Anna Luyten Freelance journaliste

In het Museum van Hedendaagse kunst in Antwerpen opent op 17 december een grote tentoonstelling met werk van kunstenaars uit de Canadese stad Vancouver. Een bezoek aan het atelier van een van hen: Steven Shearer.

info : Van 17/12/2005 tot 26/02/2006 in het Muhka in Antwerpen.

Ergens in een verre uithoek van de wereld ligt Vancouver, geborgen tussen bergen en zee. Bevolkt door 600.000 inwoners waarvan meer dan dertig procent Aziatisch is. Het is de grootste stad van de Canadese provincie British Columbia. Het stedelijke en natuurlijke landschap wordt door mensen uit de filmwereld geprezen als ‘bruikbaar als lookalike van zowat iedere plek ter wereld’. Het is de laatste grote stad op weg naar het Noorden. In 2010 worden er de Olympische Winterspelen georganiseerd. Vancouver wordt al jaren in internationale onderzoeken beschouwd als ‘de meest leefbare stad ter wereld’. Het is een stad op weg naar een ijskoud en bevroren niemandsland, die alle leven uit de steden die op de wereldkaart onder haar liggen op haar manier opzuigt. Honderdvijftig jaar geleden was het een nog grotendeels onontgonnen wildernis.

In Vancouver wonen en werken een aantal kunstenaars die op hoog inter-nationaal niveau zijn doorgebroken. Schrijver en kunstenaar Douglas Coup-land woont er. De kunstenaars Jeff Wall en Stan Douglas wonen er. Ian Wallace en Ken Lum wonen er. De meesten van die kunstenaars hebben op een of andere manier het landschap en de metropool waarin ze wonen als een thema van hun werk aangeboord. Het innerlijke en uiterlijke landschap van de stad vormt er een spanningsveld.

In dat Vancouverlandschap ligt ook het atelier van de jonge Steven Shearer. In een oude industriewijk langs de haven. Langs de trap omhoog naar zijn atelier hangt een affiche van een tentoonstelling van de Belgische kunstenaar Luc Tuymans.

***

Op de muur grote woorden:

MARCHING OVER BLOOD.

ABORTED EXISTENCE.

VOMITING IN PARADISE

Naast de sofa:

Kunstboeken van Matisse en Munch.

Op de schildersezel:

Een haarfijn getekend portret van een man met lang haar. Een soort Rembrandt.

Uitgeduwde tubes acrylverf.

Onder de tafel: een schoen.

Boven de tafel: een bericht: ‘Sorry Steven, when we talk about celebrating cultural diversity, we don’t mean you.’

Vanuit het raam: een hoge besneeuwde berg.

Aan de linkermuur: vreemd soort prachtige mozaïeken. Kleurencombinaties van ver. Mensencombinaties van dichtbij.

Aan de rechtermuur: een collage van foto’s van versierde kerstbomen, kerstbomen op hun kop. ‘Zo allemaal samen lijken die bomen op kandelaars. Het omkeren ervan is een verwijzing naar het satanisme’, zegt Shearer. ‘Omgekeerde kerstbomen zijn de nieuwste rage in New York’, kopte de Vancouver Sun die week.

‘Tiens’, zegt Shearer.

***

Shearer spreidt een groot vel papier uit over de tafel. Een collage van slapende mensen. ‘Ik ben een soort antropoloog’, zegt Shearer. ‘Ik zoek op foto’s die ik van internet pluk menselijke landschappen.’ Het kinderlaken van een baby, een oude sofa, een versleten stoel, het zijn achtergronden en landschappen die pas op het tweede zicht opvallen. Wat opvalt zijn open monden, gesloten oogleden, pukkels, gerimpelde kelen van mensen die slapen in foetushouding, die slapen met open handen, met achterover gekanteld hoofd, met naar voren gebogen aangezicht. Een landschap van ingeslapen weerlozen.

Het is de kleur van al die mensen samen die het werk zo fascinerend en beeldend maakt. Een surrealisme opgebouwd uit al te realistische foto’s. De portretten zijn als aparte kleurtoetsen. Bij Shearer krijgen snapshots een ander soort betekenis. ‘Ik vraag me vaak ontsteld af: waarom krijg ik toegang tot al die mensen wier foto’s op het wereldwijde net drijven? Ik zie er de poëzie van in. Ik pluk ze uit die vloed en geef ze opnieuw een fysieke vorm. Een karkas. Ik geef ze iets terug. Ik richt hen terug op zichzelf.’

