Het rijke emotionele leven van Franz Schubert staat beschreven in zijn subtiele muziek. Hij was een wonderlijk poëet in klanken.

Twee eeuwen is het dus geleden dat Franz Peter Schubert in een Weense buitenwijk werd geboren. Op 31 januari 1797. Behalve dat ook zijn minder bekende composities nu eindelijk op de affiches prijken, blijft het merkwaardig stil rond deze bijzondere componist. Toch wat de kitsch betreft waarin hij doorgaans wordt verpakt. De snotterige film ?Leise flehen meine Lieder? met actrice en sopraan Martha Eggerth is voor zover wij weten nog niet bovengehaald. Ook niet ?La belle meunière? met Tino Rossi als Schubert. Enkel de kunstzender Arte bracht op 9 februari ?Notturno? van Fritz Lehner, een saaie productie vol verzinsels.

Nu leent het leven van Schubert zich uitstekend voor allerhande taferelen die, uit hun tijdsbeeld gerukt, de hedendaagse mens natte zakdoeken bezorgen. Dat begint al met het Schubert-gezin zelf. Goed, het stemt tot nadenken als we nu lezen hoe Franz Schubert het twaalfde kind was van de veertien die zijn vader bij zijn eerste vrouw Elisabeth Vietz verwekte. Bij een tweede huwelijk kwamen er daar nog vijf bij. Maar als je weet dat toen Franz twee jaar was er van de elf voorgaande broers en zusjes al acht gestorven waren, raak je helemaal de sentimentele kluts kwijt. In die tijd was het echter een normaal verschijnsel : je maakte veel kinderen om er ten slotte enkele over te houden. Zo had Bach er twintig nodig om er elf, en Mozart vijf om er twee over te hebben. Franz’ drie jaar oudere broer Ferdinand verwekte achtentwintig kinderen ; slechts twaalf bleven langer dan vijf jaar in leven. Zo zat dat toen.

Stof tot tranen is ook Schuberts nogal zwerverachtig bestaan, het geldgebrek waarmee hij vaak te kampen had, de vele adressen die hij versleet. En natuurlijk de syfilis waarmee hij de laatste jaren van zijn leven zat opgezadeld, wat toen zo erg en uitzichtloos was als aids nu. Hij stierf in 1828, nog maar 31 jaar oud. Ook al zo’n volksgevoelig punt. Dat hij in die korte levensperiode met een ijzeren discipline meer dan duizend schitterende werken schreef, is blijkbaar niet relevant. Want wat kent de grote massa van hem ? De ?Onvoltooide?, omdat die onvoltooid is. Dan ?Erlkönig?, omdat er een kindje in doodgaat. En ?Leise flehen? of ?Ständchen?, gekweeld door de Wiener Sängerknaben.

EEN DOODGEWOON MENSENKIND

Schubert was een ontzettend gezellige vent, want hij had veel vrienden. Heel goeie waren erbij zoals Franz von Schober, Johann Michael Vogl, Anselm Hüttenbrenner, Moritz von Schwind of Johann Mayrhofer. Vriendschappen onder mannen waren in Schuberts tijd heel hecht. Maar zelfs die verkwikkende relatie werd vertekend, vooral door hypocriete Amerikanen en Engelsen die hem tot homo bombardeerden. Als hij ècht homo was geweest, zou het ons niet storen, maar het was gewoon niet waar.

In werkelijkheid was Franz Schubert een doodgewoon mensenkind. Hij kende veel narigheid, maar ook veel geluk. Hij wist wat armoede was, maar ook hoe fijn het was om een hapje mee te eten bij vrienden. Hij kende liefdesverdriet zoals iedereen. Hij ondervond wat het was om een nare ziekte te hebben. Maar al deze dingen ervaren miljoenen anderen, jongelui die er zelfs veel erger aan toe zijn. Ook nu en zeker nu. Alleen heten ze geen Franz Schubert. Het speciale bij Schubert was de godsgave, dat hij al die menselijke, dagelijkse vreugden, zorgen en verdriet in muziek kon omzetten. Hij was supergevoelig, ging bij voorkeur met dichters om, maar was zelf een wonderlijk poëet in klanken. Heel subtiel. Zo subtiel als geen ander componist. Al onze eigen emoties herkennen we erin.

