De vader van de Pakistaanse atoombom is zijn 42 eretekens kwijt, maar hij blijft een nationale held.

In februari 2004 gaf de Pakistaanse volksheld Abdul Qadir Khan op televisie toe dat hij onderdelen voor kernreactoren en nucleaire knowhow had verkocht aan andere landen. Hij deed dat uit winstbejag en helemaal alleen. Zijn regering wist daar niets van. Hij was de schurk en de enige.

Vervolgens ontbood de Pakistaanse leider, generaal Pervez Musharraf, alle hoofdredacteuren van zijn land en beval hen alles te vergeten. Khan was gestraft, dat was genoeg. In Pakistan lukt zoiets, in de rest van de wereld ligt dat moeilijker.

Het begin is bekend. In het begin van de jaren zeventig studeert de jonge Pakistaan Abdul Qadir Khan, of AQ zoals hij genoemd wordt, in Leuven af als metaalingenieur. Hij gaat aan het werk in een Nederlands lab in Almelo. Dat doet onderzoek voor het Brits-Nederlands-Duitse consortium Urenco. Urenco maakt onder meer centrifuges waarmee uranium verrijkt kan worden. En dat is nodig voor de fabricage van kernwapens.

AQ is niet de enige Pakistaan in Almelo, er zijn er nog: technici, ingenieurs, controleurs. Maar Khan is een zeer beminnelijk man en maakt bij Urenco heel wat vrienden. Die schrikken dan ook wanneer er in 1976 een grootscheeps politieonderzoek naar zijn activiteiten komt. AQ verdwijnt naar Pakistan. Daar krijgt hij zijn eigen onderzoekslab, dat in 1981 te zijner ere zelfs Abdul Khan Research Laboratories wordt genoemd.

De Nederlandse politie blijft speuren. Ze ontdekt dat Khan contact blijft houden met enkele Nederlandse ingenieurs, aan wie hij blauwdrukken en cruciale onderdelen voor een kerncentrale vraagt. Hij nodigt hen zelfs uit naar Pakistan te komen. Enkele Urenco-medewerkers hadden het bedrijf al vroeger gewaarschuwd, maar niemand was daarop ingegaan. Khan wordt in 1983 veroordeeld wegens industriële spionage. Het vonnis wordt later verbroken omdat niemand er zeker van is dat Khan correct is gedagvaard.

Vandaag weten we meer. Khan kreeg wel degelijk informatie via Nederlandse ingenieurs én via Pakistaanse ingenieurs bij Urenco. Een aantal Nederlandse experts werkte een tijdje in Pa-kistan. Khan kon ook een Canadese ingenieur van Pakistaanse afkomst ertoe overhalen in Pakistan ingenieurs op te leiden. En in 1978 rekruteerde hij op een ingenieursconferentie in de Ver-enigde Staten verscheidene moslims die bereid waren Pakistan te helpen.

Geld en mensen

De tijd was er rijp voor. De Pakistaanse aartsvijand India had in 1974 zijn eerste atoomwapen uitgetest en dus moest Pakistan ook een wapen hebben. Khan was daarvoor de geknipte man. Hij was in India geboren en maakte daar de bloedige onafhankelijkheidsstrijd mee die leidde tot de opdeling in het hin-doeïstische India en het islamitische Pakistan. Hij is zestien als hij, zoals zoveel moslims, met zijn familie halsoverkop naar Pakistan vlucht.

Zelf is hij geen atoomingenieur, maar hij heeft blijkbaar de beschikking over voldoende geld om een heel complex te bouwen in de buurt van Islamabad en overal ter wereld mensen te rekruteren die wel atoomonderzoek kunnen doen. En ook andere wapens kunnen ontwikkelen. De lijst van het Khan Lab is lang en dodelijk: raketten, landmijnen, antitankwapens en luchtafweergeschut naast klassieke radarinstallaties. Tenslotte is Pakistan een land dat permanent in staat van oorlog leeft met buurland India.

Dat is allemaal uitvoerig gedocumenteerd. Want de Nederlandse bevindingen alarmeerden niet alleen de geheime diensten, maar ook de inspecteurs van het Internationaal VN-Agentschap voor de Atoomenergie (IAEA). Sinds in 1970 het Verdrag op de niet-verspreiding van Kernwapens werd ondertekend, moeten landen die kernwapens hebben hun installaties laten controleren door de inspecteurs van dat IAEA. Ook als er vermoed wordt dat een land begint aan de ontwikkeling van kernwapens, kunnen inspecties worden uitgevoerd – met toestemming van de betrokken landen weliswaar.