***

Steven Shearer groeide in de jaren zeventig op in een buitenwijk van Vancouver: Coquitlam, een arbeiderswijk. Niet alleen internet, ook zijn jeugd is een bron waaruit hij put. Soms gebruikt hij in zijn werk oude tienermagazines, snel gemaakte foto’s van popidolen of posters. Hij speelde in die buitenwijk van de groeiende metropool gitaar in de kelder van het huis van zijn ouders. Hij bonkte met zijn hoofd mee op het ritme van heavy metal songs. Hij was er op zoek naar wie hij was. Hij componeerde er zichzelf.

Het werk aan de linkermuur van zijn atelier is niet alleen een fascinerende kleurencompositie, het is – van dichtbij bekeken – ook een fascinerende mensenzee van mannen die spelen op een gitaar. ‘Kijk nu toch hoeveel informatie er zit in slechte fotografie.’ Het is een collage van het al te menselijke. Shearer schuimt al jarenlang e-bay af. Niet omdat hij op zoek is naar een gitaar, wel omdat hij niet loskomt van de nieuwsgierigheid waarmee mensen zichzelf en hun gitaar aanprijzen. En wat voor informatie je op e-bay allemaal vinden kan over de leefomstandigheden van mensen in deze tijd. Shearer: ‘Hoe mensen een utopische ruimte scheppen en de manier waarop ze zichzelf te kijk stellen op internet. In de periferie zoek ik toegang tot een eigentijdse geschiedenis van de mens. Ik beschouw het internet als een grote antropologische bibliotheek.’

Wat hij zoal ontdekte: ‘Alle naakte gitaristen op het internet blijken Duitsers te zijn. Vrouwen vinden het blijkbaar niet belangrijk om zichzelf te laten bekijken op het internet.’

Wat men opeens opmerkt in zijn collage, is wat achter de man en de gitaar bestaat: het behang, de achterkamer, het tuinhok, de slaapkamers. Al die huiselijke informatie die bij Shearer ophoudt ruis te zijn. En wat voor dromen er indirect op al die foto’s zichtbaar zijn: ‘Je ziet dat die mensen even in een eigen wereld leven, met een gitaar voor hun buik.’ De fascinatie die van Shearers werk uitgaat is de fascinatie voor het al te menselijke. ‘Sommige mensen denken dat ik er een soort ironische bedoeling mee heb. Dat is niet zo. Ik stop er ook autobiografische elementen in. Ik wil zowel iets zeggen over al die mensen samen als over mezelf.’ Hij wijst een kleine foto aan van een man tussen de zovele andere mannen. ‘Dat ben ik.’ Zoals Hitchcock in zijn eigen films verscheen, verschijnt Shearer ook vaak zelf in zijn collages.

Zo leeft Shearer al jaren tussen zijn archief van de duizenden foto’s die hij van internet plukt. Op een bepaald ogenblik plaatst hij ze zorgvuldig naast elkaar en van het geheel wordt een metersgrote digitale print gemaakt die eruitziet als een abstract schilderij, maar een waarbij je steeds dieper in het concrete treedt. ‘Het is van de selectie dat een kracht moet uitgaan. Ik plaats de foto’s in een bepaalde grootte, bepaal nauwkeurig de schaal en pas op het geheel het principe van de gulden snede toe. En daarnaast is het dan een soort statische documentaire van wat mensen van zichzelf verwachten.’

Meer dan achthonderd foto’s van langharige mannen verzamelde hij. Lang haar dat op alle manieren naar beneden hangt. Bij sommige foto’s van de langharigen bleef hij lang stilstaan. Van sommigen maakte hij ambachtelijk gemaakte tekeningen, geïnspireerd door oude meesters als Van Dyck. Of begon hij ze te schilderen naar een voorbeeld van Munch. ‘Kijk, deze langharige staat precies op zijn foto zoals een man aan de bar eind vorige eeuw.’

Anna Luyten

‘Ik beschouw het internet als een grote antropologische bibliotheek.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content