Gespeeld of welgemeend, aan goede voornemens is er in deze periode geen gebrek. Meer dan ooit bestaat er vooral in de politiek een grote behoefte aan de omzetting ervan in waarneembare realiteit. Nog tijdens de eindejaarsperiode blonk een aantal politieke tenoren immers nog eens extra uit in huichelachtigheid en minachting voor een minimum aan politieke ethiek. We beperken ons tot twee voorbeelden.

De gewezen Duitse kanselier Gerhard Schröder krijgt van Moskou de post toegewezen van voorzitter van de raad van bestuur van de nieuwe maatschappij die een rechtstreekse gaspijpleiding zal bouwen tussen Rusland en West-Europa. Het initiatief van deze pijplijn gaat uit van de Russische energiereus Gazprom en de Duitse energiebedrijven BASF en E.ON Ruhrgas. Over de economische deugdelijkheid van dit project bestaat twijfel, maar wel staat als een paal boven water dat de Russische president Vladimir Poetin via dit project politiek-strategische rekeningen wil vereffenen met vooral Polen en Oekraïne. Deze twee landen tonen zich veel te onafhankelijk naar de zin van Moskou en verwerven ondertussen inkomsten uit de liggende pijplijnen.

Vanuit het standpunt van het politieke fatsoen vallen twee elementen op: primo, dat Schröder tijdens zijn kanselierschap alle zeilen bijzette om dit project erdoor te krijgen en, secundo, de grote onduidelijkheid over de vergoeding die Schröder voor deze job zal opstrijken. Belangenvermenging en oneigenlijk gebruik van het openbare ambt zijn hier duidelijk aan de orde. Wie zal nu trouwens vanuit Duitsland of de rest van Europa de Amerikaanse president Bush nog kunnen aanspreken op zijn (zeer reële) banden met de Amerikaanse olie-industrie?

In België scheerde vice-premier en minister van Begroting Freya Van den Bossche de voorbije weken hoge toppen. We zullen het niet hebben over haar briljante rekenvermogen of haar volslagen infantiele opmerkingen over de Nederlandse ministers en hun beleid. Nog zorgelijker zijn immers de jongste initiatieven die onder auspiciën van haar genomen worden om de begroting voor dit jaar uit het rood te houden. De overname van het pensioenfonds van het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen en van de NMBS moeten de federale regering op de valreep nog 570 miljoen euro opleveren. Dit bedrag versterkt het vermoeden dat de regering met een gat van méér dan 0,5 % van het bbp zit.

Deze transacties liggen volkomen in de lijn van wat er enkele jaren geleden gebeurde met het Belgacom-pensioenfonds. De federale overheid strijkt de activa op die in deze pensioenfondsen zitten en brengt zo haar lopende begroting in evenwicht. De verplichtingen van die pensioenfondsen, namelijk de pensioenen uit te keren aan de werknemers van Belgacom, NMBS en Havenbedrijf, worden door de overheid bijgeschreven bij de al torenhoge pensioenverplichtingen waarvoor geen adequate financieringsbasis bestaat. De regering creëert dus een nog grotere put voor de toekomst om een probleem van vandaag ‘op te lossen’.

In het geval van de NMBS speelt dit gesjoemel zich af in een soort van multidimensionale virtualiteit. Het pensioenfonds van de NMBS… bestaat namelijk niet. De NMBS leent om aan haar pensioenverplichtingen te kunnen voldoen, maar gaat dat bedrag nu doorstorten aan de federale begrotingskas. Bovendien nam de overheid nog niet zo lang geleden een pak schulden van de NMBS over om de leefbaarheid van de onderneming te garanderen. Nu zet diezelfde overheid diezelfde NMBS aan om opnieuw méér schulden te maken, niet om het belang van de onderneming te dienen maar om een gat in de federale begrotingskas te vullen.

Een boutade zegt dat we de politici hebben die we als volk verdienen. Hoog tijd dus voor Belgen en Duitsers om zich eens te bezinnen over het politieke personeel dat het lot van het land in handen krijgt.

Johan Van Overtveldt is directeur van de denktank VKW Metena.

Johan van Overschelde

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content