesten leren kennen. Vandaar dat ze in de vrije natuur, ver van de rokende schouwen, van de fabrieken en de mijnen, samen allerlei onschuldige zaken mochten doen zoals zingen, dansen, kamperen. Wat seksualiteit betreft was hij een product van zijn opvoeding. Op dat gebied moest beheersing en discipline worden aangeleerd. Vooral jongens moesten leren hun driften te bedwingen en meisjes leren zien als een kameraad en niet meteen iemand om mee te vrijen. Dat is natuurlijk met een korrel zout te nemen. In de Arbeidersjeugd zaten knapen die dat volgens de letter hebben willen beleven, en anderen. Maar ondertussen hadden ze toch maar meegekregen dat ze een meisje moesten respecteren.”

ZIJN DRINKGELD IN MIJN HAND

Eerwarde vader, ‘k was met Guste aan ’t wand’len

Om van de liefde in ’t veld te gaan hand’len

’t Was in den avond en buiten de stad

Wij zetten ons plat al op ons gat;

Hij speelde met mijn klein porte-monnaitje

En ik och pastoor… och wacht nog een beetje

En ik ach God wat groote schand

‘k Zat met zijn drinkgeld in mijn hand.

In “De Vetjes” bezong eind vorige eeuw de Gentse volkszanger Karel Waeri het liefdesleven van de arbeiders. In het hoofdstuk “Seks op en naast de werkvloer” beschrijft Bart De Wilde plastisch hoe in die tijd de arbeiders, klein behuisd en vaak zonder enige privacy, de liefde bedreven terwijl de kinderen bijna zaten toe te kijken – als ze al niet op dezelfde matras van een handtastelijke neef of oom terechtkwamen.

Voor jonge vrijers, die alleen wilden zijn, zat er niks anders op dan de vrije natuur op te zoeken. “Hij duwde haar achteruit tegen een boom en zij voelde haar lichaam haast verpletterd, terwijl zijn mond haar aangezicht opvrat.”

Ook op de werkvloer werd er wat afgescharreld, tot groot ongenoegen van de burgerij. De Wilde schrijft dat werkgevers steeds meer opteerden voor het scheiden van de geslachten door mannen en vrouwen op verschillende tijdstippen te laten beginnen en door in aparte kleedruimtes en toiletten te voorzien. “Het is aan de mannen verboden op de vertrekken der vrouwen te gaen, even als het aen deze laatste verboden is op deze der mannen te gaen, en er zich met tweeën te bevinden.”

Wie gezien heeft hoe in de film “Daens” een arbeidster werd verkracht door een meestergast, weet dat seks op de werkvloer ook vaak met machtsmisbruik gepaard ging. “Zij moesten hun lichaam schenken, de kussen en ’t lekken verdragen van een oude, afgeleefde slavendrijver.

In Gent klaagde een werkloze vrouw haar nood bij een meestergast van een katoenspinnerij. Hij beloofde haar aan werk te helpen. “Buiten zich zelve van vreugde, dankte zij de meestergast wel duizendmaal… Op dezen blijk van erkentelijkheid, weet den kerel niet anders dan het volgende te antwoorden: Zie, ik heb u enen dienst bewezen, doch op eene voorwaarde: dat is van met mij mede te gaan, en dan deed hij haar eene vraag, waar eene eerlijke vrouw over blozen moet…”

Ook tussen de arbeiders onderling werd seksualiteit als machtsmiddel gebruikt: om te intimideren, te discrediteren of te isoleren. Het gerucht verspreiden dat iemand een janet was of een klein fluitse had, was een beproefde techniek.

Arbeiders bleken overigens over een eigen beeldrijke taal te beschikken om over seksualiteit en relaties te praten. Een imperméable was een condoom, broederkensliefde werd gebruikt voor homofilie, prostituees werden omschreven als pleziervleesch, vreemd gaan de benen ergens anders te weeken leggen en vrijen was welkom zijn.

