Twee kanshebbers, een paar outsiders en vijftien man voor wie een plaats bij de beste zestien een succes zou zijn: Belgische medailles lijken een utopie op het WK atletiek dat dit weekend in Parijs begint. Toch blijft topsportcoördinator Bart Cleppe van de Vlaamse Atletiekliga een voorzichtige optimist.

De laatste WK-medaille van een atleet uit de Belgische school dateert van 1987, toen William Van Dijck zilver pakte op de 3000 meter steeple in Rome. Sindsdien schalde de Brabançonne nog één keer: voor de genaturaliseerde Belg Mohammed Mourhit, tweede op de vijf kilometer van het WK in Sevilla. Weinig kans dat een Belg straks die prestatie evenaart, zeker nu marathonloopster Marleen Renders, Belgiës grootste kanshebber, alweer door een blessure moest afhaken.

‘We komen niet eens in de buurt van de hoogdagen van Miel Puttemans, Gaston Roelants en Roger Moens’, zucht Bart Cleppe, de topsportcoördinator van de Vlaamse Atletiekliga (VAL). ‘Niet met Kim Gevaert, die vorig jaar nochtans een fantastisch EK heeft gelopen, niet met Cedric Van Branteghem, hoewel die in Oslo een wedstrijd voor de Golden League won, en evenmin met Marleen Renders. Daarvoor is Marleen te frêle en te kwetsbaar, hoewel ze een top-drie kan lopen of zelfs kan winnen als ze in topvorm is. Voor Kim Gevaert geldt dat eigenlijk ook: die heeft ook een toptijd in zich, maar niemand kan voorspellen wanneer die eruit komt.’

Toch wel. Ze heeft hem in 2002 op het EK gelopen.

BART CLEPPE: Ja, maar een EK is geen WK, hè. Als het in Parijs een hele snelle wedstrijd wordt, valt Kim met haar tijden van het EK misschien zelfs uit de finale. Maar met een perfecte wedstrijd loopt ze waarschijnlijk voor een medaille.

De perfecte wedstrijd lijkt ver weg, want Gevaert heeft last van een blessure.

CLEPPE: Ik denk dat die blessure vooral aantoont dat ze heel dicht bij haar topvorm aanleunt. Atleten die scherp staan, raken sneller geblesseerd, maar ze voelen ook beter de pijn en voor je het weet, slaan ze in paniek. De artsen zeggen dat Kim Gevaert er in Parijs helemaal zal staan. Ik maak me dus weinig zorgen.

Ziet u haar op de 100 meter presteren, of veeleer op de 200 meter?

CLEPPE: Veeleer op de 200. Op de 100 meter is het deelnemersveld sterker, dus zou ze al echt toptijden moeten lopen om voor het podium in aanmerking te komen. In de 200 loopt ze die toptijden al: daar is een goede Kim Gevaert altijd bij de beste tien atletes in de wereld.

Gevaert is ook een hoeksteen in de aflossingsploeg. Maken we daar een kans?

CLEPPE: Zoals altijd in een 4 x 100 meter kan het alle kanten uit. Eén slechte aflossing en je bent kansloos, maar als de vier beste atletes ook op hun best lopen, zit er misschien een halve finale of een finale in.

Bij de mannen is de aflossing altijd een heikel punt geweest – in de aanloop naar het komende WK was dat niet anders. Waarom loopt het bij de vrouwen wel?

CLEPPE: Omdat de ploeg die straks in Parijs aan de start komt, eigenlijk voortborduurt op de junioresploeg die in de tweede helft van de jaren ’90 de finale liep op de jeugdolympiade in Bath. Kim Gevaert, toen onze beste junior, heeft daar een hele generatie meegezogen en de aflossing in de kijker gezet. De 4 x 100 was daar plots een item: iedereen wilde werken om bij die ploeg te geraken.

