Professor Werner Helsen, die zowel de Belgische als de internationale topscheids-rechters begeleidt, stoort zich aan de onophoudelijke kritiek op de mannen in het zwart: ‘Men gaat almaar vaker en harder over de schreef in het bekladden van de arbiter. Het dreigt totaal uit de hand te lopen.’

Zaterdag beëindigen Anderlecht op Racing Genk en Standard op AA Gent de Jupiler Pro League, editie 2008-2009. Het is in elk geval een seizoen vol rare capriolen geweest: de twee kandidaat-kampioenen startten beide matig, herpakten zich enigszins na Nieuwjaar, maar begonnen dan toch weer te kwakkelen, zodat Standard noch Anderlecht een kloof kon slaan voor de titel. Als daar maar geen testmatchen van komen. Onderaan op de ranglijst rezen geslagen clubs als Roeselare en Germinal Beerschot uit de doden op, en kwamen aanvankelijke revelaties als KV Kortrijk en Charleroi alsnog in zwaar weer. En dan hebben we het niet eens gehad over de spectaculaire opmars van AA Gent: vóór de winterstop een twijfelende ploeg, nadien wellicht het best voetballende geheel van eerste klasse.

Eén constante was er, in dit seizoen vol onzekerheden: de man in het zwart had het altijd gedaan. Kritiek op de scheidsrechter is ongetwijfeld van alle tijden, maar hoe er dit voetbaljaar op de arbiters werd ingehakt, is toch zelden gezien. ‘Het waren altijd hetzelfde paar individuen – we kennen ze ondertussen goed – die daarin over de schreef gingen. Keer op keer en tot vervelens toe. Dat maakt het enigszins makkelijker om de kritiek weg te lachen, maar van de andere kant: het bewijst dat je in België straffeloos de integriteit van de refs kunt aanvallen. En dat blijft onaanvaardbaar.’

Aan het woord is Werner Helsen, professor aan de Katholieke Universiteit Leuven en wereldtop in het begeleiden van scheidsrechters. Sinds Euro 2000 vond geen internationaal toernooi plaats zonder dat professor Helsen er de arbiters coachte. UEFA en FIFA zijn daar zo tevreden over dat ze hem al hebben vastgelegd voor het WK van 2010 in Zuid-Afrika én het EK van 2012 in Polen en Oekraïne. Ook de Belgische refs worden al enkele jaren door de Leuvenaar begeleid.

Werner Helsen: ‘Ze vragen mij en mijn medewerkers omdat wij, zonder het goed te beseffen, de pioniers zijn geweest. Tot voor Euro 2000 was niemand op wetenschappelijk niveau bezig met scheidsrechters. Daar lag dus een enorm braakliggend terrein, want meet maar eens wat een scheidsrechter allemaal doet in een wedstrijd: dat is topsport van het hoog- ste niveau. Tijdens een Champions League- match loopt een referee tien tot veertien kilometer. Dat is niet niks, het is bijvoorbeeld meer dan de spelers, maar als atletische prestatie geef ik toe dat het niet overdonderend is. Wat die tien à veertien kilometer wel indrukwekkend maakt, is dat refs tegelijkertijd ongeveer 1400 activiteitswisselingen doen: van lopen naar wandelen, van wandelen naar spurten, van spurten naar achterwaarts spurten, enzovoort. Zeker als je naar de leeftijd van scheidsrechters kijkt – tien, vijftien jaar ouder dan de spelers – is dat enorm.

‘Fysiek moet een arbiter dus top zijn, en dan begint het pas. Want nog belangrijker dan zijn fysieke presteren, is natuurlijk de correctheid van zijn beslissingen. We hebben berekend dat een scheidsrechter per match gemiddeld 130 zichtbare beslissingen neemt: voordeel geven, penalty geven, een kaart trekken. Tel daarbij nog de onzichtbare beslissingen, beslissen om niet te beslissen, en we komen ongeveer aan 200 beslissingen. Een voetbalwedstrijd is dus een ongelooflijk intensieve bezigheid, zowel fysiek als intellectueel. Aan de hand van die data hebben we trainingsschema’s opgesteld.’

Zijn er grote verschillen tussen scheidsrechters uit verschillende landen?

