De VLD hertekent het onderwijslandschap op haar onderwijscongres : leerplicht vanaf vijf, meer zeggenschap voor de lokale school plus pluralistisch onderwijs zonder zuilen.

Een onderwijs dat zich bevrijdt uit een ideologisch keurslijf en dat niet schatplichtig is aan netten, zuilen en koepels, daarvoor pleit de VLD. Concreet betekent dat minder macht voor de onderwijsnetten, koepels en zuilen. Op termijn wil de partij zelfs de Autonome raad voor het Gemeenschapsonderwijs (Argo), het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO), het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG) en de Cel voor het Vlaams Provinciaal Onderwijs (CVPO) zien verdwijnen.

Vlaams parlementslid Karel De Gucht : ?Dat is geen theoretisch uitgangspunt. Zelfs in het vrije net, vooral in het katholiek onderwijs, is er een spanningsveld tussen de basis en het hoofdkwartier van het VSKO in de Guimardstraat. Leerkrachten vrezen dat de Guimardstraat via de komende samenwerkingsverbanden tussen secundaire scholen haar standpunten nog zal willen doordrukken. Via deze tussenstructuur zal de ze haar hegemonie nog een generatie proberen voort te zetten. Per afzonderlijke school zou dat niet meer kunnen. In het vrije net wil de basis meer autonomie. Scholen willen geen bevoogding meer. Dat is een uiting van de tijdgeest : de drang naar emancipatie. Het vrije net is bovendien niet alleen groot maar ook verscheiden geworden. Het is drie keer groter dan de partij waarmee het geassocieerd wordt. Daar vind je bijgevolg verscheiden gezindheden. Er zitten niet enkel meer gezagsgetrouwe katholieken onder de leerkrachten van dat schoolnet. Velen belijden enkel in naam hun aanhankelijkheid ten overstaan van het net. Vooral goed onderwijs geven is hun doel. Ze hebben oog voor de diversiteit in de maatschappij. En ze hebben ook meer aandacht voor de gelijkwaardigheid en het naast elkaar bestaan van opinies. Een systeem waarin maar één opinie de juiste is, vinden ze niet meer geloofwaardig. Het is echter normaal dat de Guimardstraat de structurele macht wil behouden. Maar er is een discrepantie tussen de structuren en de sociologische evolutie.?

KOEHANDEL MOET VERDWIJNEN

Tegen een VLD-gewoonte in is er geen sprake van besparingen in het onderwijs. Maar de partij dringt aan op een rationeler gebruik van de middelen. De financiering gebeurt op grond van het gelijkheidsbeginsel, zoals opgenomen in artikel 24 van de grondwet. ?Maar de heersende koehandel en politieke compromissen ter zake moeten verdwijnen,? zegt De Gucht. ?Het gelijkheidsprincipe wordt gecompenseerd door objectieve verschillen. Meer kansarme kinderen kunnen, bijvoorbeeld, een afwijking van de gelijke financiering verantwoorden. We moeten die verschillen kwantificeren. Alle onderwijsinstellingen moeten worden onderworpen aan identieke regels voor boekhoudkundige en financiële verplichtingen. In het decreet op het basisonderwijs is er over de financiering van de werkingsmiddelen een politiek compromis tussen SP en de CVP, de 100/75-verdeling, waarbij het vrij onderwijs het 75-part krijgt. Dit is volgens onderwijsminister Luc Van den Bossche (SP) een schatting van de objectieve verschillen. Wij stappen naar het Arbitragehof met de vraag of die verhouding wel correct en in overeenstemming is met het gelijkheidsbeginsel in artikel 24 van de grondwet. Als het Arbitragehof de 100/75-verdeling in twijfel trekt, breken we een systeem open.?

Voorts is de VLD voorstander om de enveloppefinanciering te veralgemenen. Voor alle leerkrachten moet er eenzelfde personeelsstatuut komen, wat de samenwerking tussen officiële en vrije scholen zou vergemakkelijken. Een vereenvoudigde en uniforme basisorganisatie voor alle scholen moet leiden tot een efficiëntere samenwerking. Alle onderwijsinstellingen krijgen immers van de VLD, behalve dezelfde rechtspositieregeling voor hun personeel ook dezelfde financiering, inspraak en bestuursvorm.

