In Irak vonden de VS en Groot-Brittannië niet de beruchte ‘weapons of mass destruction’. Slagen de twee landen er nu wél in om ‘weapons of mass salvation’ te vinden?

‘Er is geen excuus, geen verdediging, geen rechtvaardiging voor de hopeloze toestand waarin miljoenen medemensen in Afrika vandaag leven. En er zou ons niets in de weg mogen staan om er iets aan te veranderen.’ Aldus sprak de Britse premier Tony Blair, verlicht wereldleider én -verbeteraar, begin dit jaar bij de presentatie van het werk van zijn Commissie voor Afrika.

Na zijn forse imagoverlies is Blair druk bezig om alsnog als historische leider de geschiedenis in te gaan. Samen met zijn opvolger en rivaal Gordon Brown, de Britse minister van Finan- ciën, wil Blair niets minder dan Afrika uit het sociaal-economische moeras trekken. Cynici zeggen dat Blair daarmee zijn heroïsche aftocht in de internationale politiek veilig stelt, waarmee meteen zijn opvolging door Brown, zonder al te veel machtsstrijd verzekerd is.

Dat neemt niet weg dat het duo ‘Blair & Brown’ – geruggensteund door rocksterren als ‘Bono & Bob’ én hun jeugdige aanhang – hun nek uitsteken om Afrika nadrukkelijk op de agenda van de internationale politiek te zetten, met als hoogtepunten de G8 in Schotland, de VN-millenniumtop in New York en de jaarvergadering van de Bretton Woods-instellingen (IMF en Wereldbank) in september.

‘Blair & Brown’ komen voor hun oorlog tegen de Afrikaanse armoede met oplossingen die al vele jaren worden bepleit door hulporganisaties en ontwikkelingsexperts. Dat recept bestaat uit grofweg drie hoofdingrediënten: het wegwerken van oneerlijke handel en handelsbarrières, jaarlijks zo’n 25 miljard euro extra hulp aan Afrika, en kwijtschelding van de schulden.

Wat het eerste ingrediënt betreft, daar valt nog heel wat te doen. Er zullen boerenoorlogen aan te pas moeten komen, vooraleer de Europese Unie en de Verenigde Staten hun landbouwpolitiek zodanig wijzigen dat Afrikaanse boeren niet meer kapotgeconcurreerd worden. Oorlogen, ecologische problemen én het dumpen van gesubsidieerde westerse landbouwproducten vernietigden niet alleen de landbouwexport, maar ook de lokale voedselproductie. Eerlijker wederzijdse vrijhandel zou volgens socialist Blair soelaas moeten bieden, in de wetenschap dat het Europese landbouwbeleid dan nog verregaand hervormd moet worden.

Amerikaanse mythe

Jeffrey Sachs, Amerikaans econoom en de belangrijkste adviseur van VN-baas Kofi Annan, stelde vorige maand dat handelsliberalisering alleen de armoede niet uit de wereld zal helpen. Daarvoor is toch in eerste instantie ontwikkelingshulp nodig: ‘Hulp kan ons voorzien van weapons of mass salvation.’ Dat geld is volgens Sachs nodig om allerlei infrastructuur op te bouwen, gaande van havens, wegen en bruggen tot gezondheidszorg.

De 25 EU-lidstaten gingen tijdens de laatste Europese top akkoord met een voorstel van Europees commissaris Louis Michel om tegen 2010 minstens 0,51 procent van hun budget te besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Dan gaat Michel ervan uit dat er 20 miljard euro extra te besteden is, bovenop de 55 miljard die de Europese Unie nu al per jaar uitgeeft.

Sachs reageerde boos op de Amerikaanse president George W. Bush, die Blairs voorstel om de hulp aan Afrika te verdubbelen botweg weigerde: ‘Dat strookt niet met onze budgettaire inspanningen.’ De VS besteden hooguit 0,16 procent aan buitenlandse hulp, het laagste cijfer van de rijke landen. Sachs: ‘Dat de VS al royale hulp aan Afrika verlenen, is een mythe. De jaarlijkse Amerikaanse hulp aan Afrika bedraagt in totaal circa 3 miljard dollar, een bedrag dat het ministerie van Defensie, het Pentagon, in twee dagen uitgeeft.’ Sachs vroeg dat de VS ook 15 tot 20 miljard van de hulp voor Afrika voor hun rekening nemen. Het is weinig waarschijnlijk dat het door de Republikeinen gedomineerde Congres daarmee akkoord zou gaan.

En dan is er de schuldenproblematiek. Veel ontwikkelingslanden, al dan niet onder corrupt en dictatoriaal gezag, staken zich vanaf de jaren zestig zo zwaar in de schulden, enthousiast aangemoedigd door westerse landen, dat ze nu vaak meer aflossen aan rente dan dat ze aan ontwikkelingshulp ontvangen. Het afgelopen decennium voerden organisaties uit de hele wereld een campagne rond de schulden van arme landen. Er werd enige vooruitgang geboekt omdat veel bilaterale schulden – van land aan land – werden kwijtgescholden. Maar de schulden aan internationale banken, en multilaterale instellingen als het IMF (Internationaal Monetair Fonds), de Wereldbank en allerlei ontwikkelingsbanken bleven grotendeels staan. Zo besteedden de minst ontwikkelde of armste landen in 2001 nog zo’n 3 procent van hun bbp aan het aflossen van schulden. In Kenia bijvoorbeeld, bleek vorig jaar dat de overheid 30 procent van het budget aan onderwijs wilde besteden, 8 procent aan gezondheidszorg en liefst 42 procent voor de afbetaling van schulden.