WERNER HELSEN: Toch wel. Een scheidsrechter is steeds het product van de voetbalcultuur waarin hij is opgegroeid. Vergelijk het met een Afrikaanse verdediger die zijn eerste matchen in Europa speelt. Vaak pakt zo’n debuterende Afrikaan rood voor een tackle met de twee voeten vooruit. In onze competitie is die actie not done, in Afrika hoort dat bij het voetbal. Een Afrikaanse scheidsrechter zal dan ook anders tegen een tackle aankijken dan zijn Europese collega.

Bij een groot toernooi wil FIFA natuurlijk dat de arbitrage zo uniform mogelijk is. Daarvoor werd E-Ref ontwikkeld, een digitaal platform waarop alle internationale topscheidsrechters een inlogcode krijgen. Dat is een site waarop ze hun trainingsschema’s kunnen raadplegen, maar bijvoorbeeld ook kunnen chatten met colle- ga’s, om de internationale uitwisseling van ideeën te bevorderen. Het paradepaardje van de site zijn de video-oefeningen op offside die we hier in Leuven hebben ontwikkeld.

Het beoordelen van buitenspel is een héél complexe problematiek. Een assis- tent-scheidsrechter moet tegelijkertijd kijken naar degene die de pass geeft én naar alle spelers die mogelijk de bal gaan ontvangen. Dat is niet vanzelfsprekend en in sommige gevallen is het zelfs onmogelijk.

Een grensrechter kan bij een vermeende buitenspelfase twee soorten fouten maken: vlagfouten en niet-vlagfouten. Als hij de vlag omhoogsteekt en het is geen buitenspel, is dat een vlagfout. Niet vlaggen wanneer het wél buitenspel is, noemen we een niet-vlagfout. Welke fout denkt u dat het meest voorkomt?

Vlagfouten. Er worden meer acties onterecht afgefloten dan dat er mag worden doorgespeeld bij buitenspel.

HELSEN: Dat klopt. En de verklaring ligt in de beperkingen van het menselijke oog, zo blijkt uit ons onderzoek. Wacht, ik zal u even een oefening voorschotelen. Ik toon een fase die gefilmd werd vanuit het standpunt van een grensrechter. Nadien geef ik u vijf foto’s en moet u mij zeggen waar de aanvaller stond op het moment dat de bal vertrok ( start het filmpje). En, wat denkt u?

Foto 5, net buitenspel.

HELSEN: ( lacht) Wel, dat antwoordt bijna iedereen. En toch was het foto 2, géén offside. Uit ons onderzoek blijkt dat zelfs ervaren assistent-scheidsrechters dezelfde fout maken, zij het minder vaak dan u of ik. Maar geef toe, als u in die match grensrechter zou zijn geweest, en de commentator had nadien de beelden frame per frame stilgezet, dan had u zich ferm belachelijk gemaakt, nee? We mogen die oefening nog tien keer opnieuw doen: ik voorspel dat u er vaker naast zit dan niet.

De reden van de vergissing is een perceptuele illusie die we het flash lag-effect noemen. De menselijke waarneming bij het inschatten van een bewegend voorwerp komt zelden overeen met de realiteit. We zien zo’n object bijna altijd verder dan waar het zich in werkelijkheid bevindt. Onze hersenen anticiperen als het ware op waar het object zal zijn. Grensrechters staan voor een nog grotere uitdaging, want bij een buitenspelsituatie zijn er bijna altijd meerdere bewegende objecten in het spel.

Dat flash lag-effect opvangen is niet zo makkelijk. Roland Van Nylen, ondertussen gestopt maar vroeger een van onze beste grensrechters, werkte bijvoorbeeld met een eenmeterregel. Als hij bij een betwistbare fase meer dan één meter afstand zag tussen de aanvaller en de laatste verdediger op het moment dat de pass wordt gegeven, dan gaf hij voordeel. En uit onze tests bleek dat Van Nylen het bijzonder vaak juist had. Maar dat is natuurlijk niet een systeem dat voor elke situatie werkt, want je moet ook rekening houden met de snelheid van de aanvaller. Oefen heel veel, tot het corrigeren van de flash lag een tweede natuur wordt, dat is de enige tip die ik kan geven.

Hebt u deze oefening ook al eens gedaan met de trainers van eerste klasse?

HELSEN: Nee, maar ik ben daar wel vragende partij voor. Ook de journalisten en de voetbalcommentatoren zijn trouwens welkom. Men levert vaak en graag kritiek op de arbiters, zonder te beseffen hoe moeilijk het is om een match te leiden. Wachten op de televisiebeelden en dan maar schieten op de man in het zwart, dat is al te makkelijk.