De liberalen beperken de vaste benoeming tot een vast percentage. Ze vullen het kader aan met tijdelijke personeelsleden van wie ze het statuut echter aantrekkelijker zouden maken. De partij snijdt ook de bestaande regeling voor de vrijheid van onderwijs en de vrije keuze aan.

De Gucht : ?Veronderstel dat het Arbitragehof beslist dat de vrije keuze niet alleen slaat op de filosofische, maar ook op de pedagogische verschillen. Neem nu de Steinerscholen die zich onlangs verzetten tegen de invoering van de eindtermen, omdat ze hun pedagogische vrijheid zouden aantasten. Als ze van het Arbitragehof gelijk krijgen, komen we terecht in een atomair scholenlandschap. Een vrije keuze met twee polen kan je beheersbaar organiseren. Maar met twintig polen kom je terecht in een totaal nieuw landschap. Het Arbitragehof doelbewust bespelen kan één van de middelen zijn om het vastgeroeste onderwijslandschap open te breken. We pleiten niet voor een revolutie. Maar op termijn moet er meer samenwerking komen over de netten heen.?

De partij verbindt het principe van de vrije keuze niet aan structuren, maar aan het onderwijsaanbod binnen een bepaalde gebiedsomschrijving. Hierbij wordt rekening gehouden met onder meer de homogeniteit van het aanbod, de bereikbaarheid van de school, de regionale en plaatselijke behoeften. Deze grondwettelijk gewaarborgde vrije keuze wil de VLD absoluut vrijwaren als beste waarborg voor pluralistisch en kwalitatief onderwijs. Ze zou de centrale rol van de Argo sterk afslanken. De Argo zou enkel nog instaan voor toezicht en om neutraal onderwijs te organiseren op plaatsen waar het vrij initiatief tekortschiet.

SCHOLEN VERZELFSTANDIGEN

De grondwettelijk verankerde plicht voor de gemeenschap om in neutraal onderwijs te voorzien is volgens de VLD onaantastbaar, maar niet noodzakelijk het monopolie van de overheid, dus niet enkel van de Argo. Elke onderwijsinstelling die aan de neutraliteitscriteria voldoet, ongeacht het net, kan mee de vrije keuze mogelijk maken. Zij bevestigt haar open karakter met een neutraliteitsverklaring. Bovendien wil de VLD de gemeenschapsscholen omvormen tot sterke neutrale onderwijsinstellingen met een eigen privaatrechtelijk statuut.

?Zoek in mij niet de rabiate verdediger van de Argo,? zegt De Gucht. ?Ik ben veeleer de verdediger van neutraal en pluralistisch onderwijs. De keuze tussen pluralistisch en confessioneel onderwijs blijft uiteraard. Als een gemeentelijke school voldoet aan de neutraliteitscriteria en als daardoor een Argoschool verdwijnt, dan zij dat maar zo. Wij zeggen dat er neutraal, pluralistisch onderwijs moet zijn, maar dit kunnen zowel de Argo of de gemeenten of, in een evaluatieve benadering, vrije scholen organiseren. We evolueren naar een inhoudelijk in plaats van een oorsprongscriterium. Dit zou op termijn een besparing en zelfs een meerwaarde voor het onderwijs zijn. Nu zijn er kleine Argoscholen die onder de kritische massa blijven. Wegens de huidige vrijekeuzeregeling blijven ze bestaan. Maar heeft die kleinschaligheid geen invloed op de kwaliteit van het onderwijs ? Aan de inzet van de leerkrachten zal het niet liggen, maar wel aan een beperkte beschikbaarheid van didactische middelen. De informatiemaatschappij vereist zware investeringen. Als in een bepaald gebied Argoscholen en gemeentelijke scholen binnen een neutraal concept meer zouden samenwerken en zelfs fuseren, betekent dat toch een versterking van het onderwijs.?

Zowel officiële als vrije scholen verlangen naar meer zelfstandigheid en autonomie. Daarom worden in de toekomst de belangrijkste onderwijspartners de individuele school en de onderwijsinstelling. Een onderwijsinstelling is een organisatorische en structurele entiteit. Ze bestaat uit één of meer scholen die in een bepaald gebied instaan voor de onderwijsvoorzieningen. De onderwijsinstelling zelf wordt de inrichtende macht.

?Plaatselijk wil men meer vat op het beleid van de school,? merkt De Gucht op. ?Dat is mogelijk in wat wij een onderwijsinstelling noemen. Het bestuur daarvan is democratisch verkozen uit al haar geledingen, directie, leerkrachten, ouders…?