En daar ligt de knoop. Officieel heeft Pakistan een militair programma dat netjes wordt geïnspecteerd, maar waar niets te vinden is. Daarnaast zijn er de onderzoeksbedrijven van Khan, waar niemand binnen mag.

Alleszins zijn de Britten in 1983 zo ongerust geworden dat ze weigeren nog onderdelen te leveren. AQ beklaagt zich in brieven aan Nederlandse vrienden over dat embargo. ‘Het werk schiet niet op’, schrijft hij. ‘Die stomme Britten houden zelfs moeren en schroeven tegen.’ Spionnen melden wel dat in diezelfde tijd Chinese technici aan het werk gaan in de laboratoria van Khan.

De Amerikaanse hulp aan Pakistan gaat wel door. Tenslotte is het volop Koude Oorlog en is Pakistan bondgenoot nummer 1 tegen de sovjettroepen in Afghanistan. Maar tegen het einde van de jaren tachtig verandert de wereld. De Sovjet-Unie begint uiteen te vallen, de Taliban komen aan de macht in Afghanistan en de Verenigde Staten verliezen alle interesse in Pa-kistan.

Meteen worden ook alle Amerikaanse contracten met Khan opgeschort. Volgens de Amerikaanse wetgeving waren alle leveringen enkel bedoeld voor burgerlijk gebruik en Washington is er halfweg de jaren tachtig zeker van dat Pakistan hele andere bedoelingen heeft dan elke sloppenwijk van goedkope elektriciteit te voorzien.

Vergissing

Er viel ook niet naast te kijken. Omstreeks die tijd publiceren Khan en zijn ingenieurs artikels in wetenschappelijke tijdschriften en bewijzen zo dat Pakistan de kennis en de faciliteiten heeft om kernwapens te maken. Tegelijk blijkt dat in de Pakistaanse installaties Duitse en Nederlandse – weliswaar verouderde – centrifuges draaien. Toch blijft de argwaan nog enkele jaren bestaan: gezien de gespannen verhouding met India kan Khan zich ook wel belangrijk maken en is er van een échte bom misschien toch geen sprake. In 1989 is er zekerheid. India heeft zijn atoomtests uitgevoerd, Pakistan volgt: zes tests met atoomwapens.

Waarom duurde het zo lang voor Pakistan een atoombom had? Het probleem zat in de aankoop van uranium en plutonium. Die zijn niet op de vrije markt te koop, maar moeten via allerlei sluipwegen aangeschaft worden. Sinds Libië de inspecteurs van het IAEA toeliet en een Iraans diplomaat onlangs naar het Westen vluchtte, is ook daar klaarheid in gekomen. Ook hier duikt Khan op. Vanaf het einde van de jaren tachtig kan hij kernmateriaal betrekken uit Zuid-Afrika. In ruil levert hij Irak, Iran en Libië onderdelen voor centrifuges, ontwerpen van Chinese en Noord-Koreaanse raketten en Duitse en Nederlandse blauwdrukken voor kerninstallaties. Draaischijf is Dubai, waar smokkelen ook zakendoen is.

En de zaken gaan goed. Khan wordt rijk en bouwt, zoals het een vrome moslim betaamt, scholen en moskeeën in eigen land. Maar in 1991, na de eerste Golfoorlog, ontdekken IAEA-inspecteurs in Irak sporen van verrijkt uranium. Dat blijkt afkomstig uit Pakistan. De controle wordt verscherpt en een scheepslading onderdelen voor Libië wordt tegengehouden. Als in september 2001 de aanslagen op de WTC-torens en het Pentagon plaatsvinden, is voor Washington de maat vol. Alle duimschroeven worden nu aangedraaid. Libië gaat overstag en laat inspecteurs toe. Het netwerk van Khan wordt blootgelegd. Irak wordt bezet door de Verenigde Staten, Iran wordt onder druk gezet door de Europese Unie.

Onderzocht wordt nu hoe een straatarm land als Pakistan waar het doorsnee jaarloon 400 euro bedraagt, zo’n duur atoomprogramma kon betalen. De Nederlandse politie heeft sterke vermoedens dat Khan ook betrokken is bij drugssmokkel. En Khan zelf? Die leeft stilletjes in Islamabad. Hij is zijn 42 eretekens kwijt, maar hij blijft een held. Zijn regering heeft hem vergeven. Toen de minister van Informatie vorige donderdag wist te melden dat Khan aan Iran ‘enkele centrifuges’ had geleverd, bleek de pers dat verkeerd begrepen te hebben. Dat heb je met journalisten zonder geheugen. Pakistan is sinds kort weer een trouwe Amerikaanse bondgenoot. En dat doet niemand kwaad.

Misjoe Verleyen

Hoe kan een straatarm land zo’n duur atoomprogramma betalen?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content