Er is nu reden tot optimisme, al is er volgens ontwikkelingseconomen nog geen reden tot juichen. In februari al kondigden de ministers van Financiën van de rijkste zeven industrielanden (G7) aan dat ze de kwijtschelding van schulden voor de armste landen zouden onderzoeken. Op 11 juni was er een plan.

Het gaat concreet om het kwijtschelden van de schulden die achttien (vooral Afrikaanse) landen hebben bij drie instellingen: de Wereldbank, het IMF en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AFDB). ‘Honderd procent kwijtschelding van schulden’, klonk het over dit historische akkoord. Hier schuilen de eerste adders onder het gras. Ten eerste moet het akkoord nog worden goedgekeurd op de jaarvergadering van IMF en Wereldbank in september. Ten tweede wees het Europese Netwerk voor Schuld en Ontwikkeling (de ngo-koepel Eurodad) erop dat in totaal negentien multilaterale instellingen geld hebben geleend aan ontwikkelingslanden en niet slechts de genoemde drie. Bovendien zijn de schulden bij privé-banken niet in het akkoord opgenomen.

Op voorwaarde dat…

De Britse econome Noreena Hertz, auteur van IOU: het gevaar van de internationale schuldenlast, waarschuwde de demonstranten in Schotland vooral kritisch te blijven en zich niet te laten gebruiken als cheerleaders van zogenaamd verlichte wereldleiders: ‘Op korte termijn worden de schulden van slechts 18 landen kwijtgescholden, terwijl het voor 62 landen nodig is. De landen die nog in de kwijtscheldingsregeling zullen worden opgenomen, worden niet geselecteerd volgens de mate waarin zij geld nodig hebben voor gezondheidszorg, onderwijs of huisvesting, maar volgens de mate waarin zij zich houden aan de economische regels van de Wereldbank en het IMF. Schuldverlichting op voorwaarde dat een land zijn elektriciteit, zijn water, zijn wegen, en zijn spoorwegen privatiseert en zijn overheidsuitgaven verlaagt.’

Eurodad zei ook nog te vrezen dat het na deze deal voor andere landen juist lastiger zal worden, omdat schuldeisers kunnen argumenteren dat zij voorlopig wel genoeg gedaan hebben. Hertz stelt dat de G8 absoluut niet zo gul is als ze zich voordoet: ‘Deze regeling gaat de rijkste landen van de wereld niet meer dan 1,25 miljard euro per jaar kosten: dat is eenvijfde van wat de Britten aan chocolade uitgeven. Bovendien gaat ze gepaard met een overeenkomstige vermindering van hulp aan het land waaraan schuld wordt kwijtgescholden.’ Hertz wijst er verder fijntjes op dat deze schuldenregeling 0,6 procent kost van wat de westerse landen jaarlijks aan landbouwsubsidies uitgeven. Een gotspe is het, aldus Hertz, dat elke Europese koe voor 2,25 euro per dag wordt gesponsord, terwijl ruim een miljard mensen dagelijks met minder moeten rondkomen.

Volgens ‘de historische schuldendeal’ moeten de arme landen beter en transparanter bestuur nastreven. Zo moeten ze meer uitgeven aan onderwijs en gezondheidszorg, terwijl het door westerse landen gecontroleerde IMF dezelfde landen de afgelopen jaren dwong om drastisch in de overheidsuitgaven te snoeien en bijvoorbeeld te besparen op salarissen van leraars en ziekenhuispersoneel. Weinig coherent, zeker omdat die economische dwangbuis gelieerd is aan het zogenaamde HIPC-programma, dat landen moesten doorlopen vooraleer ze bij de Wereldbank en het IMF in aanmerking komen voor schuldkwijtschelding. Bovendien moeten de arme landen hun markten openstellen.

En juist daarin zitten toekomstige rampen en nieuwe schulden vervat, zeggen experts. In de krant NRC Handelsblad stelde ontwikkelingsdeskundige en oud-diplomaat Ferdinand van Dam juist het tegenovergestelde voor: geef Afrikaanse landen de mogelijkheid om duurzame economische groei op gang te brengen met de middelen die ook in Zuidoost-Azië met succes zijn benut. Dat is de mogelijkheid om achter de bescherming van tariefmuren een eigen sterke landbouwsector en industrie op te bouwen. ‘Het hele idee dat je van buitenaf een land kunt ontwikkelen, is een illusie. Waarom staan we de Afrikanen niet toe het model toe te passen dat we de Aziaten wel hebben toegestaan?’

Volgens Louis Michel is nu al duidelijk dat diverse landen strijden om Afrika’s grondstoffen. De G8-ministers riepen openlijk op om ‘alle obstakels voor investeringen in Afrika te ruimen’. Volgens onderzoek gaat het bij ruim zestig procent van die investeringen om olie en mineralen. Ontwikkelingslanden die hun olieproductie opvoeren, zien daarna vaak hun buitenlandse schuld fors stijgen: ze geven te veel uit vooraleer de petrodollars binnenstromen en ze kunnen goedkoper lenen. De VS en andere G8-landen willen wat graag minder afhankelijk worden van de OPEC-olie, en zien in bijvoorbeeld West-Afrikaanse olievelden wel perspectief.

Hans van Scharen

‘Het plan zal de G8 niet meer dan 1,25 miljard euro per jaar kosten: dat is eenvijfde van wat de Britten aan chocolade uitgeven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content