Niet langer de koepelorganisaties zoals het VSKO zouden de gesprekspartner van de Vlaamse overheid blijven, maar een onderwijsforum dat verkozen wordt door en uit vertegenwoordigers van de onderwijsinstellingen. Zo wordt de macht verlegd van de koepels naar de scholen. In de praktijk heeft dit tot gevolg dat de inrichtende machten van het vrij onderwijs niet langer boven hun participatieraden staan. ?We stellen dus het lokale schoolgebeuren centraal,? bevestigt De Gucht. ?Hiervoor is een kritische massa nodig. Om enveloppefinanciering mogelijk te maken, opteren we voor onderwijsinstellingen van 1.000 à 1.500 leerlingen. Zo’n instelling, voor leerlingen van vijf tot achttien, zou alle courante basisrichtingen moeten kunnen aanbieden. Kleinere scholen zouden in erin kunnen blijven bestaan als autonome pedagogische entiteiten, maar binnen een globaal personeelsbeleid en een globale programmatie. Ze moeten vooral de binding met de lokale gemeenschap verzekeren.?

Onderwijsinstellingen kunnen op hun beurt vrijwillig onderling of met derden samenwerkingscontracten afsluiten. Dit kan bijvoorbeeld met bedrijven.

VERVROEGDE LEERPLICHT

De directies krijgen in de tijd beperkte mandaten. Er komen evaluatiemomenten voor de directeurs op het niveau van de onderwijsinstelling en de individuele school. De Gucht : ?Nogal wat scholen gaan kapot omdat de directie niet meevalt. De directeursakte in het gemeenschapsonderwijs zegt niets over de bekwaamheid van een persoon om een school te leiden of een team te motiveren. Ze zegt enkel iets over de bekwaamheid om wetteksten te memoriseren. Je moet mensen hebben die ernstig zijn opgeleid voor de directiefunctie.?

De VLD-onderwijsresoluties bevatten nog belangrijke nieuwe punten. In het huidige decreet op het basisonderwijs staat dat een schoolbestuur (inrichtende macht) uit het gesubsidieerd vrij onderwijs veelal katholiek de inschrijving van een leerling kan weigeren als het dit schriftelijk motiveert aan de betrokken ouders. Een inschrijving kan in geen geval geweigerd worden op grond van criteria die onbetamelijk zijn en waardoor de menselijke waardigheid in het gedrang komt, staat er letterlijk. De VLD verscherpt de acceptatieplicht van de vrije scholen. De partij stelt dat die de inschrijving van een leerling alleen uitzonderlijk kunnen weigeren, als het eigen onderwijsconcept, het levensbeschouwelijk of religieus karakter van de school in het gedrang zouden kunnen komen. Dit impliceert dat een vrije school een kind niet kan weigeren als de ouders het schoolreglement ondertekenen.

De leerplicht geldt volgens de resoluties van vijf tot achttien jaar. De derde kleuterklas wordt bijgevolg verplicht. Hiermee zou de school een eventuele taalachterstand of een algemene leerachterstand van een kind resoluut kunnen aanpakken. Leerlingen oriënteren naar een bepaalde onderwijsvorm zou pas vanaf veertien gebeuren. Tot veertien moet de differentiatie binnen de klas plaatsgrijpen. Voor de leerlingenbegeleiding zouden de scholen een beroep kunnen doen op PMS-centra die netoverschrijdend werken. Op die manier kunnen de centra een neutraal advies geven. Dit zou nu niet altijd het geval zijn, omdat PMS-centra de neiging hebben leerlingen binnen het eigen onderwijsnet te houden.

Ten slotte is de VLD aan het eind van het secundair onderwijs voorstander van een centraal georganiseerde, verplichte maar niet-bindende oriënteringsproef. Die zou niet alleen gericht zijn op kennis, maar ook op de toetsing van attitudes en de maturiteit. Samen met de leerlingen het resultaat van deze proef bespreken, zou hen beter helpen kiezen voor een hogere studie. De leerlingen kunnen dus zelf hun conclusies trekken en worden daardoor zelf meer in hun keuzeproces betrokken.

Gaby De Moor

Karel De Gucht : Om envelopefinanciering mogelijk te maken opteren we voor onderwijsinstellingen van duizend tot 1.500 leerlingen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content