Een nieuwe studie van sociologen geeft aan hoeveel werklozen nu eigenlijk aan de bel trekken bij het OCMW.

Tussen 1993 en 1997 werden bijna 300.000 werklozen geschorst van de rollen van de RVA. Dat is ruim één op tien werklozen. Over het lot van deze mensen ontstond een polemiek tussen de RVA en de OCMW’s. Volgens de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten klopten in 1994 ruim vijftien op honderd aanvragers van het bestaansminimum bij het OCMW aan omwille van de schorsingspolitiek. Het RVA ontkende dat hun schorsingen tot een relevante stijging van het aantal bestaansminimumtrekkers leidde.

De sociale wetenschappers Johan Wets en Hans De Witte van de KU Leuven en drie Franstalige collega’s van de ULB plozen de zaak uit in opdracht van Jan Peeters, SP-staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Miet Smet, CVP-minister van Tewerkstelling en Arbeid. In de studie “In rijen op de keien. Het sanctiebeleid sinds 1993” vergeleken ze voor eenzelfde periode in 1996 gegevens van OCMW en RVA met elkaar.

Hun eerste vaststelling: ongeveer 17.500 aanvragen voor een bestaansminimum bij het OCMW – iets minder dan één op drie – hield verband met werkloosheid. Maar terwijl de media vooral aandacht besteden aan de impact van schorsingen op aanvragen bij het OCMW, constateren de onderzoekers dat de aanvragers vooral (in bijna drie gevallen op vier) een financiële aanvulling van of een voorschot op hun RVA-uitkering verlangen.

Er zaten bij de geschorsten opvallend weinig langdurig werklozen. Naast langdurige werkloosheid ziet de RVA twee redenen om iemand te schorsen: een werkweigering of -verlating, en een administratieve sanctie. Dat laatste kan gebeuren als respons van de RVA op het te laat indienen of foutief invullen van een stempelkaart, het niet tijdig doorgeven van een adreswijziging, of op zwartwerk. Tot zelfs in de schoot van de RVA stellen ze zich vragen bij dit strenge systeem.

DE MENSEN ACHTER DE CIJFERS

Schorsing wegens langdurige werkloosheid treft vooral vrouwen en was in 1996 en de drie voorgaande jaren goed voor ongeveer de helft van alle schorsingen. Een “te langdurig werkloze” is volgens de RVA iemand die anderhalve keer zo lang werkloos is als de gemiddelde werkloosheid van mannen of vrouwen in de eigen leeftijdscategorie en regio. In Antwerpen wordt een vrouw onder de 36 jaar geschrapt na 39 maanden werkloosheid. Minister Smet bouwt wel een aantal garanties in. Alleenstaanden, bijvoorbeeld, kunnen niet geschorst worden en samenwonenden enkel indien hun gezamenlijk netto belastbaar inkomen 624.250 frank per jaar overschrijdt, plus ongeveer 25.000 voor elke persoon ten laste. Die garanties schijnen goed te werken: in 1996 was nauwelijks iets meer dan één procent (tussen de driehonderd en vierhonderd personen) van alle nieuwe aanvragen bij het OCMW het gevolg van een schorsing omwille van langdurige werkloosheid. Ofschoon dit geen hoog aantal is, verbaast het de uitvoerders van de studie toch. Deze (ex)-werklozen zouden immers over een voldoende hoog gezinsinkomen moeten beschikken om geschorst te mogen worden. De onderzoekers sluiten niet uit dat een aantal mensen op het moment van de schorsing nog samenwonend waren, later alleen vielen en dan uit onwetendheid naar het OCMW stapten in de plaats van naar de RVA. Want: mensen weten lang niet altijd waar ze recht op hebben, en ook OCMW-medewerkers zijn niet altijd voldoende onderlegd in de complexe RVA-regelgeving. Een bijkomende scholing zou hierin verandering kunnen brengen, suggereren de onderzoekers in hun studie “Werkloosheid en sociale bijstand: communicerende vaten?”. Alvast tussen de beide betrokken kabinetten kan de communicatie beter.

Overigens blijven cijfers abstract. Daarachter steken de ervaringen van concrete mensen. Hans De Witte wees er in een eerdere studie op dat werklozen gemiddeld angstiger, depressiever en pessimistischer zijn. Werkloosheid belast de mensen psychisch. De Witte: “Een drastische inkomensverlaging, een ongeordend leven, sociale isolatie, prestigeverlies, verveling, twijfels aan zichzelf en gevoelens van overbodigheid dragen elk op zich bij tot het verminderen van het psychisch welzijn van de werkloze.”

Hilde Dumortier, educatief medewerkster bij het ABVV, merkt dat een schorsing deze negatieve psychische impact vaak nog versterkt. “Bij velen is de schaamte groot. Mensen voelen zich in de steek gelaten: eerst zijn ze hun werk kwijtgeraakt, daarna hun vervangingsinkomen bij de RVA. Dat maakt dat ze hun vertrouwen verliezen, soms ook in vakbonden.”

Ria Goris

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content