Met de smakeloze commercie van het Mozartjaar ’91 in het achterhoofd, hebben veel ?melomanen van goede smaak? angstig naar het Schubertjaar zitten uitkijken. Wie herinnert zich niet de Mozarthorloges, -pralines, -sokken, -likeur en noem maar op. Zou er nu ook zo’n rommel op de markt gegooid worden bij deze Schubertherdenking ? Schubert-brilletjes bijvoorbeeld ? Gelukkig zijn we er tot nog toe van gespaard gebleven. Of bijna toch.

?Och?, zei Nikolaus Harnoncourt me in ’91 in verband met de Mozart-prullaria, ?Ik lig daar niet van wakker. Wèl erg is dat iederéén denkt nu Mozart te moeten spelen. Wat sommigen ervan maken is onwaardig. Ze spelen de nootjes, maar Mozarts ziel zit er niet in?.

En verdraaid, precies dàt maken we nu ook met Schubert mee : her en der wordt zijn muziek grondig vermoord. Ook op tv en radio laat de keuze van Schubert-interpretaties vaak te wensen over. Gelukkig zijn er, zeker in Vlaanderen, musici en ensembles die Schubert begrijpen en zijn muziek eerlijk vertolken, er geen soap van maken. Eén van hen is het Fortepianotrio Florestan. Het werd zes jaar geleden opgericht en bestaat uit Jan Vermeulen, pianist, Peter Despiegelaere, violist, en Karel Steylaerts, cello. De cd’s die zij kortgeleden uitbrachten, werden in dit blad al lovend besproken : de dubbel-cd met alle werken voor klaviertrio van Schubert ( Discover 920488) en een pak klaviermuziek van deze wonderlijke componist op drie solo-cd’s door Jan Vermeulen ( Passacaille 99704, 99707 en 99708). Nu heeft het drietal ook het goede idee gehad om een Florestan-festival op te starten. Dit jaar met werken van Felix Mendelssohn en vooral van Schubert natuurlijk. Het is veelbelovend. Later op het jaar zullen ze met een Beethoven-programma het land rondtrekken.

Schubert had een grote bewondering voor Beethoven. Wie niet trouwens. Maar is het eigenlijk niet fout die twee altijd weer met elkaar te vergelijken ?

JAN VERMEULEN : Ja. Beethoven en Schubert zijn totaal verschillende individuen. Als je Schubert toch met iemand wil vergelijken, zou ik dat persoonlijk liever met Mozart doen, met wie hij veel meer raakvlakken vertoont. Bijvoorbeeld wat de melodievorming betreft en de ongelooflijk sterke, rijke harmonie. Die melodieën op zich zijn eigenlijk heel eenvoudig, zelfs afzonderlijk beluisterd. Maar het wonderlijke is dat je er spontaan een harmonie onder vermoedt. Een harmonische ondergrond derhalve. Precies die harmonische ondertoon maakt de melodieën bij Mozart en vooral bij Schubert zo onvoorstelbaar sterk.

PETER DESPIEGELAERE : Die harmonie is heel natuurlijk, al kunnen we het hen niet nadoen. Met ?natuurlijk? bedoel ik dat ze niet gezocht is, niet geforceerd. Het klinkt allemaal zo vanzelfsprekend alsof het gewoon niet anders kàn. Dat is precies het geniale. Er zijn weinig componisten die dat hebben. Schubert zit bij die natuurtalenten aan de top.

Eén van de mooiste Schubert-composities is de Liedcyclus ?Die schöne Müllerin?. Het gaat over een jongen die verliefd is op een molenaarsdochter. Daar komt liefdesverdriet van, want zij heeft een oogje op iemand anders, een jager.

Die cyclus barst van muzikale wisselingen in stemming. Voor iedereen duidelijk hoorbaar bijvoorbeeld in ?Die Tränenregen?, als het tweetal samen aan de beek zit maar het meisje koel opstapt. ?Het gaat regenen?, zegt ze, ?ik moet weg?. De jongen blijft achter met tranen in de ogen. Schubert duikt hierbij naar mineur. Een maat later is het weer majeur. Zo zitten zijn liederen en àl zijn muziek vol van dergelijke wendingen.