Hoe betrouwbaar zijn televisiebeelden eigenlijk? Ziet een camera alles?

HELSEN: Hoegenaamd niet. Ik herinner me op het laatste Europees Kampioenschap een Duits en een Italiaans tv-sta- tion die van één spelfase beelden uit twee verschillende invalshoeken hadden en bijgevolg een totaal andere interpretatie van dat duel gaven. En in beide gevallen waren de commentatoren honderd procent zeker van hun zaak, hè.

Met tv-beelden moet je altijd oppassen. Er zijn blijkbaar coaches die via de tv-beelden hun grote gelijk trachten te halen en zelfs clipjes plaatsen op hun website ( de site van KV Kortrijk vermeldt sinds enkele weken hoeveel punten de ploeg had moeten hebben, met begeleidende tv-beelden, nvdr). Daar heb ik ethisch natuurlijk vragen bij, maar hoe zielig wordt dat niet als de beelden de coach zelfs ongelijk geven?

Om het op buitenspel te houden: als de camera op dezelfde lijn staat als de laatste verdediger, mag men dan afgaan op de beelden?

HELSEN: Zelfs dan niet. Ten eerste omdat ze die virtuele buitenspellijn altijd veel te dik tekenen. Bovendien bestaat er het parallaxprobleem. Iedereen zal het erover eens zijn dat een grasstrook aan de linkerkant van het veld even breed is als rechts. Toch toont de linkerkant, bekeken vanuit het standpunt van de camera, een stuk kleiner. En dat vervormt het beeld, zodat je eigenlijk niet met zekerheid kunt bepalen of een speler al dan niet buitenspel staat. In feite zou men het beeld moeten rekken bij het uittekenen van een buitenspellijn. Dan heb je, in principe, wel zekerheid, maar je ziet op dat moment beter dan het menselijk oog, een luxe die de grensrechter natuurlijk niet heeft.

We moeten gewoon aanvaarden dat het geen zin heeft om te discussiëren over een buitenspelbeslissing waar minder dan dertig centimeter verschil op zit. Als de afstand zo klein is, is dat voor de menselijke perceptie niet waarneembaar en is commentaar achteraf in feite onfair. Punt uit. In het buitenland doet men het zo. Ik kijk regelmatig naar de Premier League op Sky TV: bij minieme verschillen zullen de analisten daar zelden kritiek geven als de scheidsrechter zich eens vergist.

Bent u gewonnen voor ‘videorefereeing’?

HELSEN: In februari hadden we een meeting met de beste scheidsrechters van Europa. Er werden beelden getoond van tackles waarna de toprefs moesten argumenteren of het geel, rood of een correcte tackle was. Je zou schrikken hoezeer de antwoorden uiteenliepen. Zelfs de allerbeste scheidsrechters kunnen situaties soms anders interpreteren. Al zet je een panel van tien videoscheidsrechters naast iedere match, zekerheid of uniformiteit zul je nooit kunnen garanderen. De controverse zal toch sowieso nooit stoppen.

De Belgische scheidsrechters hebben dit seizoen bakken kritiek over zich heen gekregen. Dat moet zwaar geweest zijn voor hen.

HELSEN: Dat was ook zo. Zeker omdat de kritiek meedogenloos en ongelooflijk verregaand was. De voorzitter van de Prof- liga heeft zelfs onomwonden verklaard dat de Beker van België vervalst is door de arbitrage… dat was er mijlenver over. En de dag na de match waarin zijn club werd uitgeschakeld, heeft die man dat zelfs in alle kalmte herhaald. Dat hij zoiets zegt vanuit zijn positie, valt niet goed te praten.

Hoe had de voetbalbond moeten reageren? Had men Ivan De Witte voor die uitspraak moeten schorsen?

HELSEN: Daar wil ik niet verder op ingaan. Maar als iemand in Europees verband dat soort uitspraken pleegt, hangt hem een boete van tienduizenden euro’s boven het hoofd. Is het niet merkwaardig dat in een competitie als de Champions League, waar veel meer geld op het spel staat en waar af en toe ook al eens een discutabele beslissing valt, er doorgaans veel meer fair play wordt getoond? Maar die fair play komt er niet vanzelf. UEFA is zich ongelooflijk bewust van zijn voorbeeldfunctie en durft gerust kordaat in te grijpen.

Dus de kritiek was volkomen onterecht? De refs hebben niet slechter gefloten dan andere jaren?