Hoe olijk het allemaal mag klinken, de ellende was uiteraard niet te overzien. Los van het feit dat een gebrekkige hygiëne tot moeilijk te behandelen geslachtsziekten leidde, was er de sociale druk. Ongehuwd blijven was in die tijd een ware schande. Vooral voor meisjes was het moeilijk om uit te maken of ze moesten weigeren – en het risico lopen alleen achter te blijven – of moesten ingaan op avances, met het risico zwanger te geraken en dan in de steek te worden gelaten of een abortus te moeten ondergaan. Die angst maakte vele vrijages tot een ware kwelling en wanneer het misliep, ontstonden er vaak drama’s.

Arbeidsters die ongewenst zwanger waren, konden in de Vooruit annonces vinden voor vruchtafdrijvende middelen waarvan sommige gevaarlijk en andere enkel een purgerende werking hadden. Voor een abortus bij een “engeltjesmaker” hadden zij het geld niet. Volksvrouwen hielpen elkaar en wisten waar zeep, priemen en sondes te verkrijgen waren. Op de tentoonstelling is zo’n zelfgefabriceerde, door het gerecht in beslag genomen priem te zien. Dat deze praktijken vaak een fatale afloop kenden, laat zich raden.

BLOEMKOLEN IN DE BUIK

Schrijnende toestanden, zoals ook de situatie op de werkvloer – lage lonen, lange werkdagen, ongezonde werkomstandigheden – schrijnend was. Op het partijcongres van 1886 besloot de Belgische Werkliedenpartij (BWP) dat vrouwenarbeid aan banden moest worden gelegd. Omwille van de schrijnende toestanden? Volgens Denise De Weerdt moet alweer genuanceerd worden: “De burgerij wilde de vrouw uit de fabrieken vanwege de promiscuïteit en omdat vrouwen daar toch niks goeds konden leren. De socialisten waren veeleer tegen vrouwenarbeid omdat de vrouw met haar lager loon de concurrent was van de man en ze vonden dat de man genoeg zou moeten verdienen zodat de vrouw thuis kon blijven en voor de kinderen zorgen.”

“Een pleidooi voor moeder-aan-de-haard doet ons vandaag vreemd opkijken, maar je kan begrijpen dat dat in die tijd voor hen een oplossing was. Bij deze problematiek is het vaak heel moeilijk om met onze hedendaagse bril de feiten uit het verleden te begrijpen. Het hangt allemaal af van de omstandigheden, van de tijd waarin men leeft. Als je in het hoofdstuk over seksuele opvoeding de recent afgenomen interviews leest met mensen die in socialistische gezinnen zijn opgegroeid, dan is het toch ontstellend om te merken hoe groot het taboe enkele decennia geleden nog was. Je zou kunnen veronderstellen dat hierover in socialistische gezinnen iets meer openheid bestond maar dat was duidelijk niet het geval.”

“Eerst zei mijn moeder tegen mij dat kindjes uit de bloemkolen kwamen. Ik moet nu nog geen bloemkolen hebben. Ik zag een zwangere vrouw en vroeg aan mijn moeder waarom die zo’n dikke buik had. Ze zei dat het bloemkolen waren in haar buik. Later werd ik kwaad op mijn moeder en noemde haar leugenaarster. Ze begon te lachen maar voor mij was dat vernederend want ik had toen een vriendinnetje dat zei dat ik van niks wist. Ik huilde van vernedering.” (anonieme vrouw, in 1922 geboren in een arbeidersgezin in Ledeberg.)

Het boek “Begeerte heeft ons aangeraakt” wordt uitgegeven door het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen en Amsab, kost 800 frank en is enkel op die adressen te bestellen.

De tentoonstelling is te bezichtigen van 25 maart tot 2 mei in het Caermersklooster in de Vrouwebroedersstraat (Patershol) te Gent.

Johanna Blommaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content