Bij de mannen zijn we er nooit in geslaagd om zoveel enthousiasme op te wekken. Jammer, want de generatie van Sven Pieters, Marlon Gevaert en Kjell Provost had ook brokken kunnen maken. Nu, ook voor de mannenaflossing ben ik optimist: als we erin slagen om een (communautair uitgebalanceerde, nvdr.) selectie te maken, zie ik het Belgische vierspan zelfs in de halve finale geraken in Parijs. Ik zou alleen aanraden dat we, zoals in Edmonton (op het vorige WK), een vijfde man meenemen naast Kristof Beyens, Nathan Bongelo, Anthony Ferro en Xavier De Baerdemaeker. Je weet maar nooit dat er iemand geblesseerd of oververmoeid raakt.

Eén potentiële vervanger heeft zich inmiddels al gemeld: Patrick Stevens is er normaal niet bij in Parijs, maar hij gaf onlangs wel te kennen dat hij estafette wil lopen. Gelooft u in Stevens?

CLEPPE: Stevens verdient een plaats in die aflossing. De hardnekkigheid waarmee hij vecht tegen zijn tegenslagen en blessures, verdient veel waardering. Ik weet niet of hij ooit nog zo snel als vroeger wordt, maar ik twijfel er geen seconde aan dat hij nog veel marge heeft.

Stevens heeft inmiddels Henk Kraaijenhof, zijn trainer, geruild voor de omstreden ex-DDR-dopingdokter Eckart Arbeit. Een goede zet, denkt u?

CLEPPE: Hij moet het niet laten omdat die man omstreden is, hè. Zo gaat dat nu eenmaal in de atletieksport: wie één keer is betrapt, is gebrandmerkt voor zijn hele leven. Wist u dat ze Ronald Desruelles (topsprinter en ex-trainer van Stevens) ooit gewraakt hebben voor de Hoge Raad voor de Sport vanwege zijn dopingverleden? Ik ken mensen uit het wielrennen die tijdens hun loopbaan drie kéér geschorst zijn, en die wél in al die organen zitten.

Patrick doet er goed aan met Kraaijenhof te breken. Hij heeft een trainer nodig die hem niet alleen aangepaste training voorschrijft, maar die hem ook voortdurend aanspoort om te blijven werken. Ik vrees dat Kraaijenhof als motivator een beetje passé is. Het idee dat Stevens bij Arbeit samen traint met (zijn vriendin, de olympische kampioene zevenkamp) Denise Lewis bevalt me wel: laatst hoorde ik iemand vertellen dat Denise in de powerzaal harder werkt dan Patrick. Zoals ik Stevens ken, zal hem dat er zeker toe aanzetten om een tandje bij te steken.

Hij heeft weinig keus, want Stevens heeft er plots een nieuwe uitdager bij. Op de jongste Belgische kampioenschappen kwam Cedric Van Branteghem hem kloppen op de 200.

CLEPPE: Stevens is concurrentie gewoon. België is in de sprint de jongste tien jaar niet slecht bedeeld geweest: we hadden Stevens die op grote kampioenschappen finales liep, en we hadden ook die vreemde uitdager met zijn grote mond: Erik Wymeersch. Tegenwoordig komt de concurrentie vooral van enkele jongeren: Ferro bijvoorbeeld, of Beyens.

Nee, niet van Cedric: hij is geen atleet voor de 200 meter. Die spurt is een waardemeter voor zijn wedstrijd over 400 meter, niets meer, niets minder. Op wereldniveau betekent zijn 20.50 op 200 meter niets. Op de 400 meter kan Van Branteghem een sterke wedstrijd lopen, een halve finale halen en misschien het record van Fons Brydenbach breken. Daar moet hij zich op concentreren.

Ziet u nog Belgische outsiders voor Parijs?

CLEPPE: Ik verwacht niets van Veerle Dejaegere (1500-meterloopster), maar niemand zegt dat ze niet even verrassend uit de hoek komt als in Edmonton of Sydney (waar ze telkens de halve finale liep). Er is ook (800-meterloper) Joeri Jansen, maar die jongen is veel te veel gefixeerd op dat Belgisch record van Ivo Van Damme. Daardoor vergeet hij vaak dat het in de eerste plaats om de wedstrijd gaat. Dat is jammer, want Joeri is een ongelooflijk talent, een halve fondloper van potentieel internationaal niveau. Hij moet zichzelf alleen wat beter leren inschatten. Hij kan een voorbeeld nemen aan Tom Omey, zijn leeftijdsgenoot en concurrent: die heeft bijlange niet de intrinsieke kwaliteiten van Jansen, maar mentaal gaat hij wel veel beter met zijn mogelijkheden om.