HELSEN: Iedereen maakt fouten. Is het normaal dat topspelers penalty’s missen, zelfs op Champions Leagueniveau? Nee, dat is niet normaal, maar het is wel menselijk. Voetbal wordt gespeeld maar ook geleid door mensen, vergeet dat niet.

Er zijn zelfs clubs die hebben overwogen om bepaalde scheidsrechters te wraken voor hun matchen. Het begin van het einde, als zoiets gebeurt?

HELSEN: Dat lijkt me wel, ja. Ik snap dat ook niet. Een club die op die manier de integriteit van de scheidsrechters in vraag stelt, kan er toch maar beter mee stoppen? Ik noteerde dit jaar de uitspraak: het zijn de scheidsrechters die bepalen wie top vijf speelt. Als een club echt meent dat de competitie niet eerlijk verloopt, waarom doet ze dan nog mee? Dat is toch niet consequent? Hoe kan een clubleider voor zichzelf dan het geld en de tijd die hij in het voetbal steekt verantwoorden? En welk signaal geeft men zo aan de supporters?

Het kan nochtans anders; zouden Ariël Jacobs, Jan Ceulemans of Laszlo Bölöni zich nooit benadeeld hebben gevoeld door een scheidsrechterlijke beslissing? Natuurlijk wel, maar zij gaan met de teleurstelling professioneel en volwassen om. Er zijn trainers en bestuurders die daar gerust een voorbeeld aan kunnen nemen.

Was u bij die incidenten tevreden met de respons van de voetbalbond? Hebben zij de scheidsrechters voldoende beschermd?

HELSEN: Daar geef ik liever geen commentaar op, want dat is mijn taak niet. Er bestaan commissies die geschillen tussen scheidsrechters en clubs moeten oplossen. Ik ga ervan uit dat zij dat naar eer en geweten doen. Tegelijk kan ik niet anders dan vaststellen dat men almaar vaker en almaar harder over de schreef gaat in het bekladden van de arbiter. Zeker dit seizoen dreigt het totaal uit de hand te lopen. Ik maak me zorgen over de manier waarop de arbitrage geviseerd wordt in België. Als je ziet wat er allemaal gedoogd wordt aan de top, wat gebeurt er dan wel niet op provinciaal niveau?

Daar gaat het niet goed. De verhalen van refs uit het regionale en het jeugdvoetbal, zijn schrikwekkend.

HELSEN: Logisch. Dat krijg je als niemand de voorbeeldfunctie van eerste klasse beschermt. Natuurlijk maken mensen fouten, maar over het algemeen beschikt België over heel goede arbiters. Onze refs gaan regelmatig op uitwisseling naar Nederland. Wel, daar worden ze op handen gedragen. En kijk naar de internationale aanduidingen én het goede presteren van Frank De Bleeckere, Paul Allaerts en Serge Gumienny. Claudine Brohet fluit dit jaar de Champions Leaguefinale bij de dames. Je kunt toch niet meer ernstig beweren dat onze scheidsrechters hun vak niet verstaan?

Er wordt nogal eens gezegd dat onze top- scheidsrechters in het buitenland beter flui- ten dan in de eigen competitie. Klopt dat?

HELSEN: Die perceptie bestaat en dat is trouwens niet louter een Belgisch fenomeen: Pierluigi Collina heeft in Italië ook moeilijke seizoenen gekend, net als Anders Frisk in Zweden. Sant in eigen land zijn is voor een arbiter moeilijk, omdat men telkens met een voorgeschiedenis naar een wedstrijd trekt. De ploegen kennen je, komen je zelfs regelmatig tegen. Op de duur telt men de betwistbare fases op en denkt men: verdorie, die ref gaat ons toch niet weer liggen hebben. Bij Europese matchen vertrekt een scheidsrechter met een propere lei. Dat fluit altijd makkelijker.

KUNT U HET BETER DAN DE MANNEN IN HET ZWART? OP www.knack.bE/EXTRA VINDT U VIJF OEFENINGEN OP BUITENSPEL, DIE OOK WORDEN VOORGELEGD AAN DE INTERNATIONALE ASSISTENT-SCHEIDSRECHTERS. ERVAAR MET EIGEN OGEN HET FLASH LAG-EFFECT. NATUURTALENTEN KUNNEN GELIJK DOORKLIKKEN NAAR: www.wordscheidsrechter.be.

vijf oefeningen op knack.be/extra

DOOR JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content