VERMEULEN : Die stemmingswisselingen noem ik ?kantelmomenten?. Ook dat heeft Schubert met Mozart gemeen. Een kantelen van optimisme naar melancholie en vice versa. Non stop. Soms in de tijdspanne van twee maten. Dat maakt zijn muziek ook zo uitermate broos.

Aan Schuberts Liedkunst twijfelt geen mens. Over de sonates lees ik in de Algemene Muziek Encyclopedie echter iets vreemds. De toch befaamde Jan Broeckx schrijft : ?… Het melodische materiaal, alhoewel fraai van snit, mist vaak het boeiende en gespannen karakter waardoor grotere composities een dwingende samenhang verkrijgen?. Juist ?

VERMEULEN : Niet juist, al hebben we dat allemaal zo moeten slikken op het conservatorium. Nu weten we dat dit een totaal voorbijgestreefde opvatting is. In feite wordt Schubert hier weer eens vergeleken met Beethoven. Waarom toch ? Schubert is gewoon ànders en dat wist hij zelf ook verdraaid goed. Hij had helemaal geen zin, laat staan enige behoefte om zich in vaststaande vormen te wringen. Als Beethoven een sonate schreef, was dat een schoolvoorbeeld van hoe zo’n ding volgens de regels van de kunst in elkaar moest zitten. Maar de sonates van Schubert zijn er in feite geen echte ; het zijn ballades, fantasieën en zo meer. De betiteling ?sonate? was voor hem enkel maar een excuus om iets moois te schrijven.

KAREL STEYLAERTS : Broeckx’ opmerking over een gemis aan spankracht is evenmin correct. Schuberts muziek barst van spanning. Wij kunnen dat toetsen aan de reactie van het publiek. Een publiek van leken, van gewone mensen die van mooie muziek houden. Als wij samen als trio of Jan op zijn pianoforte solo optreden, voel je die spanning in de zaal overslaan en kan je een speld horen vallen. Na het laatste akkoord barst er altijd een enthousiast applaus los. Dat bewijst hoe ongelooflijk sterk Schuberts composities zijn. Vergeet daarbij niet dat zijn trio’s om en bij de veertig minuten duren, wat voor gewone mensen enorm lang is.

Al een jaar of dertig zijn er musici die propageren dat je voor het spelen van de muziek uit het verleden ook het best de instrumenten uit de overeenkomstige periode kunt gebruiken. Nikolaus Harnoncourt wordt zo’n beetje als de peetvader van dit soort vertolking beschouwd. Ook het Fortepianotrio Florestan gebruikt wat men noemt ?oude instrumenten?.

Doen jullie dat echt uit overtuiging of misschien toch omdat het een ?trend? is ? En zou Schubert zelf niet erg blij geweest zijn met zo’n zwartblinkende Bösendorfer, waarop heel wat grote pianisten nu zijn klaviermuziek vertolken ?

VERMEULEN : Laat ik beginnen met het laatste. Ik ben er zeker van dat hij niet zo gelukkig geweest zou zijn met een moderne Bösendorfer of Steinway. Veel te vettig. Je moet het je zo voorstellen : je rijdt op een landweggetje met een Amerikaanse slee, zo’n acht-cylinder. Hoeveel haal je ermee ? Hooguit veertig per uur. Maar neem dat weggetje met een 2 PK, dan scheur je er vrolijk overheen omdat je àlles uit dat eendje kunt halen wat er in zit. Op de pianoforte heb je dezelfde ervaring : je gebruikt het hele instrument, van de uiterste discant tot de laagste bas, in een omvang van de toen door Mozart en Schubert geschreven composities.

Als je nu Mozart op zo’n logge moderne vleugel speelt, hou je nog éénderde over. Bij Mozart is het resultaat dat je een soort pietepeuterig breiwerk krijgt. Een ander aspect is de klankkleur. Die typische klankkleur van de pianoforte was voor Schubert uiterst belangrijk. Een moderne Steinway heeft die niet. Nee hoor, ik wil blijven spelen op mijn Tröndlin uit 1825, met die Weense mechaniek, stroef en omslachtig, de toetsen weer helemaal terug laten komen voor je ze weer kunt aanslaan. Prachtig !