België vaardigt ook een zevenkampster, een discuswerper en een polsstokspringer af.

CLEPPE: Het is een goede zaak dat Tia Hellebaut de zevenkamp boven het hoogspringen verkiest. Als de omstandigheden meezitten, kan ze net onder de absolute top eindigen.

Polsstokspringer Thibaut Duval is een ander verhaal: na zijn sprong over 5,80 meter in zaal in Wenen traint hij al maanden in Frankrijk, maar hij staat nog nergens. Kevin Rans is een beetje in hetzelfde bedje ziek: die traint bij Vitaly Petrov, de vroegere coach van Sergei Boebka, maar hij is alleen maar afgegaan als een gieter sinds hij bij Petrov begonnen is. Het is een ramp voor de investering die het BOIC in hem gedaan heeft.

Bij discuswerper Jo Van Daele zit het allemaal in het kopje. Ik zag hem vorig jaar op het EK in München opwarmen met twee worpen van meer dan 60 meter, hallucinant. Maar in competitie wierp hij plots twee meter korter. Misschien kan het helpen dat hij bij professor Wieleman langs is geweest, de sportpsycholoog van de VUB.

Van Daele is zo’n jongen uit die ‘net niet’-generatie: allemaal jongens met veel mogelijkheden die nooit de top hebben bereikt. Sandra Stals, nog zo’n belofte die nooit helemaal doorbrak, is er straks weer bij in Parijs. Wordt het wat met haar?

CLEPPE: We weten van Sandra dat ze toptijden in zich heeft. Op het BK zag ik haar met de handrem oplopen, even versnellen toen ze werd ingehaald en vervolgens makkelijk finishen op 2.06, niet bepaald een slechte tijd. Geen tien minuten later zat ze al rustig te keuvelen in de vip-bar, helemaal gerecupereerd. Eigenlijk zegt dat álles: als zo’n meisje één keer 2.01 loopt, is ze misschien wel vertrokken voor een paar schitterende jaren. Ze is tenslotte pas 28.

Jonathan Nsenga, de hordenloper, is de 28 al lang voorbij. Kan die iets klaarmaken in Parijs?

CLEPPE: Ik vrees dat de carrière van Jonathan op zijn laatste benen loopt. Nsenga is altijd een jongen van hoogten en laagten geweest, maar hij is er nog bij: dat is al een verdienste op zich. Van die wonderlijke hordengeneratie van de jaren ’90 – waarin Grossard, Pieters, Lisabeth, Cuypers en Nsenga onderling moesten uitvechten wie er naar de WK’s en de Olympische Spelen mocht – is hij als enige overeind gebleven. Verdomd jammer voor de Belgische atletiek, want die twee generaties hordenlopers hadden België echt op de wereldkaart kunnen zetten.

Gelooft u dat het tij zal keren? Heeft de Belgische atletiek nog wel een toekomst?

CLEPPE: Geen haar op mijn hoofd dat daaraan twijfelt. Bij de jeugd is de Europese atletiek veel sterker dan de Afrikaanse, zeker in de breedte, en de Belgische jongeren slaan in die jeugdolympiades zeker geen slecht figuur.

Op de kampioenschappen in het Finse Tampere liepen onze juniores volgens de meeste waarnemers het slechtste EK in jaren.

CLEPPE: Ik heb dat ook gelezen, maar ik ben het daar niet mee eens. Het is niet voor het eerst dat we zonder medailles terugkeren, en het zal ook niet voor het laatst zijn. Het seizoen is pas afgelopen na het WK. Misschien moeten we tot dan wachten om de rekening van de Belgische atletiek te maken.

Frank Demets

‘Zo gaat dat in de atletieksport: wie één keer is betrapt, is gebrandmerkt voor zijn hele leven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content