Nu naar het eerste punt : of we hebben willen meedoen aan die ?trend?. Dat was helemaal ons geval niet. Nee, ik bijvoorbeeld speelde Rachmaninoff en zo met plezier op een Steinway. Maar met sonates van Mozart had ik problemen. Ik kreeg ze niet uit dat grote monster. Tot ik op een goeie dag in het Vleeshuismuseum een paar minuten op een Graf-pianoforte mocht spelen. Ik probeerde iets van Schubert. Toen wist ik : dit is het ! Puur eigen ontdekking dus. Een vonk.

STEYLAERTS : Toen we in 1991 met het trio begonnen, speelden we allen op moderne instrumenten. Ons eerste optreden, in Heverlee of Keerbergen geloof ik, was zo. Het programma leende er zich vrij probleemloos toe. Maar daarna zijn we aan Mozart en Beethoven begonnen : Jan op zijn nieuwe liefde, de pianoforte, en wij nog met onze gewone instrumenten. Peter en ik ontdekten dadelijk dat dit niet kòn ; we spraken gewoon een andere taal. De instrumenten hebben ons verplicht tot aanpassing. Wij deden dat en constateerden onmiddellijk dat de balans tussen de drie instrumenten veel evenwichtiger was. En als je op een eerlijke manier muziek wil reconstrueren, kan je enkel met die middelen de bedoelingen van de componist waarmaken.

DESPIEGELAERE : Voor de strijkers is het gebruik van darmsnaren zowat het belangrijkste. Dat brengt zeker en vast beperkingen mee maar ook verfijnde expressiviteit, al moet je die anders zoeken dan op stalen snaren. Wat je er niet op kan doen, zijn een geëxalteerd vibrato en overdreven hevige aanzetten. Darmsnaren verdragen dat niet. Dat geeft ook een juist idee van wat er in Schuberts tijd kon en niet kon. Op darmsnaren speel je minder agressief. Het is intiemer. Dat mildere klopt met het mildere van de pianoforte.

Naast al dat instrumentarium is partituurgetrouwheid, het spelen wat er in de Urtext staat, beslist noodzakelijk. Mozart en Schubert schreven nooit een overbodige noot. Als je niet doet wat er staat, hoort iedereen dat. Maar ook moet je de aanwijzingen van de componist volgen. Precies op dat gebied slaan toch grote vertolkers dikwijls een verkeerde weg in en vervalsen de compositie. Wij in elk geval proberen de èchte Schubert over te brengen zonder in academisme te vervallen.

Eén van Schuberts beste vrienden, de bovengenoemde Johann Mayrhofer, beschreef hem als ?een mengsel van tederheid en grofheid, sensualiteit en openheid, heel sociaal voelend maar ook melancholisch?. Herkennen jullie hem ?

VERMEULEN : Met die ?grofheid? ga ik zo niet akkoord. Ik ken eigenlijk maar één plaats bij Schubert waar het er wat ruw aan toe gaat : in zijn sonate in A, D 959, tweede deel. Daar gooit hij plotseling alle remmen los, krankzinnig bijna. Je zou willen zeggen ?Och arme Schubert, wat gebeurt hier met jou ?? Maar met de rest van Mayrhofers beschrijving ben ik het roerend eens. Dat is Schubert ten voeten uit. Ook dat melancholische, hoewel hij dat nooit extreem is. Zelfs als hij iets vrolijks wil schrijven, vind je er altijd iets treurigs in. Schubert was een levensgenieter. Het is eigen aan alle bonvivants dat ze fundamenteel wat droefgeestig zijn. Als tegenwicht. Je kan alleen maar echt genieten als je ook de andere aspecten van het leven kent. Zoals Schubert. Het staat allemaal in zijn muziek geschreven.

Fons de Haas

Op 23/3 om 16.30 begint het Florestan Festival in het Sint-Jansbergklooster, Sint Jansbergstraat 9 in Halen-Zelem (Diest) met pianotrio’s van Mendelssohn. Op 27/4 een solorecital door Jan Vermeulen met klavierwerk van Schubert. Het festival sluit op 25/5 met de twee pianotrio’s van Schubert. Inl. 013/461.471.

Franz Schubert, geportretteerd door Josef Teltscher. Schubert schreef er eigenhandig op : Denk zo vaak mogelijk aan Franz. Wenen 1825.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content